Neanderthalers gingen voor de joekels

Nieuws | de redactie
6 juni 2007 |

De Spinozapremie was voor de Leidse oudheidkundige Wil Roebroeks een volslagen verrassing. Dezelfde dag ging in Neumark een opgraving van start onder zijn leiding. ‘Daar worden DDR-bruinkoolmijnen omgevormd tot merengebied. We werken voor het stijgende water uit. Het gaat om kampementjes, honderd- tot tweehonderdduizend jaar oud:  dichtgeslibde meertjes, bebost gebied. Botmateriaal, hout, houtskoolresten, alles ligt daar heel mooi bewaard.’
Paradox
Vroeger – nog niet eens zo lang geleden – werd aangenomen dat de Neanderthalers een doodlopende lijn in de menselijke evolutie vormden: primitief, achtergebleven en niet in staat zich aan een veranderend klimaat aan te passen. Dat ligt echter heel wat genuanceerder, stelt Roebroeks, want recent – voornamelijk Leids – onderzoek heeft de paradox van de Neanderthalers aan het licht gebracht. ‘Enerzijds hebben de Neanderthalers gedurende honderdduizenden jaren primitieve simpele stenen werktuigen achtergelaten Het is feitelijk heel saai: er verandert bijna niets. We zien wel variatie, maar geen duidelijke veranderingen zoals in de archeologie van de moderne mens, waar je om de tienduizend jaar wel een andere techniek tegenkomt. Maar anderzijds zien we dat ze zeer bedreven jagers op groot wild waren. Bovendien zijn ze modern in de manier waarop ze hun prooi verwerkten en in het aspect dat ze in een heel breed spectrum van omgevingen rondtrokken.’

Isotopenonderzoek
Isotopenonderzoek aan het botmateriaal van Neanderthalers heeft aangetoond dat ze een tamelijk eenzijdig dieet hadden. Ze joegen voornamelijk op groot wild dat ze op een zeer efficiënte manier verschalkten en verwerkten. Roebroeks denkt dat jagen op kleiner wild voor hen niet economisch was. ‘Ze hadden grote lichamen die veel meer energie nodig hadden dan wij. Amerikaans onderzoek noemt schattingen van 20% meer dan moderne mensen tot zelfs absurd grote hoogte. Daarbij hadden ze ook grotere hersenen en ook die kosten veel energie. Evolutionair gezien is het beter zo dom mogelijk te zijn, want de energie die bespaard wordt door hersenen kleiner en minder slim te maken, kan dan besteed worden aan bijvoorbeeld de voortplanting.’

Biomassa
Daarom is de opgraving in Neumark ook zo interessant. Roebroeks: ‘De soorten omgeving waar de Neanderthalers voorkomen, lijken sterk op die van de moderne mens: koude en warme tijden, vlakten en bossen. Voor jagers zijn bossen moeilijk, omdat de biomassa daar veel lager is. In de grote vlakten leefden de herbivoren, maar in bossen was de wilddichtheid veel geringer. Wij vragen ons af wat ze in die bossen deden, op welke diersoorten ze joegen. Een simpele voorspelling is dat ze er gingen voor de joekels: nijlpaarden, olifanten, neushoorns, de echte megasoorten. Die zijn er weinig, maar als je er een hebt, dan heb je ook wat. In de kleine soorten zoals reeën en everzwijnen moet je veel tijd en energie steken om ze te pakken te krijgen. Het rendement is daardoor minder.’

Nomadisch
Doordat de Neanderthalers voortdurend op zoek waren naar het grootste en beste uit de omgeving, waren ze steeds onderweg. Ze waren extreem nomadisch. Daarom worden op de vindplaatsen wel resten van vuur gevonden, maar geen haardstenen die de effectiviteit van het vuur verhogen, of hutten. ‘De moderne mensen, waar wij uit voortkomen, hadden een ruimer assortiment en kunnen het zich veroorloven te settelen’, vertelt Roebroeks. ‘Je kunt tijd steken in het efficiënter maken van de techniek van het achtervolgen van wild of in het verwerken van wild. De Neanderthalers deden waarschijnlijk het eerste. Ze hadden breed inzetbaar gereedschap. Dat weten we ook op basis van gebruiksanalyses. Moderne mensen hadden, zwart- wit gesteld, voor elke activiteit een ander werktuig, mooi en zorgvuldig vormgegeven. Neanderthalers gebruikten een simpel ding voor alles.’

Taal
Roebroeks veronderstelt dat de Neanderthalers hun simpele technologie compenseerden met heel gedetailleerde kennis van de natuurlijke omgeving. ‘Het probleem is dat je dat niet ziet. Je ziet alleen dat het zeer ervaren jagers waren op grote dieren.’ Het is bekend dat Neanderthalers gewonde en invalide individuen verzorgden, hoewel die niet meer productief mee op jacht konden gaan. Wellicht speelden die individuen een rol in die gedetailleerde kennisoverdracht?

Roebroeks wil nog niet meteen zo ver gaan om te beweren dat Neanderthalers over taal beschikten. ‘Het probleem is dat taal een complex geheel van verschillende onderdelen is en niet fossiliseert. Recent onderzoek bij hedendaagse jagers- verzamelaars heeft niet aangetoond dat taal zeker een rol speelde in de overdracht van kennis over de jacht. Waarschijnlijk moet de conclusie zijn dat veel van de kennisoverdracht plaatsvond door er gewoon bij te zijn.

Mijn gut feeling is dat de Neanderthalers waarschijnlijk wel over een soort van taal beschikten. Kennis bouw je nu eenmaal het efficiëntst op door taal. Taal is verschrikkelijk belangrijk voor het evalueren van wat er op een dag is gebeurd. Maar een gevoel is geen argument. Wij archeologen hebben overigens taal helemaal niet nodig. Archeologists can tell a good story without language.

Natuurlijk experiment
Het leuke van zijn project vindt Roebroeks dat je de Neanderthalers echt gaat zien als een soort natuurlijk experiment: ‘Zeshonderd duizend jaar geleden hadden wij een gemeenschappelijke voorouder. De omgevingen in westelijk Eurazië zijn met de Neanderthaler gaan stoeien, terwijl onze voorouders zich waarschijnlijk ergens in Afrika ophielden. Wij zijn redelijke alternatief gebleken. De Neanderthalers die het toch een half miljoen jaar hebben uitgehouden, zijn na een succesvol bestaan verdwenen.

In mijn groep heeft Alexander Verpoorte een fantastisch productieve onderzoekslijn ontwikkeld, gebaseerd op de hypothese dat subtiele biologische verschillen tussen Neanderthalers en ‘ons’ een groot deel van de archeologische verschillen kunnen verklaren. Ik denk dat uiteindelijk de verschillen in energiebehoefte tussen de Neanderthalers en moderne mensen het verschil hebben gemaakt. De Neanderthalers waren zo dun verspreid en zo gespecialiseerd in wat ze van het land gebruikten, dat de komst van een andere soort die hen het weinige waarmee ze het moesten doen afpakten, het einde kon betekenen. Ook hun voedsel kan een rol hebben gespeeld. Een iets diverser dieet dan het veronderstelde bijna alleen maar vlees, leidt bijvoorbeeld tot minder kindersterfte. Modelleerwerk laat zien dat met 2% meer nakomelingen voor de moderne mensen, de Neanderthalers binnen duizend jaar verdwenen zouden moeten zijn.’

Roebroeks ziet de premie ook in een breder verband van de ontwikkeling van zijn vakgebied in Nederland: ‘Volgens een recent rapport van de KNAW is de Nederlandse archeologie een soort toren van Pisa, die helemaal uit het lood staat. Er zijn zo’n vijftig archeologen die werken in academisch verband en duizend daarbuiten. De vijftig archeologen binnen de universiteiten moeten zorgen voor al het onderwijs. Met deze premie komt het erop neer dat ik een sabbatical kan kopen en heel wat onderzoeksvrijheid krijg.’

Onderzoekslijn
Geen sabbatical om op zijn lauweren te gaan rusten. In tegendeel, met zijn kleine onderzoeksgroep kan hij nu eens rustig orde op zaken gaan stellen en een goede onderzoekslijn uitstippelen, zonder het altijd maar weer terugkerende probleem om ergens geld los te krijgen. ‘Met twee mensen uit mijn groep ben ik al bijna een jaar bezig met het schrijven van een vervolg op wat zij tot nu toe gedaan hebben. Dat moet heel strategisch bekeken worden. Die onderzoeksplannen kunnen we nu gewoon uit de kast halen zonder rekening te hoeven houden met al de beperkingen die NWO – terecht – stelt.’


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK