Reorganisatie MBO blijkt noviteit waar niemand raad mee weet

Nieuws | de redactie
15 juni 2007 | Berenschots 'De kracht van het herontwerp; onderzoek naar de succesfactoren en risico's van het herontwerp mbo' is een van de boeiendste onderzoeken naar onderwijsvernieuwing dat ooit is verschenen. Het zet het denken over onderwijsinnovatie op zijn kop. Het concept deugt, de uitvoering faalt op alle fronten. Niet doordat er onvoldoende budget of draagvlak voor de vernieuwing is; feit is dat de volledige operatie uit het onderzoek van Berenschot naar voren komt als amateuristisch.

Alsof er nog nooit serieus over de invoering van onderwijsvernieuwing is nagedacht. Nu geen van de klachten te wijten is aan een verkeerd idee dat topdown wordt gedumpt, confronteert Berenschot de politiek met een onmiskenbaar onvermogen. De reorganisatie van een onderwijssector blijkt een noviteit waar Nederland geen raad mee weet.
 
Niets gaat goed bij de vernieuwing van het mbo. Regie, tempo, kwaliteit, communicatie, alles faalt. De vertaling van het herontwerp naar onderwijs, organisatie en bedrijfsvoering van opleidingen, lukt nauwelijks doordat veel praktische zaken onvoldoende doordacht zijn en de noodzakelijke kennis en professionaliteit bij docenten ontbreekt.
Wat wel als deugt is het herontwerp zelf. ‘Hoofdconclusie van het onderzoek is dat, ondanks alle negatieve publiciteit, de urgentie en noodzaak van het herontwerp over het algemeen door alle betrokken actoren (bestuurders, uitvoerders en doelgroepen) wordt onderschreven,’ schrijft Berenschot. ‘Het competentiegericht onderwijs vormt het adequate antwoord op de maatschappelijke problemen rond schooluitval en gebrekkige aansluiting tussen onderwijs en beroepspraktijk.’
 
Dodelijk
De parlementaire onderzoekscommissie die onder leiding van Dijsselbloem zich in onderwijsvernieuwing gaat verdiepen, krijgt met de verschijning van dit onderzoek een door niemand vermoede start. Concept, draagvlak en budget blijken niet doorslaggevend voor de succesvolle implementatie van een vernieuwing. Het tegendeel is waar; concept en draagvlak komen onder druk te staan en verkruimelen doordat de uitvoering traag en moeizaam verloopt. Invoeringsfouten blijken dodelijk zelfs voor een uitstekend idee. Extra geld zou de chaos die Berenschot beschrijft, eerder groter maken omdat uit alles naar voren komt dat onduidelijk is waarvoor een groter budget het best kan worden ingezet. Berenschot: ‘Tijdens het onderzoek hebben wij (…) regelmatig vernomen dat de voor het herontwerp beschikbare middelen vèr onder de maat zouden zijn. Tegelijkertijd hebben wij echter geen onderbouwde voorstellen geconstateerd voor ophoging van de beschikbare middelen.’
‘Als bovenstaande knelpunten niet zeer spoedig ter hand worden genomen,’ concludeert Berenschot, ‘bestaat het risico dat de negatieve beeldvorming over het herontwerp en het CGO (competentiegericht onderwijs) niet meer gekeerd kan worden en actoren in de uitvoering alsook doelgroepen gaan afhaken.’  
 
Communicatiebeleid
Over die negatieve beeldvorming kraakt het onderzoek een paar stevige noten. ‘Er ontbreekt een, voor een complex en maatschappelijk urgent en gevoelig traject als het herontwerp, hoogstnoodzakelijk communicatiebeleid. Door het gebrek aan proactieve, positieve, systematische, planmatige en centraal ontwikkelde en gecoördineerde informatievoorziening en communicatie over de aanleiding, doelstelling, opzet, resultaten en successen van het herontwerp bestaat het risico dat de negatieve beeldvorming en publiciteit rond het traject blijvend de overhand neemt en niet meer valt te keren.’
Dit gebrekkige communicatiebeleid kleeft niet alleen aan deze onderwijsvernieuwing. Basisvorming en studiehuis leden onder hetzelfde euvel; al snel nam geen commentator nog de moeite idee en uitvoering te scheiden. Het komische VPRO-duo Van Kooten en De Bie verrichtte in de jaren negentig de taak die Ad Verbrugge en zijn BON (Beter Onderwijs Nederland) nu op zich nemen: de draak steken met een concept waarvan je nauwelijks kennis hebt. Verbrugge en zijn collega’s presenteren in de Volkskrant van dinsdag (15 mei) opnieuw een stevig staaltje van deze vorm van namaakdenken; als zij het Berenschotrapport wel hadden gelezen, was het heldere onderscheid dat Berenschot maakt tussen competentiegericht onderwijs en nieuw leren hen niet ontgaan.
 
Toetsingskader
Berenschot’s ‘De kracht van het herontwerp’ beantwoordt alvast de vragen van de parlementaire onderzoekscommissie over waarom het in het verleden gehanteerde sturingsprincipe kansloos was, het levert het gevraagde ‘toetsingskader voor de analyse van implementatieprocessen’ en is een perfecte handleiding voor het vinden van ‘overeenkomsten tussen vernieuwingsoperaties in het onderwijs’. Voor de vergelijking van de kwaliteit van het onderwijs van vóór en na basisvorming en tweedefase die de commissie Dijsselbloem wil, biedt Berenschot geen handreiking. Die kan niemand bieden.
Vergelijking van onderwijskwaliteit uit heden en verleden is onmogelijk doordat de norm voor wat goed onderwijs is en wat niet, door de tijd heen verandert. De kracht van Berenschot is dat hun onderzoek het herontwerp van het mbo toetst aan deze tijd en aan de eisen van deze samenleving. Dat is veel beter en kost maar tien procent van de zes euroton die de Kamer voor haar onderzoek nodig heeft.
 
Wilma Cornelisse
Freelance journalist & hoofdredacteur
Kluwer’s Nieuwsbrief Onderwijspraktijk


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK