‘Een tikje de burgemeester van Academisch Nederland’

Nieuws | de redactie
8 november 2006 | Ed d’Hondt verlaat de VSNU. De voorzitter van de universiteitenkoepel en bestuurder pur sang sprak met ScienceGuide over zijn ervaringen in en met het hoger onderwijs, de Haagse politiek en het openbaar bestuur.

Besturen, een vak

Een essentiële overeenkomst van het besturen van een gemeente met het bestuur van een universiteit is de focus: je bent bezig met problemen en zoekt oplossingen zonder dat het er allereerst om gaat dat jij je gelijk haalt. De rol van een burgemeester – zoals ik in Nijmegen was – en die van de voorzitter van de VSNU is dan grappig genoeg wat dezelfde. Je moet heel vriendelijk met de vraagstukken en de betrokken mensen omgaan om resultaten te boeken.

Dat is de manier om met hen samen echt iets te bereiken dat je wilt. Ik was inderdaad een tikje, ‘de burgemeester van Academisch Nederland’, ik deed mijn best de zaak bij elkaar te houden en zo voortgang te maken. Zo’n soort burgemeester dus.

Een duidelijk verschil met het openbaar bestuur is de omgeving van mensen in de universiteiten. De rijke aanwezigheid van heel veel getalenteerden, het is toch wel een bovengemiddeld stukje Nederland. Voordeel is dat je dan nooit iets lang hoeft uit te leggen, ze zijn allemaal reuze slim. Maar dat maakt de bestuurlijke besluitvorming niet meteen minder ingewikkeld dan in een gemeente, beslist niet. Het kan vaak langzamer gaan, want hier moet je mensen, elk apart en elkaar, inhoudelijk zwaar overtuigen. Dat is in het wo vaak noodzakelijker dan elders, dat zit in dit type mensen natuurlijk vast. Die vele boeiende mensen maakten mijn werk bij de VSNU daarom wel érg interessant.

In dat werk merkte ik steeds weer het frappante verschil tussen vergaderingen in het gezelschap van de rectores en met de collegevoorzitters. De sfeer is anders, de omgang. Rectores zijn altijd nieuwsgierig naar hoe dingen bij anderen, in andere vakgebieden gaan, naar opvattingen en ervaringen. Ze blijven daarin de wetenschappers die zij toch zijn.

Collegevoorzitters zijn ook vol belangstelling, maar ze zitten elkaar ook altijd wat te bekijken in vergaderingen, bepalen hun posities, kijken naar de krachtsverhoudingen en bestuurlijke belangen. Men loert wat naar de ander, naar elkaar. Dat lijkt veel meer op een college van B&W en een gemeenteraad! Machtsvragen, non-interventiegedrag en je eigen portefeuille beschermen zijn daar meer aan de orde. En dan toch ga je samen aan de slag om een besluit, een resultaat te bereiken.

Wat was leuker?

Wat vond ik nou leuker, het burgemeesterschap of de VSNU? Als burgemeester had ik een heel zware functie, er kwamen veel rollen bij, korpsbeheerder en dergelijke. Ook internationaal veel dingen, van contact met China tot in het oude stadje Pskov in Rusland, veel met de Duitse buren ook.

Bij de VSNU lag de focus veel meer op één centraal thema, was de ‘bestuurlijke drukte’ eromheen duidelijk minder. Wel had ik veel intensiever en directer contact met de meest betrokken bewindslieden. Met Loek Hermans bijvoorbeeld liep dat altijd heel vlot, omdat hij een vergelijkbare bestuurlijke aanpak en ervaring had. Je begreep elkaar al heel snel.

Als burgemeester had ik natuurlijk ook veel te doen met de departementen in Den Haag, maar dat lag heel anders. Het waren contacten met een grote reeks verschillende ministeries, BZK en Justitie voorop. En toen we in Nijmegen bijvoorbeeld een brug wilden bouwen, liepen zulke contacten ook met ambtelijke medewerkers van allerlei andere ministeries. Dan praat je als burgemeester ook met veel gespecialiseerde ambtenaren, probeer je met hen tot afspraken te komen en zo meer. Een brug helpen bouwen…..ja, het is een mooi beeld.

Maar wat was nu leuker? Nou, er waren in beide functies ook niet-leuke fasen, hoor. Als burgemeester was er een periode van een grote overstroming en de gevaren daaromheen. Ik vond zo’n noodtoestand echt niet leuk om mee te maken. En bij de VSNU was het ook niet alleen maar aardig. Toen Rutte zich niet aan de afspraken hield die we dachten te hebben over de invoering van de leerrechten. Dat vond ik heel erg. Ja, ik was op ons jubileumfeest, toen dat ineens speelde, echt boos. Woest.

Maar kijk ik nu terug… die grote variëteit van boeiende, bijzondere mensen in de universiteiten vond ik toch wel erg leuk in mijn werk, de ontmoeting met ze, de contacten. Wellicht is dat dan toch nóg leuker dan het werk als burgemeester.

Bos en Balkenende, 1 jaar later

Het waren heftige gesprekken die ik met Wouter Bos had. In mijn interview met jullie vorig jaar met Prinsjesdag was ik heel kritisch op zijn HO-visie, dat klopt. “We moesten maar eens een kopje koffie drinken,” zei ik toen. Nou, het werd dus twee keer koffie drinken … heftig was het. Ik geloof dat er van mijn kant flink wat geluid naar hem toe kwam, ik was ook wat langer aan het woord, denk ik.

Velen zeiden zulke dingen tegen hem, ik stond niet alleen. In de programcommissie zaten verstandige mensen als Trude Maas, en ook Frans Leijnse sprak met hem. Wouter Bos trekt zich er wat van aan, hij luistert en dat pleit voor hem. Je ziet dat het PvdA-program nu meer samenhang vertoont rond het HO-beleid. Er dreigde een fragmentatie van allerlei beleidspunten die gezamenlijk niet een impuls, een incentive waren om de onderfinanciering van het HO echt te redresseren. Maar dan nog, ik blijf voor de toekomst wantrouwig. Bos heeft nu een meer samenhangend HO-betoog, maar in zijn programma staat geen enkel bedrag, geen concrete financiële uitwerking op dit punt.

Ik had niet gedacht dat Balkenende als premier zó zou verder groeien. Het is opvallend dat hem dat toch is gelukt. Het Innovatieplatform bijvoorbeeld, dat blijft een uitstekend initiatief. Daar is ook heel wat gebeurd, zodat een veel grotere urgentie beseft wordt bij het thema ‘kennis’. Het platform moet zich nu durven om te vormen, de eerste fase ervan is voorbij. De kennisinvesteringsagenda biedt ook een goede basis om zo’n omvorming nu goed in te vullen.

Toch merk je dat Balkenende het ook lastig vindt leiderschap binnen het platform op een goede manier te ontplooien. De Finse aanpak – waar het op gebaseerd is – kan in ons land ook nogal moeilijk. Wij blijven toch steeds weer polderen, afspraken onderling verdelen. De premier wil daarbij anderen tot hun recht laten komen. Dat maakt het lastig om ervoor te zorgen dat de voorstellen van het Innovatieplatform vervolgens ook in concreto waargemaakt worden. Hij kan dan niet ineens met de vuist op tafel slaan, hij moet ook daarin zich terughoudend opstellen.

Open bestel?

De verkiezingsprogramma’s van CDA en PvdA zijn door de discussies intern bijgesteld. Eerst leek het net of zij niet zagen dat wij in Nederland al een open bestel hebben. Dat ze daarnaar toe wilden werken, was dus verwarrend. Ik heb op dat punt samen met Roel In’t Veld indringend met Wouter Bos gesproken. Ons bestel is namelijk al lang heel open: als je geaccrediteerd bent, voldoe je kwalitatief om HO-aanbod te verwezenlijken. Dan kun je ook publieke bekostiging ontvangen, als de politiek verantwoordelijken daartoe besluiten. Die zullen daar dan politiek de redenen – en de moed – voor moeten vinden, maar het HO-bestel zelf zit dan niet in de weg.

Als dat moed vergt en die is er niet, tja … Het is hoe dan ook een misverstand te denken, dat ons land geen open HO-bestel kent. Al bij de GATS- onderhandelingen bleek dat een misvatting te zijn.

Verrassing. Tegenvaller. Trots

Mijn grootste verrassing? Dat de invoering van BaMa er in een keer zonder meer doorkwam in het wo. In een enorm tempo heeft men dat in de universiteiten goed doorgevoerd. We lopen in Europa op dit punt in één keer helemaal voorop. Ik heb nog nooit meegemaakt dat men zo’n ingrijpende structurele hervorming zó snel wist te realiseren.

Dat Rutte de leerrechten-afspraken niet nakwam, is voor mij een van de grootste teleurstellingen geweest. Het heeft de goede verhoudingen, de vertrouwensrelatie zó verstoord. En dat had een getalenteerd politicus als Rutte natuurlijk kunnen aanvoelen. Het was ook helemaal niet nodig. En het ministerie van OCW heeft er na Rutte’s vertrek nog steeds last van dat zoiets gebeurde.

Waar ik trots op ben is het evenwicht dat we in ons beleid overeind hebben gehouden tussen onderwijs, onderzoek en valorisatie. Valorisatie van de kennis is niet langer een soort blindedarm, een aanhangsel van het geheel van de kennisontwikkeling. En ook onderwijs en onderzoek zijn meer gelijkwaardige elementen geworden. Dat gaat niet vanzelf: in het beleid is het nog zo, dat de minister het onderzoekbeleid doet en ervoor het onderwijs een staatssecretaris is. Dat is toch kenmerkend.

In het begin, toen ik de valorisatie benadrukte, keek men er mij zelfs op aan. En dat ik voor die maatschappelijke vertaling van het wo ook nog zo’n Vlaamse term benutte: ‘valorisatie’. Maar nú zit dit element sterk verwerkt in zo’n stuk als de kennisinvesteringsagenda. Daar ben ik best trots op.

Toekomst

De universiteiten gaan al lang allerlei dingen samen doen. De 3TU, ook de zes grote algemene universiteiten zoeken de samenwerking. Tegelijk blijft Nederland behoefte houden aan academische opleidingen in de verschillende regio’s, aan variëteit in het aanbod in het eigen land. Fusies op basis van monodisciplinaire eenheden acht ik daarom op termijn inhoudelijk ondenkbaar in ons land.

Waar ik wel een grote ontwikkeling zie, is die naar een grotere diversiteit van de typen van hoger onderwijs. We kennen er nu twee: hbo en wo. Tegelijk spelen allerlei discussies, over topopleidingen, over doorstroomkansen, over verschillende oriëntaties met gelijke kwaliteit van de inhoud. Dat wijst erop dat we gaan koersen op de ontwikkeling van verschillende tussenvormen en richtingen van inhoudelijke oriëntaties. Dat is toch fascinerend? Die kant gaan we zeker op.

Mensen van de kennissector

Het waren vooral die boeiende mensen, die voor mij het werk bij de VSNU en in de universitaire wereld zo leuk hebben gemaakt. Of ik op sommigen van hen ook persoonlijk wil reflecteren? Nou vooruit, kom maar op.

Jo Ritzen
Een intelligente Limburger die heel knap is in het opzetten van netwerken. Ik kon altijd met hem opschieten. Je moet altijd goed oppassen bij Jo.

Maria van der Hoeven
Een heel goede politica die een echte rentmeesteropvatting heeft. Zij wil allereerst zorgen voor een goed beheer van het onderwijs en het ministerie Soms is dat lastig, als je een visie wilt en verwacht dat een minister zich daar ook op wil profileren.

Roel In’t Veld
Knappe bestuurder, het voorbeeld van iemand die weet hoe je procesmanagement vormgeeft. En die knappe analyses daarvan weet te geven.

Annette Nijs
Weet je, ik vond haar altijd een heel oprechte en plezierige vrouw. Ze miste iets te veel ervaring in die politieke wereld om te kunnen floreren. Wat ze nu gaat doen bij Nyenrode rond China, daar geloof ik dat ze het juist uitstekend zal doen.

Frans Leijnse
Ik vond Frans van het begin af aan een plezierige man. Nou, dat was mij tevoren zo niet voorgeschoteld! In ons contact bleek dat dus heel anders te zijn. Ook bij de verschillen in positie die wij hadden, met onze belangenorganisaties, stel ik vast dat hij zelden een loer draaide of zoiets. Anderen dachten dat dat heel anders zou gaan.

Mark Rutte
Gewoon heel aardig. Alleen ik dacht dat hij steviger was dan hij bleek, want hij was niet zo bedreven in het waarmaken van afspraken en dat is mij toch tegengevallen.

Doekle Terpstra
Hij is een flamboyante explicateur van waar het hbo voor staat. Daar hoort nog iets bij: Doekle is, als het om de integriteit gaat, een zeer betrouwbare collega.

Karl Dittrich
Karl is een van de plezierigste mensen die ik ooit ontmoette. Zijn rol in het hoger onderwijs is al vele jaren zó wezenlijk en dat heeft wellicht ook te maken met die bijzondere kwaliteiten als mens.

Yvonne van Rooy
Zij is een politica pur sang. Ik merk dat steeds weer, ze is daar zo goed in. En tegelijkertijd heeft ze zich uitermate ontwikkeld tot een deskundig en sterk bestuurder. In Tilburg en in Utrecht is dat wel duidelijk geworden

Nieuwe minister?

Ja, ik heb ook gezien dat Rita Verdonk wordt gepromoot om zich op het onderwijsbeleid te richten. Eerlijk gezegd zou ik dat streven liever verdonkeremanen! OCW is een ministerie dat een echte vakminister vergt. Iemand die die complexe, zware sectoren dankzij meer, langere ervaring in het bestuur en de kennissector begrijpt en aankan. Daarom zie ik Verdonk op deze plek niet slagen, ik zie de inhoudelijke motivering niet waarom zij geschikt zou zijn.

Het is een misverstand dat je op deze post door daadkrachtige uitspraken of poses resultaten kunt boeken. In het onderwijs en onderzoek moet de daadkracht komen van al die mensen in het veld, in de dagelijkse werkelijkheid bij het stimuleren van jong talent. De minister moet dat vooral ondersteunen, aanmoedigen, daar op nieuwe manieren ruimte en kansen voor geven. Het idee dat zij dat zelf met allerlei forse optredens zou waarmaken is een ernstige misvatting. Iemand die zo minister wil zijn, zal niet slagen

Afscheidswens

Zou ik mijn opvolger, Sijbolt Noorda, een wens moeten meegeven, een advies geven, dan is het, denk ik: ‘Maak nooit meer ruzie dan strikt noodzakelijk is’. Noorda heeft een grote ervaring in de universiteiten en het bestuur, hij is iemand die de verhoudingen goed zal willen houden. En zal ook weten hóe ze te onderhouden, ze op een goed niveau te houden. Die wens zie ik dus vervuld gaan worden, dat is toch mooi, niet?

Fotografie: Sebastiaan ter Burg. Zie zijn werk hier .


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK