Richard Florida: “We zien het ochtendgloren”

Nieuws | de redactie
10 januari 2006 | Aan het eind van zijn recente bezoek aan ons land sprak Richard Florida met ScienceGuide over de kansen voor de Nederlandse kennissector, angstige samenlevingen en nieuwe 'robberbarons', de creatieve klassen en 'the failure of the left'. Nederland wil een kennisland worden en publiceert zelfs een regeringsnota over creatieve industrieën. Is ons land een goede Florida-leerling aan het worden?

Aan het eind van zijn recente bezoek aan ons land sprak Richard Florida met ScienceGuide over de kansen voor de Nederlandse kennissector, angstige samenlevingen en nieuwe ‘robberbarons’, de creatieve klassen en ‘the failure of the left’.

Nederland wil een kennisland worden en publiceert zelfs een regeringsnota over creatieve industrieën. Is ons land een goede Florida- leerling aan het worden?

Het niveau waarop in dit land hierover gediscussieerd wordt, is in elk geval het meest sophisticated dat ik ben tegengekomen. Dat is daarom zo belangrijk, omdat voor een creatieve economie en de transformatie daarheen een zeer bewuste en doordachte public policy noodzakelijk is. Nederland kan op die basis veel succes hebben: het heeft niet een of twee stedelijke centra of regio’s met veel potentie, maar een reeks vaak kleinere, hoog ontwikkelde centra.
Kijk nu eens naar Arnhem, dat als mode- en designstad naam maakt. Nederland zou daarom een geïntegreerde aanpak kunnen ontwikkelen waarmee een netwerk van elkaar versterkende stedelijke centra wordt mogelijk gemaakt. Als het ware door een overheidsbeleid voor talentontplooiing dat over die specifieke steden heen reikt en creativiteits‘policies’ stimuleert in die centra met hun eigen kenmerken en zwaartepunten.

De feitelijke ontwikkeling laat op dit moment zien dat de creative industries het hier goed doen, maar op slechts één plaats tot merkbaar meer groei en banen leidt: Amsterdam. Wat is uw analyse van die trend?

Het geeft aan dat de nieuwe economische dynamiek van de post- industriële fase helemaal niet leidt tot meer spreiding, zoals velen dachten, maar juist een geweldige concentratiebeweging laat zien. Dus dat Amsterdam zo’n centrum wordt, is niet zo vreemd. Met een bewust overheidsbeleid is het mogelijk ook ‘de periferie’, of zo’n netwerk van centra, aantrekkelijk te maken. En dat houdt meer in dan een arbeidsmarktbeleid, zoals nu vaak gedacht wordt.
We doen met enkele Utrechtse onderzoekers – ze zijn echt de beste wetenschappers als het gaat om de interpretatie en uitwerking van mijn eerdere publicaties – verder onderzoek naar de positie van steden als centra van creativiteit. Zo zie je steden wereldwijd óf uithollen en leeglopen óf ongekend dichter, voller en omvangrijker worden. Wat voor leven wordt dat in zulke megacities? Wonen is er nu al vaak onbetaalbaar, milieu en mobiliteit zijn er dramatisch aan het worden vanwege die ongeremde concentratiebewegingen van de nieuwe economische fase. The world is spiky, inderdaad, zoals in mijn recente stuk daarover, dat tegengas geeft tegen het idee dat de economie de wereld egaal zou maken.

U stelt dat deze economische fase echt een Umwertung aller Werte inhoudt en wijst zelfs op de relevantie van ‘de jonge Marx’.

We zitten op dit moment in een periode die echt doet denken aan 1850- 1870. Sommigen van ons zien al de contouren van de complete transformatie waarin de wereld economisch en maatschappelijk terecht komt, zoals Marx dat op zijn manier deed. Onze tijd lijkt op die jaren van omwenteling met enorme concentratie van mensen, kapitaal en productie in nieuwe industriesteden als Birmingham, Detroit, Cleveland of Rotterdam en met tegelijkertijd het ontstaan van nieuwe instituties ter vervanging van de feodaal-agrarische structuren: politieke partijen, vakbonden, sociale voorzieningen en hun apparaten. Maar ook de robberbarons uit die periode van de economische transformatie herken je vandaag weer, nieuwe entrepeneurs in nieuwe sectoren bij wie onvergelijkelijke materiële welvaart en macht geconcentreerd wordt.

De explosieve kracht van de creatieve industrieën is als de aandrijver van de economie pas sinds de jaren tachtig merkbaar. De val van de Muur gaf de daarmee verbonden globalisering een extra impuls doordat nog meer beperkingen wegvielen. In de jaren zeventig was de technologische en wetenschappelijke omslag al begonnen, waarbij een nieuwe generatie kenniswerkers naar voren kwam. Die jonge bohémiens konden vervolgens de nieuwe miljardairs worden en we kijken daar helemaal niet meer van op. Die maatschappelijke doorbraak is volgens mij de échte erfenis van 1968. Paul Allen van Microsoft heeft inmiddels een museum gebouwd in Seattle voor Jimi Hendrix en de popmuziek van zijn jeugd.

Deze transformatie kent Nederland ook, maar de samenleving lijkt gebiologeerd door nieuwe angsten, voor migranten, voor de Islam, voor verlies van pensioenrechten. Dat lijkt allemaal weinig ‘creatieve klasse’.

Net als in die tijd die Marx analyseerde ontstaan nieuwe have’s and have-not’s. Zij die denken ‘ik val buiten de creatieve kansen, dat is niet voor ons soort mensen’ zijn bang en boos aan het worden. Bange groepen zien anderen – en andere steden! – kansen krijgen, waarvan zij het bestaan niet begrijpen: hoger opgeleide jongeren, homo’s, kennisimport-migranten, ongehuwde stedelingen. In en rond steden zijn segregatietrends onmiskenbaar, zie wat in Parijs de voorbije weken merkbaar werd. Sociale en economische spanningen uiten zich in nieuwe politieke botsingen.

Een voorbeeld daarvan zijn de ‘anti-science’ trends die opspelen op allerlei terreinen. De opmars van de Intelligent Designdiscussies past daar in. Je ziet dat die van buiten de creative classes zich presenteren als tegenbeweging. De traumatische kant van de veranderingen in de samenleving door de economische transformatie wordt zichtbaar in zulke reacties, in de fundamentalistische antwoorden op die nieuwe realiteiten. Wat opvalt is de stilte bij dit thema onder de politiek vooruitstrevende partijen en organisaties. Het lijkt wel of mijn progressieve geestverwanten geen idee hebben hoe zij tot een antwoord moeten komen op deze ingrijpende ontwikkelingen. Deze doofstomheid is de échte failure of the left en die blijft mij verbazen.

De cijfers laten zien hoe hard die transformatie doorzet. In de USA was 12-15% van de beroepsbevolking werkzaam als kenniswerker, in de creatieve sector, rond 1980. Sindsdien verdubbelde hun aantal, 20 miljoen nieuwe banen kwamen er zo bij, terwijl in andere sectoren verval of stagnatie van werkgelegenheid domineert. En die nieuwe banen zijn zowel beter betaald als invloedrijker voor de verdere groei, zodat die nieuwe klasse in verhoogd tempo toeneemt in gewicht. Nederland behoort in dit opzicht tot de voorlopers wereldwijd bij deze enorme omslag.

We see the dawn: de creatieve economie staat nog in de kinderschoenen, maar in uw land is 30 à 50% van de werkenden deel van die nieuwe werkgelegenheid. Dat zijn zo’n 4 miljoen mensen, banen. Zij scheppen 50% van uw BNP, dat percentage is het hoogste ter wereld. Van de inkomsten uit arbeid genereren zij 60%, vanwege de hoger ontwikkelde en beter betaalde arbeid die deze groepen kennen. Deze sectoren van de economie zijn de belangrijkste drijvende krachten voor de groei geworden. Het onderzoek van mijn collega’s aan de Universiteit Utrecht geeft dit goed aan. Nederland heeft daarmee alle potentie om te behoren tot de spikes of activity with the truly advantaged.

Dit perspectief is veel gunstiger dan in het publieke discours hier meestal domineert. Wat zijn de oplossingsrichtingen waar u die gunstige ontwikkeling vooral zou zoeken in Nederland?

Ik wees al op die netwerkbenadering voor de verschillende stedelijke centra van creatieve bedrijvigheid. Wat ook nodig is: het betrekken van ‘oude sectoren’ van de economie in de creatieve. Maakindustrie en diensten krijgen grote impulsen als daarbinnen de creativiteit en kennistoepassingen vanuit de eigen medewerkers veel meer ruimte krijgen. Die gaan dan zelf ook deel uitmaken van de nieuwe ontwikkelingen, creatifying hun productie en producten. Daar is meer voor nodig dan arbeidsmarktbeleid, flexibilisering. Onderwijs en pro-actief beleid om elk talent betrokken te doen zijn, zijn zeker zo wezenlijk. Inclusiveness is vereist, dat is veel meer dan tolerantie!

Nederland kan zo’n echt geïntegreerde aanpak realiseren, die potentie heeft het. Denk wel aan de forse omslag die dan de overheidssector en het hoger onderwijs en beroepsonderwijs moeten willen maken als meest onbeweeglijke instituties in het licht van de creatieve economie. Een interessant, succesvol model voor een creatieve samenleving en economie biedt Canada, naar mijn mening. Het kent een zware nadruk op de kennis- en innovatieontwikkeling én op zijn ‘mozaïeksamenleving’. Het laat ruimte voor vele identiteiten van burgers en groepen, in vele verschillende gedaanten en rollen in die samenleving. Je kunt er van alles zijn, zus en zo, dit en dat tegelijk, én Canadees.


Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK