‘Netwerk HO moet worldclass blijven’

Nieuws | de redactie
15 februari 2007 | "Het wordt hoog tijd dat de overheid samen met de instellingen begint met de ontwikkeling van een volgende generatie ICT-infrastructuur voor het HO". Dit is zowel belangrijk vanuit het uitgangspunt van klantgerichtheid, maar ook van governance. Dit schrijft prof. Wim Liebrand (SURF) in een essay over het nieuwe HO-beleid.



Het is geen typisch Nederlandse opening, maar het is wel waar, dus begin ik er maar mee. Nergens ter wereld werken alle instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek, op vrijwillige basis, langdurig samen om een gezamenlijke ICT infrastructuur te realiseren. En, nergens ter wereld ligt er op nationale schaal een geavanceerdere ICT infrastructuur ten dienste van het hoger onderwijs en onderzoek als in Nederland. Of zoals buitenlandse experts het zeggen: It’s the envy of everyone[1].

Dit schept verplichtingen. Allereerst moeten we ons ervan bewust zijn dat het zogenaamde competitive advantage van een betere infrastructuur nogal vluchtig is. Innoveren blijft geboden. Tegelijkertijd moeten we met enig schaamrood erkennen dat deze infrastructuur binnen de instellingen nog onvoldoende wordt benut. Op een aantal terreinen geldt dat de ICT omgeving in bijvoorbeeld het bedrijfsleven en de dienstensector, op een modernere leest geschoeid is, en transparant, betrouwbaar en naar voldoening de vraag van de gebruiker weet te beantwoorden. Een dergelijke ICT omgeving wordt terecht ook binnen het instellingsdomein verwacht.

Wat verwachten de gebruikers?

De student

Kennis veroudert steeds sneller. Wie nu aan een studie begint, weet dus dat dit slechts één stap is op de weg van een leven lang leren. Het is ook geen wonder dat het hoger onderwijs steeds meer nieuwe doelgroepen telt, zoals werkende en buitenlandse studenten, door- en zij-instromers.

Niet alleen deze nieuwe groepen, maar ook de ‘gewone’ studenten hebben een groot belang bij flexibiliteit in het onderwijsaanbod, qua tijdstip, plaats en vorm. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan het wegwerken van deficiënties, maar ook combinaties van leren en werken worden steeds gewoner.

Deze flexibiliteit is ondenkbaar zonder ICT. De student van vandaag verwacht echter wel dat de aangeboden flexibele digitale leeromgeving niet al teveel afwijkt van wat er in het dagelijkse leven gebruikt wordt. Daar waar het een fluitje van een cent is om een ringtone aan te schaffen, wordt ook verwacht dat bijvoorbeeld het inschrijven voor een training of cursus digitaal zeer vlot wordt afgehandeld. Daar waar het digitaal communiceren in beeld en geluid op allerlei manieren gebruikelijk is, wordt ook verwacht dat bij het gezamenlijk uitwerken van een opdracht in een digitale leeromgeving, deze faciliteiten aanwezig zijn.

Ten slotte mag het niet meer gebeuren dat een student wordt geconfronteerd met de hindernissen van een trage en redundante instellingsbureaucratie. Anno 2006 kunnen veel administratieve handelingen door de eindgebruiker zelf snel en gemakkelijk worden verricht via het Web. Uiteraard gaat dat het beste wanneer hij voor alle handelingen terecht kan bij één overzichtelijk digitaal loket, waar hij zich slechts één keer per sessie hoeft te legitimeren.

De docent

Om kwalitatief hoogwaardig onderwijs te geven, zullen in ieder geval een aantal factoren aanwezig moeten zijn, factoren die keer op keer, – onafhankelijk van gehanteerde onderwijs modellen! – hebben aangetoond van doorslaggevend belang te zijn voor goed onderwijs: het betreft de mogelijkheden tot onderlinge interactie; samenwerking en actief leren;  monitoring, toetsing en terugkoppeling van de voortgang in kennis en vaardigheden; het incorporeren van informeel leren; en een zodanige presentatie dat verschillende talenten en manieren van leren gehonoreerd worden.

Het gemakkelijk om kunnen gaan met een dergelijke leeromgeving stelt eisen aan de ICT- omgeving maar zeer zeker ook aan de docent. De docent mag verwachten dat het optimaal gebruiken van deze omgeving, na een korte bezoldigde trainingsperiode, zo docentvriendelijk is dat het aanvoelt als het aloude schoolbord en het krijtje. Die training zal niet alleen ICT-vaardigheden moeten omvatten, maar ook de didactische training voor het benutten van ICT om de bovenstaande kenmerken van goed onderwijs in de praktijk te brengen.

De onderzoeker

Onderzoekers weten als geen ander wat samenwerken is. Staande op de schouders van verschillende onderzoeksgeneraties wordt nieuw onderzoek bedacht, uitgevoerd en gepubliceerd. Dit alles vraagt geavanceerde ICT-voorzieningen. Dit geldt voor zowel fundamenteel als toegepast onderzoek. De onderzoeksruimte van de toekomst wordt vormgegeven in zogenaamde ‘collaboratories’. Dit zijn virtuele onderzoeksruimten die het brandpunt vormen, waarin geografisch verspreide onderzoekers, gevorderde studenten, maatschappelijke stakeholders, instrumenten en informatie samenkomen.

Op netwerkniveau is dit mogelijk met ‘grids’. Dit zijn computernetwerken waarin de aangesloten voorzieningen worden geïntegreerd op een manier die voor de gebruiker transparant is. Uiteraard moeten de netwerkverbindingen, ook met de regio en het buitenland, voor al dit soort toepassingen een zeer grote en stabiele capaciteit hebben, en zeer zeker betrouwbaar en veilig te gebruiken zijn.

Naast deze technische voorzieningen is er een breder belang voor de onderzoeker: een goede toegankelijkheid van het materiaal dat hij en zijn collega’s publiceren. De onderzoeker verwacht geen belemmeringen op dit terrein. Integendeel, erkenning voor de geleverde prestatie is een fundamentele schakel in de loopbaan van een onderzoeker. Het voortbouwen op deze prestatie is een fundamentele schakel in de voortgang van het onderzoek. Dat impliceert dat er een faire regeling moet komen voor de omgang met de rechten waarbij de onderzoeker, de uitgevers en de instellingen zich kunnen vinden.

De instelling

Voor instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek geldt meer en meer dat ICT een bedrijfskritisch instrument is. Dat geldt voor de primaire processen evenzeer als voor de bedrijfsvoering. De ICT- omgeving hoort daarbij eenvoudig te beheren, betrouwbaar en bovenal veilig te zijn.

Daarnaast speelt het beheer van informatie een centrale rol. Wat een instelling produceert aan informatie – van wetenschappelijke artikelen tot onderwijsapplicaties – is haar kapitaal. Dat moet goed inzetbaar zijn, en dus toegankelijk, niet alleen voor de eigen medewerkers en studenten maar ook voor andere geïnteresseerden.

Dit vraagt om een transparante informatie- infrastructuur. Het vraagt ook om het wegnemen van eventuele auteursrechtelijke barrières. Het is schadelijk voor het onderwijs, als studenten geen toegang hebben tot wetenschappelijke informatie die op hun eigen instelling met belastinggeld is geproduceerd.

De aanpak

De maatschappij is in hoge mate gebaat bij hoger onderwijs en onderzoek dat een krachtige bijdrage levert aan een samenleving waarin maatschappelijke kennisvalorisatie, verantwoordelijkheidsbesef, en rechtvaardige centrale verhoudingen centraal staan. Dat vooronderstelt een zeer goede bereikbaarheid van kennis. Daarnaast impliceert dit het snel en transparant verantwoording kunnen afleggen over de besteding van publieke middelen.

De gewenste ontwikkelingen vanuit maatschappelijk perspectief komen niet zomaar tot stand. Dat vergt gezamenlijke investeringen vanuit de instellingen en de overheid. Naast maatschappelijke ontwikkelingen spelen voor de overheid nadrukkelijk ook economische motieven een rol. Zo verwacht de overheid dat de instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek bijdragen aan de versterking van de positie van Nederland als internationaal concurrerende kenniseconomie.

Om te komen tot de wenselijke HO- onderwijs- en onderzoeksruimte zoals hiervoor beschreven zijn twee actielijnen van belang. Ten eerste: het op peil houden van de huidige world-class  netwerk-infrastructuur vereist een blijvende innovatie en een structurele vorm van financiering. En ten tweede: redenerend vanuit de ‘workflow’ van de individuele gebruiker de ICT voorzieningen dusdanig organiseren en op elkaar afstemmen dat snelle, veilige en ter zake doende dienstverlening geleverd kan worden.

World-class infrastructuur

Sinds het allereerste begin van SURF heeft het Nederlandse hoger onderwijs, met steun van de overheid, zijn landelijke netwerkinfrastructuur elke vier jaar vernieuwd. Inmiddels heeft het met dit consequente beleid een wereldwijde koppositie veroverd.

Wie voorop wil blijven lopen, moet niet stilstaan. Blijven vernieuwen is dus noodzaak, niet alleen waar het om het landelijke netwerk gaat. Enerzijds omdat de techniek zich op alle fronten snel blijft ontwikkelen; anderzijds omdat er veel moet veranderen, willen we kunnen voorzien in de behoeften van de diverse gebruikersgroepen. Dat heeft tot consequentie dat we in deze planperiode moeten beginnen met het ontwerp van de volgende generatie van het netwerk.

De volgende generatie wordt een verrijkt netwerk waarin resources [apparatuur, datasets etc] via lichtpaden met elkaar verbonden zijn. Het menselijk kapitaal om Nederland gegarandeerd in de leiderspositie te houden is aanwezig. De wijze van financiering baart echter zorgen omdat tot nu toe de investeringen niet als investeringen in infrastructuur werden beschouwd. Oftewel de benodigde middelen om een netwerk aan te leggen werden tot nu toe in mindering gebracht van het toch al niet riante onderzoeksbudget!

In een internationaal concurrerende kenniseconomie worden de verbindingen niet alleen van beton maar ook door lichtpaden gemaakt.

 

Naar een klantgerichte ICT- infrastructuur

Tot dusver werden ICT-voorzieningen doorgaans relatief los van elkaar ontwikkeld. Denk bijvoorbeeld aan HRM-, ELO-, financiële-, CRM-, en bibliotheeksystemen. Om een specifieke vraag van een gebruiker te beantwoorden is het daarbij niet ongewoon dat verschillende applicaties moeten worden geraadpleegd. Daar komt nog eens bij dat vaak ook het authenticatie en autorisatie proces redundant is belegd.

Dat is gebruikersonvriendelijk en verhoogt de kans op foute (achterhaalde) informatie.

Die techniekgeoriënteerde ICT-omgeving is met het vorderen van de ICT-mogelijkheden door de tijd heen ontstaan. Als we nu met een schone lei zouden beginnen, zou de ICT-architectuur anders opgebouwd zijn. Dat zien we ondermeer bij die ondernemingen die recent zijn ontstaan en die op basis van Webservices de klant bedienen.

Uitgaande van de gebruiker die functioneert in een ICT-omgeving voor hoger onderwijs en onderzoek, behoort de ICT-ondersteuning volgend te zijn. De workflow moet de basis zijn voor een reeks voorzieningen voor informatie en communicatie, die samen een hecht en transparant geheel vormen.

Het op deze manier (her-)inrichten van de informatiearchitectuur vergt enorme inspanningen van de instellingen. Er is nu binnen het HO een brede consensus dat het hoger onderwijs een moderne ICT-infrastructuur nodig heeft met klantgerichte en realtime gegevensuitwisseling tussen studenten, instellingen en overheid. De aanstaande invoering van een nieuw bekostigingssysteem vergroot de urgentie van deze vernieuwing. De maatschappelijke en bedrijfseconomische noodzaak is onomstreden.

Gelet op de uitgangspunten governance en klantgerichtheid wordt het hoog tijd dat de overheid samen met de instellingen begint met de ontwikkeling van een volgende generatie ICT-infrastructuur voor het HO

Prof. dr Wim Liebrand is directeur van SURF


Dit essay verscheen in PG Kroeger en J. Zondag, Kennis Loont 2007-2011. 24 visies van lectoren op het regeringsbeleid. Utrecht, Dutch University Press, 2007. U kunt het boek hier bestellen.






[1] Review Scientific Advisory Committee Gigaport




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK