Taalachterstand grootste obstakel voor talent

Nieuws | de redactie
5 februari 2007 | Heleen Terwijn nam het initiatief tot het zeer succesvolle concept van de 'Weekendschool'. Voor ScienceGuide schreef zij vanuit die bijzondere ervaring een eerste reactie op het advies van de Onderwijsraad Presteren naar vermogen over onderbenutting van het basisonderwijs. U leest haar betoog hier:

"Het advies van de Onderwijsraad over het tegengaan van onderpresteren in het basis- en voortgezet onderwijs is verheugend en veelbelovend. Zowel voor individuele leerlingen als maatschappelijk is het enorm belangrijk dat kinderen niet ten onrechte op lage schoolniveaus terechtkomen. Dat de Onderwijsraad dit belangrijke thema bovenaan de agenda zet, is een eerste stap in de goede richting. In een bijzin noemt de Onderwijsraad het wegwerken van taalachterstanden een middel om onderpresteren tegen te gaan. Dit onderwerp verdient iets meer aandacht dan een bijzin, omdat taalbeheersing een belangrijke voorwaarde is voor ontplooiing via het onderwijs.


De situatie is niet best. Niet alleen is spelling bij veel basisschoolleerlingen erbarmelijk, ook begrijpend lezen laat vaak te wensen over. Dit heeft grote effecten doordat vrijwel alle schoolvakken taalgeoriënteerd zijn, waardoor het bijvoorbeeld mogelijk is goed te zijn in rekenen en er toch een laag cijfer voor te halen. In het algemeen is slechte beheersing van de Nederlandse taal een groot, zo niet het grootste, obstakel bij vrijelijke ontplooiing van talenten binnen ons schoolsysteem.

Het probleem van taalachterstanden is zo groot dat niemand zich er goed raad mee lijkt te weten. Zoals het gaat met problemen die heel groot zijn, wordt ook dit probleem vaak maar liever helemaal weggemoffeld. Het keren van het tij zal echter grote investeringen vergen. Extra lesjes voor een handvol leerlingen per school zijn daarbij geenszins voldoende. Het taalonderwijs moet intensiever en gedeeltelijk anders – voor alle leerlingen, vanaf de eerste klas. Het is een misverstand dat kinderen taal niet leuk vinden. Als het goed gebracht wordt, vinden ze taal helemaal niet vervelend. Bovendien begrijpen kinderen uitstekend waar taal goed voor is. Taalonderwijs heeft aandacht en concentratie nodig. Die aandacht zou vanaf het begin van de basisschool genomen moeten worden.

De belangrijkste aanbevelingen uit het persbericht van de Onderwijsraad zijn: de Cito-toets niet als eindoordeel zien; de laatste maanden van de basisschooltijd benutten om leerlingen te versterken, en een eindrapport instellen helemaal aan het einde van de basisschoolperiode, dus na een eventuele periode van bijspijkeren. Deze voorgenomen veranderingen zouden in veel gevallen veel winst kunnen opleveren. Daar komt nog een versterkend mechanisme bij, namelijk dat kinderen na de Cito-toets veel scherper dan ervoor gericht zijn op hun toekomstmogelijkheden. De Cito-toets is een soort realiteitswekker: opeens wordt de toekomst die altijd nog vaag was heel concreet. Helaas is dit moment nu voor veel kinderen deprimerend: ‘Ik ben niet goed genoeg’, ‘de Cito- toets zegt dat ik naar het vmbo moet.’ Het is een prachtig idee dit moment anders te gaan aanwenden en juist dan concrete versterking te bieden. Doordat de Cito-toets tot verscherpt realiteitsbesef leidt, is dit hét moment om kinderen goed te begeleiden en extra stapjes te laten zetten om naar een hoger schoolniveau te kunnen gaan. Aan hun motivatie zal het in elk geval niet liggen.

Zoals altijd hangt het resultaat van mooie plannen af van de mensen die het werk in de praktijk doen. In ons onderwijs is dit niet onproblematisch. Voor goed taalonderwijs, talentherkenning, kinderen begeleiden bij het vinden van een richting, zijn uitmuntende leerkrachten nodig. Het zou niet zo nuttig zijn nu direct naar de Pabo’s te wijzen, maar bij mooie plannen als deze moet die denkstap niet worden overgeslagen. Dus: hoe gaan we dit in de praktijk precies doen?

Een van de aangewezen acties lijkt aanvullende scholing voor leerkrachten op de genoemde terreinen.  Het spreekt namelijk geenszins vanzelf dat de aanbevelingen van de Onderwijsraad in de praktijk eenduidig worden begrepen. In een recent onderzoeksproject van IMC Weekendschool, bijvoorbeeld, noteerden de onderzoekers op twee aangrenzende basisscholen geheel tegenstrijdige visies op schooladviezen. De ene leerkracht zei: “Nooit te hoog adviseren. Kinderen moeten het gevoel hebben dat ze goede resultaten boeken.” De volgende leerkracht vertelde, net zo goed bedoeld: “Altijd nét iets hoger adviseren. Je moet ze een kans geven. Er moet iets zijn om voor te werken.”

De visies van de adviesgevers, de leerkrachten van groep acht, zijn bepalend voor schoolcarrières. Het is daarom zeer de moeite waard inzichten over wat en wijs advies is met hen te bespreken en niet alleen aan hun individuele inschattingen over te laten. Interessant in deze discussie zou de stem zijn van hoger opgeleide Turkse, Marokkaanse en andere nieuwgekomen Nederlanders. In de populaire media verschijnen steeds meer verhalen van deze groepen over hoe zij destijds hebben moeten vechten voor een goed advies – en geen genoegen namen met de goedbedoelde aanbeveling dat het vmbo misschien het beste voor hen zou zijn. Publieke gesprekken tussen deze mensen en hun oud-leerkrachten, of representanten van het reguliere onderwijs, zouden zeer leerzaam kunnen zijn voor iedereen die de verantwoordelijkheid heeft kinderen een schooladvies te geven.

Naast het goed informeren van docenten pleit ik ervoor dat visies op goed onderwijs niet zomaar bij scholen worden neergelegd, maar ook bij bedrijven en bij vrijwilligersorganisaties. Scholen hebben in deze tijd een versterkend cordon van vrijwilligers om zich heen nodig die erbij helpen om visies op goed onderwijs in de praktijk met individuele leerlingen vorm te geven. Het maatschappelijk potentieel van vrijwilligers is zeer groot, zeker sinds bedrijven een jaar of wat geleden massaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in hun beleidsplannen hebben gezet. Het wachten is nu op scholen en bedrijven die het goede voorbeeld geven met de inzet van dit potentieel, en daar breed bekendheid aan geven. Bestrijden van taalachterstanden, voorbereiden op de arbeidsmarkt, aandacht voor individuele talenten, begeleiden bij het vinden van een richting – het zijn allemaal uiterst belangrijke zaken waar binnen de school aan gewerkt kan worden, met hulp van buitenaf.

Aan het begin van haar persbericht noemt de Onderwijsraad weekendscholen en zomerscholen als mogelijke middelen om onderbenutting van talent tegen te gaan. Inderdaad is dit een van de redenen waarom negen jaar geleden IMC Weekendschool werd opgericht. Maar, IMC Weekendschool werd opgericht om jongeren in achterstandssituaties, waar de tekorten van het onderwijs het hardst worden gevoeld, onmiddellijk aanvulling te bieden. Daarbij was het niet in de eerste plaats de idee dat overal in Nederland weekendscholen zouden ontstaan, maar dat de uitgangspunten en de vernieuwende aspecten van het weekendschoolonderwijs zouden doorsijpelen naar het reguliere onderwijs. Op school moet het uiteindelijk gebeuren, en dat kan ook. Het streven van IMC Weekendschool is daarbij overbodig te worden. Misschien gebeurt dat nooit, maar de bedoeling hoort stimulerend te zijn voor iedereen die wil werken aan goed onderwijs.”

Heleen Terwijn
initiatiefneemster Weekendschool



«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK