Bedrijven investeren steeds minder in R&D

Nieuws | de redactie
20 november 2006 | De uitgaven van de Nederlandse bedrijven aan R&D bevinden zich in een vicieuze cirkel naar beneden. En dat terwijl de publieke investeringen in R&D (van overheid en universiteiten samen) juist boven de gemiddeldes van de EU- en de OECD-landen zitten.

De onderzoekers A. de Grip en W. Smits van het ROA analyseren in de Technomonitor 2006 van het Platform Bèta Techniek hoe dat komt.

“Hamvraag is waarom Nederlandse bedrijven zo weinig investeren in R&D. Een mogelijke verklaring is de specifieke sectorstructuur. Productie en export zijn in Nederland vooral gericht op kennisextensieve activiteiten. Zo domineert Nederland de wereldmarkt in het landbouw- en voedingscluster, waaronder bijvoorbeeld snijbloemen en bloemknoppen vallen. Toch is dat niet het hele verhaal; in vergelijking met de R&D-uitgaven van dezelfde sectoren in het buitenland blijft Nederland ook ver achter. Zorgwekkend is ook dat de R&D- intensiteit sinds 1987 structureel gedaald is, terwijl dit cijfer in andere landen wel stijgt. Met andere woorden: de kloof tussen Nederland en de concurrerende landen is groter geworden. Mede om deze reden heeft het bedrijfsleven in de Kennisinvesteringsagenda 06-10 van het InnovatiePlatform aangegeven actie te ondernemen om deze bijdragen te verhogen.

Schaarste aan hoogopgeleide bètatechnici

Een andere mogelijke oorzaak van de lage private R&D- uitgaven is de schaarste aan hoogopgeleide bètatechnici. Het percentage bètatechnici tussen 5 en 5 jaar is in Nederland bijna het laagst van alle OECD-landen. Wanneer we naar het aantal vrouwen met een hogere bètatechnische opleiding kijken, is het plaatje nog slechter. Dan bezet Nederland zelfs de laatste plaats. Nadeel van deze schaarste is dat bedrijven die R&D-activiteiten ontplooien, uit dezelfde (kleine) vijver van bètatechnisch talent moeten vissen. Hierdoor kan het beperkte aanbod aan bètatechnici niet alleen gevolg, maar ook oorzaak zijn van de beperkte R&D-uitgaven in het Nederlandse bedrijfsleven.

Organisatie R&D- activiteiten

De schaarste aan hoogopgeleide bètatechnici (onderzoekers) heeft niet alleen gevolgen voor de R&D-intensiteit, maar ook voor de organisatie van R&D- activiteiten. Zo lijkt het alsof er bij de uitvoering van R&D-activiteiten zoveel mogelijk gebruik gemaakt wordt van ondersteunend personeel. Daarnaast zetten bedrijven hun bètatechnici vooral in bij activiteiten die veel opleveren. Dat valt tenminste te concluderen uit het aantal patenten per geïnvesteerde euro. Nederland scoort met elf patenten per honderd miljoen dollar aan R&D-uitgaven hoger dan de EU- en OECDgemiddelden. Laatste gevolg van het beperkte aanbod aan bètatechnici is dat in bepaalde sectoren relatief veel buitenlandse bètatechnici worden ingezet. Dit geldt met name voor universiteiten en chemische bedrijven.

Vicieuze cirkel
Het beschrijven van de R&D- intensiteit is een complexe aangelegenheid. Allerlei factoren spelen een rol en kunnen niet of nauwelijks los van elkaar worden gezien. Letterlijk alles grijpt in elkaar. Twee feiten zijn zeker: de uitgaven aan R&D in Nederland liggen onder het gemiddelde van EU- en OECD-landen. Hetzelfde geldt voor het aanbod aan hoogopgeleide bètatechnici. Het percentage vrouwelijke bètatechnici is in Nederland zelfs het laagst van alle EU- en OECD-landen. Over oorzaken en gevolgen van deze situatie is minder duidelijk. Nederland lijkt een beetje klem te zitten in een vicieuze cirkel. Enerzijds is de lage R&D-intensiteit het gevolg van een beperkt aanbod aan bètatechnici, anderzijds kan dat aanbod ook beperkt zijn omdat de uitgaven aan R&D achter blijven”.

U leest de Technomonitor van het Platform Bèta Techniek hier.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK