Tijd voor kwaliteit

Nieuws | de redactie
10 juli 2007 | "De discussie over de kwaliteit en kwaliteitszorg van het Nederlandse hoger onderwijs is al enige tijd in volle gang. Naast het onlangs uitgekomen OESO-rapport (mei 2007), verschenen recent zowel het CPB-rapport ‘Excellence for Productivity’ als de WO-monitor. Beide rapporten doen interessante uitspraken over het Nederlandse hoger onderwijs in vergelijking met andere landen." De nieuwe voorzitters van LSVb en ISO, Koen Wassink en Bastiaan Verweij, komen met een gezamenlijke aanzet voor de kwaliteitsdiscussie: "Op dit moment zijn er besprekingen over [onder meer]  nieuwe initiatieven omtrent kwaliteitsbewaking. Dit zijn onderwerpen waarover nog lang niet alle feiten bekend zijn. Het ISO en de LSVb vragen de politiek en de minister dan ook om geen overhaaste beslissingen te nemen."



Het CPB-rapport laat zien dat de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs structureel achterblijft, met name als het gaat om excellentie. Aansluitend spreekt de WO- monitor van een ‘zesjescultuur’. Ondanks dat het CPB- rapport overwegend positief is over het algemene niveau van het hoger onderwijs, laat het rapport zien dat er nog genoeg ruimte is voor verbetering. 

De Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) en het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) stellen dat er meer geïnvesteerd moet worden in kwaliteit en dat er ruimte moet komen voor diversiteit in het hoger onderwijs. Onderstaande overwegingen en aanbevelingen dragen bij aan de discussie over kwaliteitsverbetering in het hoger onderwijs.  

In vergelijking met andere landen blijkt dat het niveau van het hoger onderwijs relatief achterblijft met het niveau van het voortgezet onderwijs. Een opmerkelijke conclusie uit het CPB-rapport, aangezien vaak kritiek wordt geleverd op het niveau waarop leerlingen in het hoger onderwijs instromen. Het rapport stelt dat ondanks dat leerlingen met een hoger niveau instromen, ze in vergelijking met andere landen op een lager niveau afstuderen. De added-value van het hoger onderwijs is dus relatief laag. Een andere opvallende constatering is dat bij een jaar langer onderwijs, de productiviteit van de economie met 1,2 procent meer stijgt. Deze hogere inkomsten komen de Nederlandse economie weer ten goede. Het is dus het overwegen waard te investeren in verlenging van studieprogramma’s, bijvoorbeeld invoering van meer tweejarige masters.  

Het algemene niveau van het Nederlandse onderwijs is relatief hoog, zo blijkt uit het CPB- rapport. Nederland scoort echter in vergelijking met andere landen slecht op het gebied van het ondersteunen van studenten. De WO-monitor laat zien dat tweederde van de studenten aangeeft niet voor de hoogst mogelijke cijfers te gaan. De LSVb en het ISO horen veel geluiden dat studenten te weinig worden uitgedaagd en door massaal onderwijs te veel motivatie verliezen. In Nederland wordt vooralsnog te weinig gedaan om talenten te benutten. Aan de andere kant blijven de uitvalscijfers in het hoger onderwijs onverminderd hoog.

Universiteiten en hogescholen moeten studenten op elk niveau uitdagen en ondersteunen. Op deze manier halen studenten het beste uit zichzelf en hun opleiding. Bied ruimte voor meer diversiteit, zodat elke student zich op zijn eigen niveau kan ontwikkelen. Talenten ontwikkel je door onderwijs van hoge kwaliteit aan te bieden, met goede studiebegeleiding en een goede verhouding tussen het aantal docenten en studenten. Onderwijs moet de student volgen en niet andersom: een hoog aangeschreven researchmaster voor de student die het onderzoek in wil, maar ook kwalitatief hoogstaand onderwijs voor de student die geen ambities in het onderzoek heeft. Ruimte dus voor wie kán en ondersteuning voor wie dat nodig heeft. 

Het onderwijs heeft al vaak te kampen gehad met veranderingen die te snel zijn doorgevoerd, zoals de Tweede Fase en de Bachelor-Master structuur. Deze veranderingen waren zeker niet altijd slecht, maar door een politieke drang tot veranderingen zijn ze te snel ingevoerd, waardoor er problemen zijn ontstaan. Het OESO-rapport van mei 2007 verwijt het ministerie van OCW geen lange termijn visie op onderwijs te hebben. Ook het CPB noemt een lijst met onderwerpen waarop nog nader onderzoek gedaan zou moeten worden.

Op dit moment zijn er besprekingen over de manier waarop hogescholen en universiteiten gefinancierd worden, het zogenoemde bekostigingsmodel, en nieuwe initiatieven omtrent kwaliteitsbewaking. Dit zijn onderwerpen waarover nog lang niet alle feiten bekend zijn. Het ISO en de LSVb vragen de politiek en de minister dan ook om geen overhaaste beslissingen te nemen. Veranderingen aan onderwijsstelsels zijn ingrijpend. Neem de tijd deze veranderingen in kaart te brengen, de feiten te verzamelen en de voor- en nadelen af te wegen. 

Zowel het CPB- rapport als het OESO-rapport bieden zeer goede aanknopingspunten om het Nederlandse hoger onderwijs te verbeteren. Het OESO-rapport heeft op het ministerie vooralsnog niet de aandacht gekregen dat het verdient. De LSVb en het ISO roepen zowel de politiek als de minister op de geboden handvatten aan te grijpen en weloverwogen actie te ondernemen. Door te investeren in kwaliteit, diversiteit en het nemen van weloverwogen beslissingen, kan het Nederlandse hoger onderwijs weer tot de top behoren.  

Koen Wassink (voorzitter LSVb) & Bastiaan Verweij (voorzitter ISO)




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK