Keizers in crisis

Nieuws | de redactie
1 december 2006 | Romeinse keizers moesten in de derde eeuw na Christus ingrijpende hervormingen in het bestuur, de defensie en de economie van hun rijk doorvoeren. Om hun machtspositie in deze onrustige periode te behouden, ontwikkelden zij een keizerlijke ideologie. Daarbij beriepen zij zich steeds meer op een dynastieke en goddelijke positie, stelt NWO- onderzoekster Janneke de Jong.

Aan de hand van Griekse papyrusteksten onderzocht zij hoe de Romeinse keizerlijke macht werd gepresenteerd en ontvangen in Egypte, destijds een Romeinse provincie. De Jong promoveert op 20 december aan de Radboud Universiteit.

De Jong analyseerde ongeveer tweehonderd Griekse papyrusteksten uit een digitaal bestand van 4500 documenten, als edicten, contracten, petities, bestuurlijke correspondentie en volkstellingsdocumenten. Het Grieks was in de derde eeuw de bestuurlijke voertaal in het oostelijke deel van het Rijk. Veel oude teksten zijn gedateerd aan de hand van de regeringsjaren van de zittende keizer, naar wie werd verwezen met naam en/of titels. De Jong bespeurt in die titulatuur een verschuiving in de wijze van legitimatie. Zo benadrukten de keizers steeds meer hun dynastieke positie door verwijzingen naar hun zoons en toekomstige troonopvolgers in de titulatuur te laten opnemen.

Ook beriepen zij zich in toenemende mate op goddelijke steun. ‘Goede’ keizers werden in de titulatuur vergoddelijkt (consecratio), aangeduid met de toevoeging ‘god’. ‘Slechte’ keizers werden uit de herinnering verbannen (damnatio memoriae), wat betekende dat hun naam en titels uit documenten moesten werden geschrapt en hun afbeeldingen vernietigd. Sommige keizers hebben volgens De Jong van dit mechanisme gebruik gemaakt om hun eigen machtspositie te versterken.

De teksten weerspiegelen volgens De Jong een ontwikkeling in de keizerlijke ideologie, die een reactie was op andere gebeurtenissen in het Romeinse Rijk. De derde eeuw was een periode van crisis en transformatie in de geschiedenis van het rijk. De grenzen werden bedreigd en er waren spanningen op monetair, sociaal en economisch en religieus gebied. Vooral in de tweede helft van de derde eeuw volgden keizers elkaar snel op tijdens burgeroorlogen en opstanden.

Met keizer Diocletianus, die in 284 aan de macht kwam, leek de rust enigszins weer te keren. Diocletianus en zijn opvolgers voerden allerlei hervormingen door, onder meer in het bestuur en het leger. Daarbij moest elke keizer opnieuw zijn machtspositie legitimeren en laten zien dat hij de juiste man op de juiste plaats was. Al vanaf Augustus, de eerste keizer, maakten Romeinse keizers bij de presentatie van hun positie gebruik van dynastieke, militaire en religieuze legitimatie. Vanaf Diocletianus kreeg het keizerschap duidelijk een ander karakter: de keizer werd meer een absoluut vorst, die bij gratie Gods regeerde. Dat verklaart volgens De Jong de verandering in de presentatie van het keizerschap.




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK