Baan en ontslaan

Nieuws | de redactie
20 juli 2007 | Een baan is geen eigendom, maar moet bezien worden vanuit de metafoor van het aangaan en beëindigen van relaties. Aldus directeur Ton de Korte in zijn eerste column als directeur van NCSI.



De Nederlandse samenleving in de tweede helft van de 20ste eeuw was voor een groot deel gebaseerd op drie pijlers: een vaste baan, een goed huwelijk en een eigen huis. Vraag aan ouders hoe het met hun volwassen kinderen gaat en het te verwachten antwoord is: ‘het gaat goed met hen, zij zijn gelukkig getrouwd, ze hebben een mooi huis en ze hebben een goede baan’.

Nu is het huwelijk als instituut en als dominante samenlevingsvorm sinds de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw aan erosie onderhevig geweest. Er verschenen vele nieuwe vormen om een relatie gestalte te geven: samenwonen, de LAT- relatie, het homo-huwelijk, geregistreerd partnerschap, het weekend-huwelijk etc. etc.. In sommige leeftijdsfasen is ‘lekker single’ of seriële monogamie ook niet ongebruikelijk. De mensen die blijven kiezen voor een huwelijk om hun relatie (wettelijk) te bekrachtigen, trouwen nu over het algemeen op huwelijkse voorwaarden en niet meer in gemeenschap van goederen. En hoewel men elkaar nog ‘trouw voor het leven’ belooft, eindigt één op de drie huwelijken in een scheiding.

De wetgeving rond huwelijk, samenwonen en scheiden heeft zich moeiteloos aan deze ontwikkeling aangepast. Partners kunnen voor het aangaan en verbreken van een relatie kiezen voor een gang naar het stadhuis, de kerk, de rechter of de notaris. Zij formuleren hun eigen psychologisch contract en zoeken daarbij een passende juridische vorm.

Natuurlijk blijven scheidingen ingrijpende gebeurtenissen. In sommige gevallen is een uitspraak van een derde nodig om de randvoorwaarden bij een scheiding te regelen; met name als er sprake is van zorgplicht voor kinderen of een noodzaak voor alimentatie. Veel leed rond scheidingen heeft echter evenzeer te maken met de emoties als met de feiten. Je ziet hier dan ook in toenemende mate een opmars van mediators, in plaats van advocaten. Gladde gevallen worden middels een ‘flitsscheiding’ geregeld.

Uiteindelijk is het de kwaliteit van de relatie en de gelijkwaardigheid van beide partners die doorslaggevend is voor het wederzijdse geluk en niet het juridische kader dat men kiest om die relatie vorm te geven. Emancipatie, zelfstandigheid en (financiële) onafhankelijkheid hebben hier een doorslaggevende bijdrage aan geleverd.

De ‘baan’ is een andere pijler uit onze 20ste eeuwse samenleving. De ‘baan’ is een belangrijk onderdeel van ons (sociale) organisatieparadigma. Het is een kind uit het huwelijk van de industriële revolutie en de Tayloriaanse manier van organiseren met de verworvenheden van de arbeidersstrijd. De ‘baan’ is nog steeds verankerd in ons normen- en waardensysteem en is uitgebreid vastgelegd in wet- en regelgeving.

Vanuit het Tayloriaanse organisatieparadigma wordt de ‘ baan’ gekenmerkt door een heldere gezagsverhouding, vaste werktijden, een vaste werkplek en een duidelijke functie-inhoud. De verworvenheden van strijd van de arbeidersbeweging leveren voor de ‘baan’ ingrediënten op als een vast inkomen, collectieve sociale zekerheden en arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. Dit alles is mooi samengepakt in een psychologisch contract tussen werkgever en werknemer waarin inzet en loyaliteit van de werknemer en het bieden van zekerheid door de werkgever een belangrijke rol spelen.

Nu is ook het paradigma van ‘de baan’ al een tijdje aan erosie onderhevig. De heldere gezagsverhouding wordt vervangen door zelfsturing en eigen verantwoordelijkheid; de vaste werktijden door outputgerichte functiecontracten; de vaste werkplek door telewerken, thuiswerken en het ‘hotelkantoor’; de vaste functie- inhoud door brede inzetbaarheid, multi-tasking en employability; het vaste inkomen door winstdeling, bonussen en prestatiebeloning; de collectieve sociale zekerheden door zelf sparen; individuele of bedrijfsgewijze verzekeringen. De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd blijft de standaard maar wordt in toenemende mate aangevuld met uitzendcontracten, pay-rolling, detachering, inhuur van zzp’ers etc.

Eén van de belangrijkste gebeurtenissen in de 20ste eeuw, zo schreef de Amerikaanse goeroe Peter Drucker, was het ontstaan van het idee dat een baan je eigendom is.

Deze gedachte bepaalt nog steeds de discussie over de baan en over het ontslaan. Je hebt een baan; je hebt een baan gevonden; je baan kan worden afgepakt; je kan je baan verliezen; je kan je baan kwijtraken.

Het ontslaan en daarmee afnemen van iemands baan is, vanuit deze eigendomsgedachte, natuurlijk slecht en laakbaar, het lijkt op diefstal. Zoiets moet worden verboden of bestraft en op z’n minst beboet.

Het bieden of geven van een baan, daarentegen, heeft iets nobels, iets genereus; bijna iets filantropisch. Het heeft een Sinterklaas- achtige uitstraling.

Het is jammer dat de discussie over de baan en het ontslaan zo bepaald wordt door de eigendomsgedachte die aan het begrip ‘baan’ kleeft. Het zou van sociale innovatie getuigen om de verhouding tussen ‘werkgever/opdrachtgever/klant’ en ‘werknemer/opdrachtnemer/ leverancier van arbeid’, zowel bij het aangaan als bij het beëindigen van een relatie, te benaderen vanuit de metaforen van het huwelijk, samenwonen en de scheiding. Dan komen we vast en zeker eerder bij de onderwerpen waar het werkelijk over moet gaan: emancipatie, zelfstandigheid, (financiële) onafhankelijkheid en zorgplicht.


Ton de Korte, NCSI


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK