Maastricht verdedigt aanpak benoeming Ritzen

Nieuws | de redactie
4 juli 2007 |

De raad van toezicht van de UM staat volledig achter de aanpak en besluitvorming die bij de benoeming van oud-minister Ritzen tot collegevoorzitter is gekozen. “Ten onrechte is ophef ontstaan over de afspraken die destijds met de heer Ritzen zijn gemaakt. De universiteit heeft steeds inzicht gegeven in de feiten. Ik voeg daar aan toe dat betrokkene er in salaris aanzienlijk op achteruit zou gaan indien hij een benoeming zou aanvaarden terwijl voorts bekend was dat er (andere) aantrekkelijke aanbiedingen waren en mogelijkerwijs zouden blijven komen,” verklaart voorzitter P.A.F.W. Elverding. U leest de volledige verklaring van de raad hier onder.

De Universiteit Maastricht verkeerde in 2002 in de gelukkige omstandigheid dat de heer Ritzen kandideerde voor de functie van voorzitter van het College van Bestuur. Ritzen heeft zoals bekend een ruime staat van dienst als bestuurder, nationaal en internationaal en meer in het bijzonder op het terrein van het hoger onderwijs. De selectiecommissie heeft destijds unaniem zijn kandidatuur gesteund en het kwam de Raad van Toezicht van de UM gewenst voor het daarheen te geleiden dat Ritzen én naar Maastricht zou komen en zich meerjarig, dat wil zeggen gedurende twee termijnen van elk vier jaar aan de universiteit zou verbinden. Ik voeg daar aan toe dat betrokkene er in salaris aanzienlijk op achteruit zou gaan indien hij een benoeming zou aanvaarden terwijl voorts bekend was dat er (andere) aantrekkelijke aanbiedingen waren en mogelijkerwijs zouden blijven komen.

De hoogte van het aan Ritzen toegekende salaris was geheel in overeenstemming met de afspraken die destijds zijn gemaakt tussen de voorzitters van de Raden van Toezicht van de universiteiten. Onder die omstandigheden heeft de RvT het alleszins redelijk gevonden om aan de heer Ritzen een bindingspremie aan te bieden in de vorm van de afkoop van het pensioenhiaat voor zijn gehele carrière, zij het met een eigen bijdrage vanwege de voorziening vanuit de Wereldbank, en mede in het licht van het ontbreken van een prepensioenregeling. Bij ontslag/vertrek diende een evenredig deel van de volledige periode van acht jaar door de heer Ritzen vergoed te worden.

De RvT en universiteit zijn na vier jaar nog steeds ingenomen met het voorzitterschap van J. Ritzen, en zien derhalve zeer positief terug op de indertijd genomen besluiten.

Recentelijk is ten onrechte ophef ontstaan over de afspraken die destijds met de heer Ritzen zijn gemaakt. Dit betreft met name de reparatie van het pensioenhiaat en de betaling van de tijdelijke huisvesting van betrokkene. Bovendien is de suggestie gewekt dat de universiteit de betalingen niet juist in haar jaarrekening heeft verantwoord. De universiteit heeft steeds inzicht gegeven in de feiten. Deze worden in het navolgende kort toegelicht.

Het pensioenhiaat is onafhankelijk vastgesteld door het ABP en betreft de gehele carrière van de heer J. Ritzen, die geruime tijd in het buitenland werkzaam is geweest.  Dit pensioenhiaat is gevuld met een aanvullende pensioenverzekering, waarvoor de universiteit € 272.053 en de heer Ritzen €100.000 hebben betaald.

In overleg met de accountant KPMG is besloten om het bedrag dat per saldo ten laste van de UM kwam in 8 jaarlijkse termijnen vanaf 2003 als kosten van beloning van het College van Bestuur in de jaarrekening te verantwoorden. Deze afspraak is geheel in lijn met de methodiek van het baten- en lastenstelsel dat de UM al gedurende een groot aantal jaren toepast. Volgens deze methodiek worden kosten in een bepaald jaar in de jaarrekening geboekt op het moment dat deze kosten ook daadwerkelijk vast zijn komen te staan. Deze kosten zijn opgenomen in de jaarrekening onder de post bezoldiging college van bestuur als zijnde pensioenlast.

De accountant heeft ons dezer dagen wederom schriftelijk bevestigd dat dit de juiste behandeling van de kosten is.

Ten tijde van de aanstelling van de heer Ritzen is aan hem tijdelijke huisvesting aangeboden door de toenmalige vice-voorzitter van het College van Bestuur na goedkeuring door de voormalige voorzitter van de Raad van Toezicht. Dit aanbod is conform de regeling van de Universiteit Maastricht, die geldt wanneer een verhuisplicht is opgelegd, en strekt ertoe dubbele woonlasten (in casu Delft-Maastricht) te voorkomen. Een en ander geschiedde binnen de  wettelijke bevoegdheid van de Raad van Toezicht inzake de rechtspositie van leden van Colleges van Bestuur.

De minister is inmiddels volledig en in detail geïnformeerd.




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK