‘Lissabon overstemt Bologna in HO’

Nieuws | de redactie
29 november 2006 | "Bologna is at risk" waarschuwde oud-EUA-voorzitter Eric Froment op het eerste European Forum for Quality Assurance, dat eind vorige week werd gehouden in München. Het thema was ‘Embedding Quality Culture in Higher Education’ In zijn keynote speech gaf Froment aan dat het Lissabonproces het Bolognaproces aan het overvleugelen is in Europa. Doordat in Lissabon doelstellingen zijn geformuleerd en in Bologna slechts harmonisatieprocessen, is Lissabon op dit moment krachtiger.


Doordat de economische waarde van het hoger onderwijs zwaarder op de Europese politieke agenda drukt dan haar fundamentele maatschappelijke waarde, dreigt de laatste uit het zicht te raken. Hoewel de uiteindelijke doelen dus verschillend zijn, moeten zowel het Lissabon- als het Bolognaproces de kwaliteit van het hoger onderwijs verbeteren. De wijze waarop moet niet die van concurrentie (Lissabon), maar die van samenwerking (Bologna) zijn. Om het Bolognaproces en het Lissabonproces elkaar te laten versterken is het nodig om op het gebied van onderwijskwaliteit dus ook te kijken naar resultaten (Lissabon) en niet louter naar processen (Bologna).

Er worden in Europa zoveel theoretische discussies gevoerd en zoveel pagina’s tellende wetenschappelijke artikelen over de processen van kwaliteitszorg geschreven, dat we uit het oog verliezen waar het precies om draait, stelde Peter Willams. “Are we doing a good job?” is volgens de voorzitter van de European Association for Quality Assurance in Higher Education (ENQA) de vraag die de onderwijsinstellingen moeten beantwoorden om over hun kwaliteit te kunnen oordelen. Wat kwaliteitszorg betreft betoogt ook hij dat we ons in Europa moeten afvragen of de procesoriëntatie van de in Bergen vastgestelde Standards and Guidelines for Quality Assurance in the European Higher Education Area wel de juiste benadering is voor kwaliteitszorg. Doet een opleiding de goede dingen en doet een opleiding die dingen goed, zou de centrale vraag moeten zijn voor succesvolle kwaliteitszorg.

Ook Bjørn Stensaker van het Noorse onderzoeksinstituut voor innovatie, onderzoek en onderwijs NIFU STEP twijfelde sterk of we met de procescontrole wel naar de juiste dingen kijken. Of kwaliteitszorg daadwerkelijk leidt tot verzekering en verbetering van kwaliteit is een vraag die volgens hem niet wetenschappelijk kan worden beantwoord doordat de causaliteit tussen kwaliteitszorgprocessen en kwaliteit niet kan worden vastgesteld. Daarom ziet Stensaker ranking en prestatie-indicatoren als de nieuwe vormen van kwaliteitszorg. Kijk voor een nieuwe aanzet tot het beoordelen van kwaliteit met de resultaten van het onderwijs als uitgangspunt eens naar het onderzoek van EducationSector dat werd gepresenteerd in dit artikel op ScienceGuide.

Standards and Guidelines

De door de Bologna-ministers vastgestelde Standards and Guidelines zijn volgens Williams “niet in steen gebeiteld”. Toen in Berlijn de wens tot ontwikkeling van de richtlijnen werd uitgesproken, miste Europa volgens hem de inhoudelijke achtergrond van deze wens. Ze moesten gewoon zo spoedig mogelijk geformuleerd worden met het oog op het versterken van de mobiliteit. Daarom zijn de richtlijnen simpelweg afgesteld op de op dat moment in Europa gangbare processen voor kwaliteitszorg. We moeten serieus kijken of we de richtlijnen in de toekomst niet willen aanpassen. Williams hekelde ook het voorgestelde register van kwaliteitszorgorganen in Europa.

Doordat het register selectief moet zijn, met het oog op de kwaliteitsgarantie, zal het nodig worden om de nationale kwaliteitszorgorganen Europees te accrediteren. Door het stellen van de vraag wie de controleur controleert, dreigt er verdere bureaucratisering en uniformering in Europa en verliezen we nog verder uit het oog waar het echt om gaat. Bureaucratie willen we voorkomen en diversiteit willen we behouden. Hoewel bij kwaliteitszorgprocessen in principe geldt ‘comply or explain’, wordt door de angst als land Europese aansluiting of als instelling een accreditatie te verliezen vrijwel altijd gekozen voor ‘comply’. Dit remt innovatie en creativiteit, terwijl hiervoor juist lef nodig is.

Control or enhancement?

Gaat het bij kwaliteitszorg vooral om controle of om verbetering? Dat was de vraag die tijdens het forum steeds opnieuw naar voren kwam. De balans die er in één systeem van kwaliteitszorg zit tussen controle en verbetering zit in het doel van die kwaliteitszorg. Waar in het recente verleden in Europa met name gesproken werd over ‘quality assurance’, is nu ‘quality culture’ de term die meer op de voorgrond staat. Deze balans of zelfs trade-off komt onder andere tot uiting in de positie van het kwaliteitsorgaan. Voor goede kwaliteitscontrole is een zekere afstand tussen instelling en kwaliteitsorgaan nodig, voor goede kwaliteitsverbetering juist een orgaan dat dicht bij de instellingen staat, er voor hen is en met hen meedenkt. Aan tegenstrijdigheid is niet te ontkomen zolang je kwaliteitscontrole en kwaliteitsverbetering binnen hetzelfde systeem organiseert.

Lessen voor Nederland

De instellingen voor hoger onderwijs vragen in Nederland, net als in de rest van Europa, om meer vertrouwen, zo stelt Bart Buijs van het ISO, die op het congres aanwezig was en ook voor ScienceGuide de analyses en discussies volgde. Vertrouwen is gebaseerd op ervaringen en informatie. Door accreditatie, maar bijvoorbeeld ook door ‘Kennis in Kaart’ is de hoeveelheid publieke informatie over het hoger onderwijs de afgelopen jaren in Nederland sterk toegenomen. Het wantrouwen is echter niet afgenomen, maar juist gegroeid! Hoe kan dit?

“De vraag ‘hoe doen jullie dat eigenlijk?’, waarbij het accreditatiekader als de toetssteen voor dé ware onderwijskwaliteit geldt, levert ons dus weinig op. Door heel strikt te kijken naar hoe instellingen hun werk doen, kweek je vertrouwen noch zelfvertrouwen. Wanneer we zien dat de instellingen goed presteren, krijg je beide wel. Onze focus op de onderwijsprocessen leidt tot de angst die tot conformisme leidt. We voeren op dit moment (te vroeg) een discussie over het aggregatieniveau van de accreditatie. Bij studenten staat hiervoor de kwaliteitscontrole voorop, vanuit de bescherming van het ‘consumentenbelang’, bij instellingen de kwaliteitsverbetering.

De reden dat we op dit moment niet uit het debat over het aggregatieniveau van accreditatie komen, is dat we met oogkleppen op naar ons stelsel kijken. De vraag of we op instellingsniveau of op opleidingsniveau het onderwijsproces of het kwaliteitszorgproces onder de loep gaan nemen, is niet de juiste. We moeten eerst kijken of we in het kader van de kwaliteitscontrole en de kwaliteitsverbetering überhaupt wel alleen maar naar het proces willen kijken. Naar mijn mening moeten we voor kwaliteitscontrole vooral kijken of opleidingen bereiken wat ze willen bereiken en zeggen te bereiken, en slechts voor kwaliteitsverbetering kijken naar de manier waarop ze dat doen. Het is dan maar de vraag of we kwaliteitscontrole en kwaliteitsverbetering wel in één systeem willen verwezenlijken, of dat we hiervoor binnen ons accreditatiestelsel liever twee aparte systemen maken.

Laten we niet overhaast willen beslissen of we naar processen op opleidings- of instellingsniveau willen kijken. We moeten eerst, naar aanleiding van de evaluatie van ons huidige stelsel, beslissen op wélk niveau we wát nu eigenlijk willen controleren of verbeteren.

Mijn eerste suggestie: kwaliteitscontrole op basis van resultaten op opleidingsniveau à la EducationSector en kwaliteitsverbetering door audits van de verbeterprocessen van de autonome instellingen op instellingsniveau à la het Engelse systeem. Laten we de oogkleppen bij het kijken naar accreditatie afnemen en dit debat inhoudelijk voeren. Je verschuilen achter begrippen als autonomie en vertrouwen is slechts politiek bedrijven en levert de Nederlandse studenten, instellingen en maatschappij weinig op”.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK