Kennis en praktijk bijeen gebracht

Nieuws | de redactie
9 januari 2007 | In de media is de laatste tijd veel gediscussieerd over onderwijsvernieuwing. Kamerleden en de minister van OCW mengden zich in de discussie. Het beeld komt naar voren dat veel onderwijsvernieuwingen -als het nieuwe leren of competentiegericht onderwijs- 'Keizer Onderwijs' in nieuwe kleren hullen. Het nieuwe leren 'gaat nergens over, vakkennis speelt er geen rol in. Het competentiegericht onderwijs is een verkapte bezuiniging waarin de docent niet meer telt en de docentrol wordt gedegradeerd. Studenten worden in het diepe gegooid en kunnen niet meer excelleren.' Vooral het hoger beroepsonderwijs, waar competentiegericht onderwijs vrijwel gemeengoed is geworden, moest het ontgelden.

Wij stellen daarentegen dat competentiegericht onderwijs nauw verbonden is met de ontwikkeling van de kenniseconomie waarin een voortdurend beroep wordt gedaan op de innovatieve kracht en kennis van professionals.

De toenemende wereldwijde concurrentie dwingt bedrijven voortdurend nieuwe kennis te ontwikkelen en snel toe te passen. Het hoger onderwijs moet zich aanpassen aan deze ontwikkeling door, naast theoretische leergangen en fundamenteel onderzoek, onderwijs te ontwikkelen en onderzoek te doen dat een brug slaat tussen kennis en praktijk. We moeten studenten opleiden tot professionele kenniswerkers die in staat zijn kennis te hergebruiken bij het oplossen van praktijkproblemen. Maar ze moeten meer kunnen. Permanente innovatie ontstaat wanneer de studenten tegelijkertijd in staat zijn op basis van hun ervaringen nieuwe kennis te ontwikkelen, zodat zijzelf en anderen in het vervolg vergelijkbare problemen kunnen vermijden of sneller oplossen. Het moet bij competentiegericht onderwijs dus zowel gaan om kennis mobiliseren en toepassen als om nieuwe kennis ontwikkelen.

Dit betekent dat studenten als kenniswerkers van morgen moeten worden opgeleid in onderwijs dat aansluit bij de praktijk. Een praktijk die afgestudeerden nodig heeft die projectmatig en resultaatgericht in teams kunnen werken. Afgestudeerden die kunnen reflecteren, analyseren, communiceren en rapporteren. Het hoger onderwijs kan door competentiegericht onderwijs in de behoeften van de kenniseconomie voorzien, maar ook de basis leggen voor een levenlang leren en participatie vergroten. In competentiegericht onderwijs werken studenten samen met docenten, wetenschappers en professionals uit de praktijk. Studenten worden uitgedaagd met echte problemen die relevant zijn in de echte wereld. Docenten worden gestimuleerd om in samenspraak met beroepenveld, bedrijven en organisaties die problemen te identificeren.  Zij worden uitgedaagd samen met studenten kennis toe te passen en kennis te ontwikkelen. Ze zijn vakspecialist in multidisciplinair verband. Om dit te kunnen waarmaken moet competentiegericht onderwijs dan wel goed ontworpen zijn en goed worden uitgevoerd.

“In het verleden waren vooral onderwijs- en arbeidsverleden indicatief bij de bepaling of iemand voldeed aan de functiekwalificaties. In een kenniseconomie waarin het accent ligt op een continu leerproces van medewerkers, voldoet een dergelijke benadering niet.” (WRR: Voorstudies en achtergronden VIII Onderwijs voor een kennissamenleving, de rol van ICT nader bekeken. M.C.E. van Dam-Mieras en W.M. de Jong (red.) 2002,  blz 69)

Hieronder maken wij duidelijk wat bedoeld wordt met kenniswerken en formuleren wij zes ontwerpeisen waaraan onderwijs moet voldoen dat een brug wil slaan tussen kennis en praktijk. Praktijkvoorbeelden illustreren deze.

Moderne professionals zijn kenniswerkers

De begrippen ‘kenniseconomie’ en ‘kenniswerker’ zijn nauw met elkaar verbonden. Aan de bron liggen snelle technologische ontwikkelingen, wereldwijde concurrentie en toenemende complexiteit en diversiteit in activiteiten. In de kenniseconomie draait het om economische groei door innovatie van processen, producten en diensten. De professionals in de kenniseconomie moeten zich daarom steeds opnieuw aan nieuwe situaties aanpassen. Kenniswerk impliceert een leven lang leren. Verder is kennis nodig om bedrijf of organisatie in de innovatie te ondersteunen. Een deel van de benodigde kennis voor innovatie is in de regel van elders te halen (hergebruik van kennis), maar een ander deel moet, gezien het strategische belang, zelf worden ontwikkeld (kennisontwikkeling). Kennisontwikkeling wordt daarmee steeds meer een normale taak van de kenniswerker. Kennisontwikkeling is gedemocratiseerd, niet meer het domein van een wetenschappelijke elite: kennisontwikkeling is ‘kennis maken’ geworden. Dit heeft gevolgen voor het hoger onderwijs.

Er ontwikkelen zich nieuwe houdingen ten opzichte van kennis, zoals ook de WRR enige tijd geleden in het advies Van oude en nieuwe kennis; de gevolgen van ICT voor het kennisbeleid constateerde. Kennis in de hoofden en handen van medewerkers wordt geaccepteerd als een economisch goed. Het begrip ‘kennis’ is uitgebreid van puur theoretische kennis naar meer toepassingsgeoriënteerde kennis. Deze kennis moet een directe bijdrage leveren aan innovatie van processen, producten en diensten. De nieuwsgierigheid van de kenniswerker wordt gericht door de innovatieagenda van de praktijk. De ontwikkelde kennis moet daarbij niet alleen beschrijven en verklaren, maar vooral ook helpen bij verbeteren.

Sleutelelementen voor succes van de kenniswerker liggen in de ‘driehoek van Joiner’ met als hoeken: kwaliteitsbewustzijn en toegevoegde waarde, wetenschappelijke aanpak leidend tot voortdurende verbeteringen, en samenwerken in teamverband. Kwaliteitsbewustzijn levert oplossingen die werken in dít bedrijf in déze context en die goed van kwaliteit zijn. Een wetenschappelijke aanpak levert de kennis om het met een grote mate van zekerheid de volgende keer ook elders “beter te doen”. Samenwerking is nodig om de complexe en multidisciplinaire problemen de baas te kunnen. Naast vakbekwaamheid hebben moderne professionals dus meer universele bekwaamheden nodig: de bekwaamheden van de kenniswerker. Hier ligt een uitdaging voor het hoger onderwijs.

Leren doe je zelf. Zeker als moderne kenniswerker voor wie een leven lang leren een essentiële activiteit is om bij te blijven. Studenten moeten daarom leren kennis toe te passen en te ontwikkelen, en wel ‘on the job’. Net als hun voorbeeld, de professional in de praktijk, dragen studenten verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het resultaat. Daarom werken zij volgens geaccepteerde professionele methoden. Zo ontwikkelen zij een helder idee over hun drijfveren en leren ze omgaan met complexiteit en diversiteit.

Zes ontwerpeisen voor competentiegericht onderwijs

1.           Authentieke probleemcontext

Een student Judith van de School of Communication van Hogeschool INHOLLAND ontwerpt in opdracht van de Lutherse Diaconie een communicatiestrategie voor aids-preventie. Op het ontwerp voert zij een pretest uit in Nederland en onderzoekt welke mogelijkheden er zijn deze communicatiestrategie ook in Wit-Rusland in te zetten. Over resultaten schrijft zij een onderzoeksverslag waaruit zij een presentatie maakt die ter beschikking wordt gesteld aan de opdrachtgever.

Het succesvol opleiden van kenniswerkers vereist authenticiteit; de eerste ontwerpeis. Gulden regels hierbij zijn dat de probleemstellingen waaraan studenten werken relevant zijn in de werkelijkheid en verankerd zijn in de beroepsdiscipline, dat de probleemstellingen de complexiteit hebben van de werkelijkheid, en dat voor de oplossing multi-disciplinaire teams nodig zijn. Ook is het noodzakelijk dat wij  probleemstellingen kiezen die het nodig maken echte methoden uit de praktijk te gebruiken, waarvan ook overtuigingen en waarden deel uit maken.

Daar komt nog bij dat uitkomsten niet van tevoren moeten vaststaan, waardoor de werking en de kwaliteit van de door de studenten gekozen oplossing moet worden aangetoond. Tevens moet ervoor worden gezorgd dat gewerkt wordt in een omgeving die effectieve participatie en sociale integratie bevordert en die uitnodigt tot expliciete kritische beoordeling. Een omgeving die veel waarde hecht aan geldigheid van gegevens en publieke verificatie. Beoordeling heeft in zo’n omgeving de vorm van kritische beoordeling die er op is gericht om het de volgende keer beter te doen.

2.          Mobiliseren van kennis

Studenten die het Minorprogramma “People, Planet, Profit” volgen, voeren een inventarisatie uit van de woonomstandigheden van de bevolking van een township nabij Pretoria. Opdrachtgever is een onderzoeker van de technische universiteit aldaar, die een langer lopend researchprogramma heeft opgesteld waarbinnen de Nederlandse studenten hun eigen deelonderzoeken formuleren. Doordat er voor een periode van vijf jaar afspraken zijn gemaakt kan ieder half jaar door nieuwe groepen studenten aan de inventarisatie worden bijgedragen. Zowel de resultaten van de inventarisaties als de door de verschillende studententeams ontworpen oplossingen voor hun eigen deelonderzoeken worden opgeslagen  in een door één van de groepen gebouwde database. Hierdoor ontstaat een groeiende hoeveelheid basisgegevens en is het mogelijk dat onderzoeken voortbouwen op wat eerdere groepen hebben gevonden of als vervolgvraag hebben opengelaten.

In een economie met wereldwijde concurrentie is er geen tijd en geld om opnieuw het wiel uit te vinden. Innovatieve problemen los je in de professionele praktijk op door te gaan staan op de schouders van anderen en gebruik te maken van kennis van anderen. Als student doe je dat dus ook. Dit leidt tot deze tweede ontwerpeis.

De probleemstellingen waar studenten aan werken, kiezen wij zo dat deze alleen zijn op te lossen door bestaande kennis te mobiliseren en toe te passen. Dit betekent dat de probleemstellingen zijn verankerd in een kennisgebied. Competentiegericht onderwijs is dus niet alleen het aanleren van vaardigheden, maar ook het onderwijzen van bestaande kennis. Het eerste kan niet zonder het tweede.

3.          Kennis delen met anderen

Aan de Hogeschool Utrecht stellen twee studenten Ruimtelijke Ordening Planologie in 2005 een advies op voor de provincie Utrecht. Het gaat om de ruimtelijke consequenties van het gebruik van ambitieuze normen voor externe veiligheid bij het uitbreiden van een bedrijventerrein. Dit advies heeft betrekking op diverse aspecten: stedenbouw, sociaal- economische aspecten, milieuaspecten en ruimtelijk beleid. Onderdeel van het advies vormen geavanceerde risicoberekeningen. Een methodiek daarvoor is echter niet in huis, maar wel beschikbaar bij het RIVM. Het RIVM deelt methodiek, expertise en software met het studententeam. Risicoberekeningen vormen onderdeel van een bestaande cursus (Risico en Beleid, in het Milieukundecurriculum), maar hands-on oefening met de betreffende methodiek ontbreekt. De studenten maken de risicoberekening herbruikbaar voor de opleiding door een workshop te ontwerpen en te geven aan medestudenten rond de casus van het bedrijventerrein.

De moderne werkomgeving van een kenniswerker is er een van participatie, sociale integratie en kwaliteitsbewustzijn. Kennis delen is daarin een vanzelfsprekendheid. En als de omgevingscultuur uitnodigt tot expliciete kritische beoordeling doordat zij waarde hecht aan geldigheid van gegevens en publieke verificatie, valt er van het delen van kennis veel te leren. Kennis is de enige ‘grondstof’ die zich vermeerdert, als je hem deelt.  Dit leidt tot de derde ontwerpeis voor competentiegericht onderwijs: de probleemstellingen waar studenten aan werken, kiezen wij zo dat kennisdeling loont.

4.          Expliciete kennis ontwikkelen

Een instelling voor Gezondheidszorg constateert dat allochtone moeders niet naar het consultatiebureau komen. Op grond van een doelgroepanalyse besluit een student van de opleiding Communicatie  aan Hogeschool INHOLLAND een kwalitatieve analyse te maken. Zij ontdekt dat de gestelde vraag onjuist is. In de buurt waar het consultatiebureau is gevestigd , komen procentueel net zo veel autochtone moeders, als allochtone moeders naar het spreekuur. Zij stelt op basis van deze nieuwe kennis de onderzoeksvraag bij en ontdekt dat in lagere sociale milieus opvoeden een van de vele taken is van de moeder en relatief weinig aandacht krijgt. Sommige moeders ervaren het hebben van kinderen als een belasting. 

In de innovatie van processen, producten en diensten speelt kennis een essentiële rol. Een deel van de benodigde kennis bestaat al, maar een ander deel wordt, mede gezien het strategische belang, in bedrijven en organisaties zelf ontwikkeld. Hierbij gaat het meestal niet om fundamentele verklarende kennis, maar om praktische verbeterkennis. Kennisontwikkeling hoort daarmee tot de normale taken van de moderne professional. Dit levert een vierde ontwerpeis op: bij het oplossen van praktijkproblemen leren studenten ook nieuwe kennis te ontwikkelen.

De kennisontwikkeling neemt daarbij ook andere vormen aan dan die gebruikelijk zijn in de academische praktijk. Het resultaat van academisch onderzoek is veelal beschrijvings- en verklaringsgericht. In de kenniseconomie is er echter ook behoefte aan prescriptieve, voorschrijvende kennis. Prescriptieve kennis die op wetenschappelijke wijze methodisch wordt opgebouwd, draagt bij aan het intellectueel kapitaal van bedrijven en instellingen. In de eerste plaats met uitgewerkte, gedocumenteerde en geteste methoden om problemen aan te pakken en op te lossen. In de tweede plaats met nieuwe kennis over welke oplossingen in de praktijk wel en niet werken, en in welke contexten. Deze kennisontwikkeling is een vorm van onderzoek die Gibbons in 1996 karakteriseerde als ‘Mode 2’: kennisontwikkeling in de context van toepassing.  Een geschikte onderzoeksmethodologie voor dit type kennisontwikkeling is ontwerpgericht praktijkonderzoek, die gebaseerd is op de aanpak van de ontwerpwetenschappen zoals de ingenieurs­wetenschappen, de geneeskunde, of de psychotherapie. Competentiegericht onderwijs legt de lat dus hoog: niet alleen kennis leren toepassen op praktijkproblemen, maar daar ook, door gericht onderzoek en kritische beoordeling, nieuwe kennis aan toevoegen en deze expliciet maken voor anderen.

5.          Georganiseerde kritische beoordeling

Communicatieproblemen zijn te schematiseren tot zender en doelgroep modellen. Twee studenten RTV maken als afstudeeropdracht een film over gezondheidsvoorlichting. Deze testen zij bij de doelgroep. De kritiek verwerken zij in een nieuwe definitieve versie waarin aanpassingen zijn gemaakt op het gebied van de maatschappelijke implicaties en de ethiek. In hun beoordelingsverslag maken zij onderscheid tussen inhoudelijke en procesmatige beoordeling. Inhoudelijke beoordeling leidt tot aanpassingen van het product aan de wensen van de doelgroep. Procesmatige beoordeling leidt tot het doorlopen van de volgende stappen: Analyseren van het product, contextualiseren (hoe past dit product in andere omgevingen?), strategisch ontwerpen (hoe zet ik middelen effectief in?), en evalueren.

Kritische beoordeling staat in dit leren centraal en vindt plaats in zogenaamde review bijeenkomsten. Hier komen experts maar ook de klant waarvoor de student een probleem oplost. Aanpak en resultaat van het team en de individuele student worden kritisch bekeken. Uit zo’n review bijeenkomst volgt een toekomstgerichte beoordeling. Dit is de vijfde ontwerpeis: door middel van reviews wordt de aanpak en het resultaat van de student voor, tijdens en na het project kritisch doorgelicht.

6.         Expliciete kwaliteitscriteria

Een student Nederlands van de lerarenopleiding Efa ontwikkelt een reteachmethode voor het aanleren van werkwoordspelling bij zwakke spellers in het voortgezet onderwijs.   Op de school waar zij stage loopt zijn veel zwakke spellers. Zij test delen van de methode en laat collega’s ermee werken. Veel leerlingen zijn enthousiast door de bijzondere aanpak met kaartjes, en de collega’s over het algemeen ook. Daarmee is de oplossing geldig. In de praktijksituatie is de methode acceptabel. Op een door de student ontworpen test scoren leerlingen die met haar methode hebben gewerkt beter dan leerlingen die dat niet hebben gedaan. Daarmee is de methode bewezen valide. De methode is in het eerste jaar van de school voor alle leerlingen ingevoerd en daarmee ook verankerd in de organisatie.

Kritische beoordeling heeft pas zin als er expliciete criteria geformuleerd zijn, anders wordt de beoordeling ad-hoc, vrijblijvend en onkritisch. Als aankomend professional moet je bijvoorbeeld kunnen laten zien dat wat je gedaan hebt vakkundig is gebeurd, dat het aangepakte probleem relevant is (dat wil zeggen: de moeite waard) en dat de oplossing geldig is (dat wil zeggen: werkt in de context van de klant). Hieruit volgt een zesde en laatste ontwerpeis voor competentiegericht onderwijs: het onderwijsprogramma moet expliciete kwaliteitscriteria bevatten en deze ook verantwoorden. De kwaliteitscriteria moeten daarbij operationeel geformuleerd zijn. Dit betekent dat ze zo zijn geformuleerd dat student en docenten weten waar verbeteringen mogelijk zijn wanneer het werk van een student niet aan de eisen voldoet.

Goed competentiegericht onderwijs is brug tussen kennis en praktijk

In competentiegericht onderwijs ontwikkelen studenten de competenties van de aankomende academische of hbo-kenniswerker. Bovenstaande ontwerpeisen zijn voorwaardelijk. Er worden eisen gesteld aan de context waarin de student leert: deze is authentiek. Kritische beoordeling is normaal en wordt beloond. Er zijn daarnaast eisen aan de problemen waaraan studenten werken en de resultaten die ze boeken: de problemen zijn relevant en verankerd in een discipline of kennisgebied, de resultaten zijn aantoonbaar geldig, adequaat en valide. Verder zijn er eisen aan de werkwijze die de student volgt: deze is aantoonbaar haalbaar, functioneel, controleerbaar, vakkundig en betrouwbaar. Ten slotte is er de eis dat in het nieuwe leren het persoonlijk functioneren en presteren van de student beoordeeld wordt, zodat het enerzijds voldoet aan de eisen die de discipline stelt, en anderzijds voldoet aan de eisen die aan een kenniswerker gesteld worden. Dit laatste betekent dat studenten kunnen leren ‘on the job’, kunnen organiseren, kunnen communiceren en samenwerken, kunnen ontwerpen en onderzoeken.

Competentiegericht onderwijs is een vervuild begrip. De vlag dekt allerlei, soms dubieuze, lading. Door het gebruik van onze expliciete ontwerpeisen kan het begrip een transparante invulling krijgen. Competentiegericht onderwijs is zeker nog niet overal goed ingevoerd. Maar uit onze bijdrage blijkt dat in het hoger onderwijs wel degelijk goede voorbeelden te vinden zijn waarin de brug wordt geslagen tussen kennis en praktijk.

Daan Andriessen is lector Intellectual Capital aan Hogeschool INHOLLAND Amsterdam/Diemen
Thomas Jager is docent Communicatie en onderwijsontwikkelaar aan Hogeschool INHOLLAND Amsterdam/Diemen
Tom van Weert is lector ICT en hoger onderwijs aan Hogeschool Utrecht




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK