‘100 dagen proces’ op OCW gaat verder

Nieuws | de redactie
11 juli 2007 | Na de '100 dagen' zet minister Plasterk zijn consultaties voort. In het najaar komt hij met zijn strategische agenda. De contouren daarvan zijn voor veel partijen in het hoger onderwijs nog diffuus.



Voorzitter Koen Wassink van de LSVb vindt minister Plasterk “veel toegankelijker” voor studenten dan voorgaande bewindslieden. “Hij kijkt oprecht naar ideeën die we aandragen en zegt eerlijk waar het op staat. In de Studentenkamer liet hij duidelijk doorschemeren welke ideeën van ons hem bevielen en welke niet. Als je een punt aandraagt, dan denkt hij met je mee. Vooralsnog hebben we dan ook vertrouwen in Plasterk, al blijven we hem natuurlijk kritisch volgen”. Om die reden publiceerde hij met zijn ISO-collega een opiniestuk op Scienceguide, dat de minister de komende periode nadrukkelijker richting zou moeten geven.

ISO- voorzitter Bastiaan Verweij ervaart het contact met minister Plasterk als een verlenging van de 100 dagen. “Het gesprek is nu wel een stuk inhoudelijker. Hij nodigt ons samen met andere organisaties uit om input te leveren voor zijn strategische agenda. Hij geeft ons daarbij het gevoel dat hij goed naar ons luistert, naar het ISO en naar andere organisaties. Daarbij geeft hij overigens wel aan dat hij ook zijn eigen politieke mening heeft. Naar die mening is het soms wel zoeken.”

De uitkomst van het 100-dagen proces van het kabinet geeft in dit opzicht nog wat weinig helderheid. Ook SER- voorzitter Rinnooy Kan noemt met name het terrein van kennis en innovatie als een aspect waar door het kabinet “weinig wordt gezegd. Dat is jammer.” Te meer omdat op dit terrein een brede en krachtige coalitie bestaat van wat hij ‘alle usual suspects’ noemt. De Kennisinvesteringsagenda van het Innovatieplatform – waar hij lid van was en is gebleven in deze regeringsperiode- legt daar de basis voor en hij verwijst daarom ernaar als “een concreet plan voor de verbetering van het onderwijs.” Belangrijk is dat daarin over de volle breedte afspraken en doelstellingen zijn vastgelegd “van voorschoolse vorming tot levenlangleren.”

Verweij vraagt zich daarom af: “Wat wil de minister nu zelf? Het wordt tijd dat de minister open kaart speelt. Ik geloof wel dat hijzelf een mening heeft, maar het is moeilijk te gissen wat die mening is. Ik heb het idee dat Plasterk graag wil dat het veld met eenduidige oplossingen komt. Maar soms komt het veld met tegenstrijdige oproepen. Wat ga je dan doen? Daar is Plasterk nog vrij vaag over.”

Ook elders in het hoger onderwijs leeft een zeker ongeduld naast onzekerheid over het beleidsperspectief van het nieuwe kabinet. SP en CDA zijn beide doende om bijvoorbeeld ten aanzien van de governance met eigen initiatieven te komen, mede naar aanleiding van de analyse van het ‘salarisvraagstuk’ van leden van CvB’s op ScienceGuide. Het CDA zou die input willen verwerken in een eigen voorstel voor de positionering van ‘maatschappelijke ondernemingen’, zoals universiteiten en hogescholen.

De omzichtigheid waarmee vanuit OCW wordt omgegaan met de review door de OECD van het hoger onderwijs lijkt in dit patroon te passen. Terwijl premier Balkenende -en hij niet alleen- tegen ScienceGuide het belang van die review voor de beleidsontwikkeling aan gaf, is het vanuit de Hoftoren opvallend stil. Balkenende zei onder meer: ““Dat de OESO de rol van het Innovatieplatform significant noemt, dat vind ik wel belangrijk. Het beeld was voorheen in sommige media wel eens anders, hè?” De kritiek van de OESO dat de slecht afgestemde werkwijzen van OCW en andere kennisdepartementen ook de coördinerende en agenderende taken van het Innovatieplatform benadeelt, wilde de premier niet en détail becommentariëren. “Wij gaan in het platform ons maar niet bezighouden met verhoudingen tussen ambtelijke apparaten. De pijlers in het coalitieakkoord, waarvan innovatie en kennis een van de zes is, zijn benut voor een herinrichting van de onderraden van de ministerraad. De beleidslijnen worden langs deze opzet uitgediept en gestuurd. En dat gaat bewust over de grenzen van de verschillende ministeries heen! Dat heeft wel enige impact”.

Vanuit Brussel klinkt dan ook een waarschuwing voor het HO-debat in ons land, uit het nieuwe Neth-er van Frans van Vught: “De prestaties van Nederland op indicatoren als vroegtijdig schoolverlaten, participatie in levenlang leren en van buitenlanders, doorstroom tussen onderwijstypes, totale investeringen in onderwijs en vermogen tot sturing en langetermijnbeleid nopen tot zorg. De experts van de OESO betwijfelen of Nederland het op de huidige manier tot de top van de wereldwijde kennissamenleving zal schoppen. Iedereen krijgt er van langs in dat rapport, enkelen zelfs héél hard. Te hopen valt dat het Nederlandse onderwijssysteem nu niet vervalt in een gekissebis over schuldtoewijzing en nationale achterhoedegevechten.” Dat het ‘vermogen tot sturing en langetermijnbeleid’ daarbij als punt van zorg genoemd wordt, maakt de tweede 100 dagen die OCW lijkt te hebben ingelast nog belangrijker dan die eerste voor heel het kabinet al waren.

Over verschillende elementen van dat langetermijnbeleid zijn nog eerste consultaties gaande. Zo wordt over de borging van het hoger onderwijs aanbod met koepels en andere betrokkenen gepraat. Het beeld daarover is echter diffuus, zoals ook blijkt uit de vragen van de studenten naar de inhoudelijke inzet van de minister zelf. Dat ook op dit punt bijvoorbeeld de analyse van de OESO-review niet geagendeerd lijkt roept vragen op binnen de HO-organisaties.

NVAO- voorzitter Karl Dittrich zegt er in een interview met ScienceGuide onder meer dit over:

“Met 15 organisaties uit tien landen zijn wij bezig om in december zo ver te zijn dat het besluit kan vallen over het in werking zetten van het vertrouwensbeginsel over de grenzen. Dit houdt in dat we de accreditering van een HO- opleiding in het ene land aanvaarden als borging  –ook voor gezamenlijke opleidingen- in de andere betrokken landen.

Let wel, daarmee is de borging op dat niveau wel gezamenlijk afgesproken, maar het is dan aan de overheden de wezenlijke vervolgstap te zetten De consequenties voor het bestel, zoals de erkenning van diploma’s en de gevolgen voor de bekostiging zijn geen zaak van de accrediteringsorganen in Europa, dat ligt bij de overheden.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK