In mummiezwachtels verpakt

Nieuws | de redactie
6 juni 2007 | Is het eindelijk weer eens bon ton om over excellentie, toptalent, topopleiding en werving van wereldwijde toppers te praten, komt de VSNU op dát moment met een groot pleidooi en een reeks seminars over betere bacheloropleidingen. ScienceGuide vroeg voorzitter Sijbolt Noorda naar zijn motieven om juist het bachelorsucces prioriteit nummer één te maken.



Waarom, en waarom nu?

Het gaat om het succes van de hoger opgeleiden in ons land. Kijkt toch eens naar dé verschuiving in de arbeidsmarkt van de voorbije 25- 30 jaar: van 5% hoog opgeleiden naar ruim 30%. En zelfs meer als je de definitie van hoog opgeleiden internationaal breder neemt. 70% van onze economie bestaat nu uit producten en services van de dienstensector. Juist die vergt per definitie het grootste aantal – en aandeel – van HO-opgeleide mensen. Een groot volume van zulke talenten met zo’n opleiding is dus van een snel toenemend, steeds groter belang.

Maar dat is lang niet het hele verhaal. Het is ook van groot belang voor de mensen zelf die het betreft. Willen zij in een complexe, internationale samenleving zich kunnen ontplooien dan hebben zeer velen een HO-opleiding nodig. En niet alleen onder de jeugd. We benutten de bacheloropleiding veel te weinig voor de verhoging van de kwaliteit en kennisniveaus van de mensen boven de 30. Leven lang leren kan en moet ook via de wo-bachelor. Dat de OESO ons land hier kritiseert om het gebrek aan inzet en aandacht, dat mogen we ons aantrekken. Dit moet veel meer gebeuren.

Maar voorlopig is de uitval in de bachelor nog erg hoog.

Ja en die moet drastisch omlaag. Ik wil 50% vermindering, dat is mijn doelstelling. 15% van het ‘leeftijdscohort’ onder de jongeren gaat voor haar opleiding naar onze 13 universiteiten. Daar kunnen zij voortreffelijk gevormd worden. Doodzonde is het als niet tenminste 85% daar ook met succes naar de eindstreep komt, een diploma en een kennisprestatie op het hoogste niveau weet te behalen. Jammer voor henzelf, voor hun motivatie en talent. Jammer voor heel de samenleving bovendien.

Want vergis je niet: die top 5%, de excellente mensen, daarvan leven we uiteindelijk niet. Hoe vreselijk belangrijk het ook is dat wij er zijn en hun talent optimaal tot zijn recht komt. De samenleving draait echter op gewone HO’ers: gedreven leraren, betrouwbare juristen, ingenieurs van Rijkswaterstaat met scherp inzicht. De vraag naar zulke mensen is groot, juist voor jonge mensen is dat een goed signaal. Daarom mijn stelling dat hier het volume van HO-opgeleiden, van bachelorsuccessen primair is.

De studenten hoor je echter niet over tekort aan volume, maar over fascinatie-tekorten.

Precies! Bij die volume-ambitie en reductie van uitval hoort daarom het besef dat het parcours daarheen niet langer op een en dezelfde manier doorlopen kan en moet worden. We hebben te lang de standaard berekende programma’s van 60 ECTS-punten voor iedereen als een T-Ford opgevat. De basis voor de programma-opzet en berekening moet niet identiek zijn aan de standaard, de enige vanzelfsprekende vorm ervan. De uitvalreductie zit geklonken aan het besef van het loslaten van die ene standaard als dwangmatige vorm voor de bachelor. De interessantste waarheden zijn altijd met hun tweeën.

Wat doe je vervolgens als je die standaard los laten wil?

Het is geen hamer-en-spijker probleem, van een klap op dat nageltje en hij zit vast. Er komt geen grootscheeps beleidsstuk uit een kamer waarin we allemaal lieden hebben opgesloten om dat te schrijven.

De Nederlandse universiteiten moeten die bachelors beter maken, maar niet omdat ze dat elders zo veel beter zouden doen. Maar omdat iedereen in het HO, wereldwijd hier mee worstelt. Ik sprak dit weekend in Parijs collega’s van overal vandaan, Australië, Arizona, Finland. En allemaal worstelen ze hiermee. Bijvoorbeeld met de overgang van jongeren van nu van hun eigentijdse jeugdcultuur – met zijn vele dimensies en de vele aandacht die dat van hen vraagt – naar de academische cultuur die voor de universiteit nog zo vanzelfsprekend lijkt. Dit vraagstuk is zó lastig, daar is zoveel dat niet goed lukt, in elk land, overal ter wereld. Mijn collega van de universiteiten van Ghana had het er ook over, net zo goed. De voorbeelden in zijn land en cultuur kunnen dan anders zijn, maar hetzelfde effect heeft het.

Wat zo curieus is: er zijn geen een-op-een relaties tussen de oplossingen die iedereen opvoert en het probleem. Geen directe relatie tussen ‘meer contacturen’ an sich en studiesucces. Geen directe relatie tussen ‘harder studeren’ en minder uitval. Het zijn foute reducties van ideeën die op zich nuttig kunnen zijn. Het vraagstuk is veel ingewikkelder en dus veel interessanter.

Geen beleidsnota ‘Bachelorsucces’ dus en geen hamer die op spijkers ramt. Wat wel?

We gaan in een serie regionale seminars platforms vormen voor ideeën en aanpakken die blijken te werken. Deze zomer zetten we daar de schijnwerper op en gaan de goede voorbeelden dissemineren.

Geen beleidsmedewerker of bestuurder, hoe belangrijk ze ook zijn, kan zelf het onderwijs beter maken. De vakgroepen, de docenten die doen dat. We zijn geen bevelshuishouding als universiteit. Als de minister, de voorzitter van de VSNU of een andere beleidsmaker iets afkondigt, gebeurt er alleen iets als de hoog opgeleide, zelf nadenkende mensen in dat onderwijs inhoudelijk overtuigd zijn dat hier iets zinnigs, beters van komt.

Je zou dat viral marketing kunnen noemen?

Ja, dat zijn vooral geen instructiesessies. En ook geen adressering van het probleem via de band naar de minister of anderen die verantwoordelijk zijn voor het beleid. Ik wil dat we er een Wehkamp catalogus van slimme ideeën uitkrijgen. Via peer-to-peer inspiratie, kritische reflecties en disseminatie. Iedere onderzoeker kent dat, zorgt dat zo zijn werk, de kwaliteit omhoog getild wordt. Maar het onderwijs hebben we dit blijkbaar helemaal ontnomen. In plaats van die peer-to-peer cultuur zijn we elkaar gaan inzwachtelen als mummies en pamperen in allerlei goed bedoelde tussenstructuren.

Het resultaat moet variëteit van vele initiatieven zijn los van die mummie-standaard. En dat kan en dat lukt ook: al tien jaar laten het University College, de bèta-gamma propedeuse en nu ook de honours-trajecten dat zien. Dat begon bij high end aanbod van vernieuwingen. Nu kunnen we veel bredere studentengroepen gevarieerd maatwerk bieden. Die voorbeelden bewijzen in elk geval dat je uit deze gevangenis kunt ontsnappen.

Wat wij dan vooral niet moeten doen is hier weer een storm van beleid op loslaten. Zelf niet en ook het ministerie niet. Dat moeten we overtuigen dit evenmin te willen. We moeten niet uit lamlendigheid maar uit wijsheid op onze handen gaan zitten.

Ja ja. Daar komt u nu mee…..

Waarom niet eerder, wilt u dat weten? Je leert als bestuurder dat er een tijd moet zijn dat dingen kunnen en wanneer dat geen zin heeft. De constellatie dat het aan alle kanten wil passen moet je weten te vinden.

Ik heb de studentendelegaties op bezoek gehad, die tegen elke stap waren zolang deze zou leiden tot minder eenvormigheid: ‘Dat helpt alleen maar de elite’. Nu zijn de studenten voor maatwerk, willen velen meer uitdaging, willen meer verschil om motivatie en drive te stimuleren. Politieke partijen die hier alleen maar taboes zagen, laten ineens variëteit toe, willen daarover kunnen praten.

Men is uitgekeken op die T-Fordjes, allemaal zwart. Uitgekeken op globale voorschriften tot eenvormigheid. We praten ook internationaal ineens weer over de waarde van een quality culture in je universiteit, onder je docenten, je studenten. We hebben de wind mee, in de zeilen.




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK