Enige kennisgeving

Nieuws | de redactie
23 maart 2007 | Kennis is het toverwoord van de jaren nul. Wie wil meetellen gebruikt het woord te pas en te onpas. Vroeger wás kennis er gewoon. Je kon het je toe-eigenen of je kon het laten voor wat het was. Maar iedereen mocht het huis der kennis betreden. Kennis bestond. Maar dat is verleden tijd, als we beleidsmakers en onderwijskundigen mogen geloven. Kennis is uiterst beweeglijk geworden, zo verkondigen zij, ultraflexibel en hyperglobaal. Kennis kan stromen als een waterval, kennis kan zich wonderbaarlijk vermenigvuldigen en kennis kan in sneltreinvaart van gedaante veranderen.
Je hoort de gekste dingen over kennis tegenwoordig.

We kunnen kennis delen en we kunnen kennis spreiden . Kenniswerkers kunnen kennis creëren. Maar kennis zit ook verstopt: in kennisbronnen die we moeten aanboren. Kennis kan weglekken (vandaar misschien die kenniskringen?). Moeilijk toegankelijke kennis kun je ontsluiten waarna die kennis moet circuleren. Kennis groeit in kennisdomeinen, of floreert juist op de snijvlakken van kennisdomeinen. Kennis kan verouderen, maar kan zich ook vernieuwen. Kennis bestaat uit kenniselementen of kenniscomponenten. Onderwijsinstituten hebben een kennisfunctie. En natuurlijk kun je kennis vertalen… náár de praktijk!

Maar de meest bizarre is: er dreigt een kennistekort. Een heus kennisalarm! Het is alsof de poolkappen al zíjn gesmolten! Maar gelukkig, het probleem heeft de aandacht. In het blad Education Insights meldt HBO-Raadvoorzitter Doekle Terpstra trots dat hij ‘de urgentie van het kennistekortprobleem’ heeft ‘geagendeerd’. En met succes. Jo van Ham, directeur Hoger Onderwijs van het ministerie, heeft er terdege kennis van genomen: ‘Een tekort aan kennis over het kennistekort en de gevolgen daarvan is er mijns inziens niet.’

Een kennistekort, ajakkes. Net nu Nederland dubt over de vraag: hoe worden we een kenniseconomie, een kennissamenleving?

We moeten natuurlijk eerst achterhalen waar dreigende kennistekorten in Nederland het meest nijpen. En moeten we niet wat zuiniger omgaan met wél aanwezige kennis? Het is duidelijk, er moet een kennisdeltaplan komen, met alleen een kennismanagementimpuls redden we het echt niet meer. Bovendien is het hard nodig om het kennisimago op te vijzelen. Ineens klinken er serieuze leuzen: Nederland Kennisland! Hoera, kennis mág weer! Geweldige ambities hoor je op kenniscongressen en -seminars: Nederland moet hét kennismekka van de wereld worden.

Waarom ineens dit hele kenniscircus? Heel eenvoudig: wie het K-woord níet gebruikt, krijgt geen kennissubsidie. Dáárom is het hele onderwijs in de weer met kennisinnovaties, kennisplannen, kenniscentra, kennisplatforms, kennisnetwerken en kennisboulevards. Dáárom ook wil iedere hogeschool tegenwoordig groeien van een onderwijs- naar een kennisinstelling.

Natuurlijk mengt collega K. zich ook in het kennisdebat. ‘Kennisinstellingen?’, zegt hij, ‘zijn bibliotheken: kennis in stellingen… En het enkelvoud is een gastdocent.’ Die snap ik niet. ‘Simpel, Frickie. Als ik iets zelf niet weet, breng ik een kennis in stelling.’

Hajo Frick
docent Hanzehogeschool


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK