Amerikaanse universiteit kijkt naar regeerakkoord

Nieuws | de redactie
9 februari 2007 | Len Even, voorzitter van de Raad van Bestuur, Webster University Worldwide in Leiden, las het regeerakkoord met belangstelling en geeft via ScienceGuide de nieuwe coalitie enige wenken mee voor een nog effectiever en internationaal geörienteerd HO-beleid. U leest zijn beschouwing Meer bezieling, minder betutteling hier.






Mijne dames en heren,

In uw coalitieakkoord lezen wij dat u extra wilt investeren in het hoger onderwijs. “We willen tot de Europese top van wetenschappelijk onderzoek behoren. De top moet hoger, de basis breder. Ruimte geven aan het onderwijs voor betere kwaliteit, betekent vrijheid van keuze voor ouders en voor studenten. Onderwijsinstellingen krijgen meer mogelijkheden invulling te geven aan het onderwijs door vertrouwen te geven aan de professionals in het onderwijs, minder regels en minder toezicht.” Ruimte geven, vrijheid van keuze, meer vertrouwen, minder regels, minder toezicht. Het is ons en de hele onderwijswereld uit het hart gegrepen. Minder betutteling, meer bezieling.

Tegelijkertijd zegt u echter dat in afwachting van een nieuw, geïntegreerd wetsvoorstel voor bekostiging en besturing van HO en onderzoek, het wetsvoorstel leerrechten zal worden aangehouden. Het komt ons voor dat u hiermee een kans mist. Wat u zegt te willen doen en wat u eerst gaat doen, lijken niet met elkaar overeen te komen. Een gemiste kans. Wij vrezen dat dit kabinet, naar goed Nederlands gebruik, toch weer allerlei regels en uitvoeringsmaatrgelen zal opleggen.

Mijn collega’s en ik, bestuurders van Webster University in Leiden, zijn Nederlanders met een internationale achtergrond die werken in een van de vier Europese vestigingen van een Amerikaanse universiteit, met studenten, docenten en stafleden van over de gehele wereld. Vanuit dit internationale perspectief valt ons op hoezeer het onderwijs in Nederland wordt beïnvloed door het idee dat de maatschappij, en dus ook het onderwijsveld, ‘maakbaar’ is, regelbaar vanuit de centrale overheid. En ook, hoezeer iedereen, ondanks verschillen in politieke achtergrond en opinie, het daar fundamenteel mee eens lijkt te zijn.

Door dat ‘maakbaarheids­geloof’ lijdt het Nederlandse onderwijs onder een grote mate van betutteling die, zo lijkt het, ook weer leidt tot een zeker gebrek aan bezieling. Wij vragen ons af of de uitwerking van uw coalitieakkoord dat, ondanks de uitstekende voornemens, zal kunnen doorbreken. Daarom willen wij u graag vanuit de Nederlands- Amerikaanse praktijk van onze kleinschalige universiteit  — maar een typische representant van het grootste deel van het Amerikaanse hoger onderwijs — enkele suggesties meegeven om de bezieling te vergroten en de betutteling te verminderen.

Meer bezieling

“Niemand mag de school verlaten zonder afgeronde opleiding”, zo zegt het coalitieakkoord. Een ideaalbeeld dat allen in het onderwijs onderschrijven. Wij weten ook hoe ver dat verwijderd is van de realiteit. Een van de grootste problemen van het onderwijs, op alle niveaus, is de uitval van studenten. Of het nu VMBO is of WO, schrikbarend hoge aantallen studenten verlaten hun instelling zonder diploma.

Toch is er veel aan te doen, maar dat is geen kwestie van regelgeving. Dat is een kwestie van bezieling. Waren al die jonge mensen werkelijk ongeschikt voor de studierichting die zij hadden gekozen? Natuurlijk niet. Maar de realiteit is dat er maar weinigen zijn die altijd de motivatie in zichzelf vinden om door te gaan tot de eindstreep. De meesten hebben steun nodig, externe motivatie. Geef de leerlingen, de studenten bezielend onderwijs. Maak hen duidelijk waarom zij moeten leren, wat er spannend is aan de vakken die zij krijgen, wat die betekenen voor hun latere leven, voor hun eigen ontplooiing, voor de baan die zij zoeken.

Hoe is het in het hoger onderwijs. Hoe ervaren veel beginnende studenten de universitaire wereld? Zij komen van een middelbare school waar de klassen zelden groter zijn dan zo’n 30 leerlingen en komen dan terecht in massa- onderwijsfabrieken. Saaie inleidende hoorcolleges: met honderden tegelijk in een zaal en dan maar zien of je er iets van begrijpt. Hoe moet je daarbij het gevoel krijgen van “Wow! Dit is wat ik verder met mijn leven moet doen”?

Contact met de docent? Nauwelijks. En als dat al lukt, is die docent maar zelden de ervaren deskundige die aan het hoofd van het programma staat, laat staan de beroemde hoogleraar, maar een ouderejaars student of net afgestudeerde die maar marginaal beter inzicht heeft in de materie dan de arme eerstejaars. Bezieling nul.

De overgang van middelbaar onderwijs naar HO, of dat nu HBO is of WO, is toch al zo groot. De gekozen studie staat meestal mijlenver vandaan van wat je op de middelbare school leerde. En dan doet de instelling er nog eens alles aan om je de weg helemaal te doen kwijtraken? Geen wonder dat er zo velen afvallen. Zeker wie in zijn familie geen rolmodel in die wereld heeft, raakt maar al te gauw verdwaald en gedesillusioneerd en haakt af. Kansrijke jongeren worden zo kansarm — het laatste wat Nederland zich kan veroorloven.

Toch kan het anders — en daar is helemaal niet meer geld voor nodig. Alleen maar de bereidheid om de student centraal te stellen. Niet het programma, niet de research van wereldklasse, maar de student. Zelfs de beste researchinstituten van de wereld leiden maar een paar toekomstige hoogleraren en toponderzoekers op. De meesten van ons in het hoger onderwijs leiden beroepsbeoefenaren op. Overigens, daarom kennen wij als Amerikaanse universiteiten ook niet het onderscheid tussen HBO en WO waar Nederland, bijna als enige nog ter wereld, zo krampachtig aan vasthoudt. Een opleiding tot arts of advocaat is toch ook een beroepsopleiding, precies als die tot operatieverpleegkundige of juridisch ambtenaar? En die toekomstige beroepsbeoefenaren moeten wij zo goed mogelijk toerusten voor hun toekomst in een voortdurend veranderende omgeving. En dat wil zeggen: bezieling meegeven. Bezieling voor het vak van hun keuze, zodat zij zich later permanent zullen willen blijven bijscholen om mee te gaan in de ontwikkelingen, om niet op hun 50ste langs de zijlijn te staan.

Wij zien vier manieren om meer bezieling tekrijgen.

Allereerst door studenten al vanaf dag één te laten kennismaken met de werkelijk bezielende docenten, met mensen die werkelijk iets betekenen in de wereld die zij denken te kiezen. In de tweede plaats door de studenten het gevoel te geven dat zij zich bevinden op een instelling die in hun is geïnteresseerd als mens, niet louter en alleen als een nummer dat helpt eerstejaarsfinanciering rond te krijgen. Ten derde door het onderwijs zodanig in te richten dat studenten niet eerst worden geconfronteerd met een jaar of meer colleges in vakken waarvan zij met de beste wil van de wereld de relevantie niet kunnen inzien. En ten vierde door hen niet te bestraffen als zij blijken toch niet meteen de juiste keuze te hebben gemaakt in hun studie.

De eerste drie punten kosten niets. Alleen de wil het daadwerkelijk te doen. Laat bezielende openingscolleges en werkgroepen geven door docenten die werkelijk kunnen overzien hoe het vak waarmee zij zich bezighouden in elkaar zit. Hoeveel studenten zien een ‘echte’ hoogleraar, een echte topdocent in hun eerste jaar? Bijna geen. Maak dat elke student. En laat elke student eens per halfjaar één op één met een docent praten over hoe hij of zij de studie ervaart. Gezien de staff-student ratio moet dat makkelijk kunnen. Confronteer de student zo snel mogelijk met het ‘echte’ vak en met ‘echte’ beroepsbeoefenaren, niet alleen met theoretici. En plaats de hulp­wetenschappen en de basisvakken in de juiste context. Dan weten studenten waaraan ze beginnen. Dan leren ze de bezieling begrijpen die gelukkig de meesten van ons in het hoger onderwijs wel hebben. En hopelijk raken zij dan ook zelf bezield.

Mijn vierde punt is een pleidooi voor een minder rigide scheiding tussen de verschillende faculteiten. In Noord- Amerika (en dus hier in Leiden ook bij Webster University) is het onderwijs op bachelor- niveau in universiteiten en colleges gebaseerd op de ‘liberal arts’ studie: het besef dat een academisch opgeleid iemand een bredere achtergrond nodig heeft dan alleen zijn pure vakkennis. Dat een psycholoog ook best iets mag weten van business, een arts van kunstgeschiedenis — ja zelfs daarvan hoort te weten. Naarmate studenten verder gaat binnen een liberal arts studie, specialiseren zij zich meer. Maar juist omdat het begin breed is, kan een liberal arts student nog aan het einde van zijn eerste jaar en soms later besluiten van richting te veranderen zonder noemenswaard studieverlies. En zonder verlies van bezieling. De liberal arts studie naar het model dat Webster University in 1983 als eerste in Nederland introduceerde, maakt school in Nederland. Wij juichen dat toe, want het kan alleen maar leiden tot verrijking van het academische aanbod, tot verlaging van allerlei nutteloze muurtjes binnen het systeem, tot vergroting van de bezieling.

Minder betutteling

Velen van mijn collega’s WO-bestuurders hoor ik steeds weer vragen: “Wat doet het ministerie om …?” Om te zorgen voor betere research; om te zorgen voor meer innovatie; om te zorgen voor een betere aansluiting tussen HBO en WO, tussen middelbaar en hoger onderwijs in al zijn vormen; om te zorgen voor, ja, wat al niet. En in de meeste gevallen betekent dat een vraag om meer geld en dus meer toezicht, regeltjes en betutteling, om maar vooral te zorgen dat het onderwijs wordt gemaakt in de door de spreker/schrijver gewenste richting.

Hoezeer alles in Nederland is ingeperst in een keurslijf van regeltjes werd ons hier bij Webster pas werkelijk duidelijk in het afgelopen jaar, sinds wij ons eerst oriënteerden op en nu ook daadwerkelijk zijn gestart met accreditatie in Nederland.

Tot een paar jaar geleden was accreditatie in Nederland voor ons geen issue: Webster was en is in Amerika geaccrediteerd en gewaardeerd — en Europa kende geen systeem van accreditatie. Bologna heeft dat veranderd. Opeens komen er allerlei barrières voor wie niet in de verschillende Europese landen binnen het locale systeem past — waaronder de eis tot lokale accreditatie. En daar krijgen we te maken met het fundamentele onderscheid tussen de Angelsaksische, in ons geval Amerikaanse, benadering van het onderwijs en de Europese.

Accreditatie is in Amerika een zaak van de universiteiten en HO- instellingen onderling. Via een systeem van zes regionaal georganiseerde accreditatie- organen die elke tien jaar visitaties uitvoeren, erkennen instellingen elkaars kwaliteiten — en heel belangrijk: elkaars studiepunten. Lokale, staats- en federale overheden zijn er niet direct bij betrokken: alleen door het erkennen van de legitimiteit van bepaalde accreditatie-organen. En dat is logisch. Immers, de Amerikaanse overheid heeft maar in beperkte mate met de onderwijswereld te maken.

Veruit de meeste van de 1811 associate’s colleges (tweejarige Associate degree), de 1706 colleges en universiteiten die een (vierjarige) BA of hogere graad bieden, plus de 807 zelfstandige theologische hogescholen, law schools, medical schools, kunstacademies en dergelijke, zijn private instellingen, onafhankelijke stichtingen. Zij worden gefinancierd door de collegegelden van hun studenten (die zij voor een belangrijk deel met studiebeurzen van de verschillende overheden betalen), de giften van alumni en de onderzoeksgelden van derden.

Natuurlijk, in aantallen studenten domineren de grote staatsuniversiteiten met soms meer dan 100.000 studenten, maar op andere punten hebben de private instellingen een duidelijke voorsprong. Om maar een voorbeeld te noemen: de echte topresearch vindt maar aan een vijftigtal instellingen plaats. En daarvan is het merendeel niet publiek, maar privaat. In de meeste ‘rankings’ vinden we private universiteiten op meer dan 20 van de top 25 plaatsen, met het private Harvard altijd op nummer 1. Berkeley (Universiteit van Californië) en MIT zijn uitzonderingen onder de publieke instellingen.

Als Amerikaanse instelling ben je voortdurend verantwoording verschuldigd aan je ‘stakeholders’: je studenten, je alumni, de bedrijven waar je alumni (gaan) werken, de lokale gemeenschap waarin je functioneert. Die bepalen ook of er behoefte is aan het product dat je biedt, en tegen welke prijs/kwaliteitverhouding. En die behoefte is zeer gevarieerd. Van instellingen van wereldklasse tot instellingen die boekhouders voor de lokale dorpsgemeenschap afleveren. Er zijn instellingen die topresearch willen doen — en er zijn er (veel meer) zoals Webster, die gewoon goed, degelijk universitair onderwijs willen bieden. Het systeem laat allen de ruimte. Overheidsregelingen tot op het kleinste detailniveau, zoals hier gebruikelijk voor alle aspecten van het functioneren van onderwijs, onderzoek en beheer, voor alle aspecten waar je als instelling in het accreditatieproces mee te maken krijgt, zijn in de VS volstrekt onbekend.

Voor ons is het een zeer aparte ervaring om te merken dat er in Nederland zoveel regeltjes zijn. Als Amerikaanse instelling regel je, binnen het kader dat de accreditatie je laat, zelf van alles op basis van de samenspraak met collega’s, met werkgevers en alumni, met studenten en potentiële studenten. In Nederland is het onderwijs onderworpen aan een verstikkend netwerk van regelingen die er allemaal toe moeten leiden dat het precies die vorm krijgt die in de heersende politieke cultuur is overeengekomen. Je past in vorm ‘a’ of in vorm ‘b’. Iets wat natuurlijk nooit lukt.

Het kabinet Balkenende III heeft een aantal voorstellen gedaan om een einde te maken aan deze regelcultuur en de HO-instellingen meer hun eigen weg te laten kiezen in het vrije spel van de concurrentie om de student. Beide neigden veel meer naar het vrije spel zoals dat in Noord-Amerika gebruikelijk is — en laten we wel zijn: dat biedt toch de kwaliteit waaraan velen van mijn Nederlandse collega’s zich zeggen te spiegelen?

Het eerste was het wetsvoorstel leerrechten, dat nu door Balkenende IV voorlopig zal worden aangehouden. Dat wetsvoorstel zou studenten werkelijk in staat stellen dát onderwijs te kiezen dat bij hun behoefte past, of dat nu traditioneel bekostigd is, privaat niet-commercieel zoals Webster University, of commercieel, zoals de vele eerste- klas trainings- en opleidingsinstituten die inmiddels geaccrediteerd hoger onderwijs aanbieden. Dat voorstel zou ook voor het hele HO tot een verlichting van de administratieve en regeldruk leiden, al lijken onze collega’s van de bekostigde HO-instellingen dat anders zien.

Het tweede voorstel, dat nog niet volledig was uitgewerkt en waarover uw coalitieakkoord niet spreekt, betrof de overstap naar accreditatie op instellingsniveau, “volledige onderwijsaccreditatie”, na voltooiing van de eerste ronde accreditatie op het niveau van de individuele opleidingen. Alle instellingen hebben (zoals wij nu ervaren, terecht) geklaagd dat het huidige accreditatiecircus een buiten proportie grote belasting vormt. In de rest van de wereld is instellingsaccreditatie veel meer gebruikelijk. Niet dat instellingsaccreditatie geen grote last betekent — Webster University Worldwide zit er weer middenin en het vergt een jaar lang zeer veel aandacht op alle niveaus en in elk van ons honderdtal locaties — maar het is beter te overzien.

Wij hopen dat het kabinet Balkenende IV op dit punt de betutteling zal willen verminderen en de regeldruk verlichten en dat Nederland in elk geval in 2010 de stap naar volledige onderwijsaccreditatie zal nemen.

Het realiseren van deze twee zaken zou de HO-instellingen in staat stellen zich beter te richten op hun kerntaak: het leveren van kwalitatief hoogwaardig academisch onderwijs. Daarbij zouden de lusten en de lasten beter over de verschillende aanbieders worden verdeeld dan nu het geval is.

*  *  *

Meer bezieling en minder betutteling. Het hoger onderwijs in Nederland staat voor een uitdaging — uw nieuwe kabinet staat voor een uitdaging. Met een beetje goede wil van de kant van zowel de wetgever als de instellingen voor hoger onderwijs zelf moet het mogelijk zijn het HO in Nederland effectiever te maken, gevarieerder en aantrekkelijker voor de student. En dat in principe zonder dat daar hogere kosten aan te pas komen. Een bezielend perspectief.




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK