Afghanistan mist nationale symbolen

Nieuws | de redactie
13 december 2006 | ‘Wij hebben Rembrandt en Hoogezand Sappemeer als bindende factoren. Afghanistan heeft ook gemeenschappelijke symbolen nodig, wil het land een eenheid worden.’. Dit stelt dr. Willem Vogelsang, Afghanistan-expert. Het opleiden van jonge Afghanen moet helpen deze symbolen te creëren.



Nation building
Het begon met een bezoek aan Leiden, vorig jaar, van dr. Omara Khan Masoudi, directeur van het Nationaal Museum in Kaboel. Hij vroeg in een klein gezelschap of de Leidse universiteit niet een rol wilde spelen bij het breed opleiden op het gebied van cultuur van Afghaanse Young Professionals. Het gezelschap bestond uit de directeur van het Rijksmuseum van Volkenkunde dr. Steven Engelsman, de decanen prof.dr. Geert Booij (Letteren) en prof.dr. Maarten Jansen (Archeologie) en dr. Willem Vogelsang (uitvoerend secretaris bij het CNSW en conservator voor

West- en Centraal-Azië bij het Volkenkunde Museum) Achtergrond van Masoudi’s vraag was de gevoelde noodzaak om de kennis over en de cultuur van Afghanistan te bewaren en de belangstelling ervoor aan te wakkeren. Zowel in Afghanistan zelf als in Europa. ‘Gemeenschappelijke symbolen zijn belangrijk’, zegt Vogelsang, ‘omdat in het land 57 volken wonen met allemaal hun eigen geschiedenis, tradities en cultuur, die zeer gekoesterd worden. Daarin moet gezocht worden naar het gemeenschappelijke. Alleen een gevoel van gemeenschappelijkheid kan de Afghanen tot een eenheid maken. Dat is van wezenlijk belang voor de nation building.

Nuffic
Het ministerie van Buitenlandse Zaken bleek bereid om de komst van twee jonge Afghanen naar Leiden te subsidiëren: een archeoloog en een etnologe. Ze komen begin februari en blijven een jaar. De archeoloog is werkzaam bij het ministerie van Informatie en Cultuur. Hem wordt een programma op masterniveau aangeboden. De etnologe is in dienst van het Nationaal Museum en zal vooral worden opgeleid in het systematisch registreren, conserveren en bestuderen van voorwerpen. Verder zal ze waarschijnlijk haar Engels bijspijkeren en computerkunde volgen, in het bijzonder database management.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken stelde twee voorwaarden: om in aanmerking te komen moesten kandidaten in Afghanistan al een baan hebben en deze na terugkeer in hun land gedurende twee jaar blijven bezetten. Dit om te bewerkstelligen dat ze echt teruggaan om de opgedane kennis in de Afghaanse praktijk te brengen.

Gedurende het komende jaar wordt in samenwerking met het Nuffic een structureler programma opgezet dat voorziet in de komst van twee tot vier Afghanen per jaar, volgens dezelfde voorwaarden.

Symposium
Op vrijdag 15 en 16 december vindt in het Volkenkunde Museum een door Vogelsang georganiseerd symposium plaats waar ongeveer vijftien Europese universitaire Afghanistanspecialisten samenkomen. En ook Masoudi zal er weer zijn. Wie het programma bekijkt, ziet een ongebruikelijke structuur: er staan nauwelijks lezingen op het programma en er wordt veel gepraat. ‘Dat klopt’, zegt Vogelsang. ‘We gaan namelijk vooral praten over samenwerking op een breed terrein en vooral ook over het opleiden van studenten, zowel in Afghanistan als in Europa.’

Stilstand
De gemiddelde Nederlander weet vooral dat in Afghanistan een burgeroorlog woedt, en dat in de zuidelijke provincie Uruzgan – gevaarlijk gebied – Nederlandse militairen verblijven onder de vlag van de Verenigde Naties. ‘Maar in het noorden en het westen is het vrij rustig’, zegt Vogelsang, die regelmatig naar het land reist. Toch houdt hij zijn hart vast. Hij is soms bang dat de westerse troepen zich zullen terugtrekken en het land aan zijn lot overlaten. En dat de islamitisch-fundamentalistische Taliban die in het zuiden actief zijn, het land weer overnemen. Zoals ze deden in de tweede helft van de jaren negentig, waarna het land tot stilstand kwam. Op het symposium zal hij ook vragen: wat als dat gebeurt? ‘Het is geen populair onderwerp’, zegt hij, ‘maar we móéten het bespreken.’

Prettige mensen
Vogelsang, van oorsprong archeoloog, werd aangeraakt door Afghanistan toen hij in 1978 drie maanden verbleef op een afgraving in Kandahar, in het zuiden. Hij bleef hangen en reisde door het land. Dat liet hem niet meer los. ‘Meer mensen die er geweest zijn hebben dat’, vertelt hij. ‘Afghanen zijn heel open en eerlijk, en ik vind hen in het algemeen vaak ontwikkeld en beschaafd. Prettig om mee op trekken.’ Nadien schreef hij als journalist veel over het land en de betrokkenheid is gebleven.

In de functie van officier reist Vogelsang zo nu en dan ook naar de Nederlandse VN- afvaardiging in Afghanistan, in het kader van de acculturatie: wat kun je wel doen en wat moet je vooral laten, met wie heb je te maken enzovoorts. De Nederlanders doen het niet slecht’, meent hij. ‘Uruzgan is een vrij gesloten gebied en als de bevolking niet echt tegen je is, kun je er goed contact mee maken.’ Maar hij schetst ook het dilemma van de bevolking: ‘De Westerse troepen kwamen in 2001 met veel beloften maar veel daarvan zijn niet waargemaakt. De opbouw gaat veel te langzaam. In Kaboel heb je maar een paar uur per dag elektriciteit, dat had al lang in orde kunnen zijn. Na de inval in Irak zijn veel geld, middelen en aandacht naar dat land gegaan en nu wordt zelfs soms gesproken over terugtrekking van de troepen uit Afghanistan. Dan worden de Afghanen weer in de steek gelaten. De mensen weten dus niet waar ze aan toe zijn. Hun overlevingsstrategie bestaat erin dat ze hun kaarten willen zetten op de winnende partij. Maar ze weten niet wie dat is. Ze zullen dus overdag vriendelijk zwaaien naar de westerse troepen maar ’s nachts hun deur open maken voor die fanatieke neef uit Pakistan, een land dat feitelijk de Taliban steunt, en hem kebab aanbieden.’

Bron: Nieuwsbrief, Universiteit Leiden


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK