Dittrich: bachelor moet uitdagender

Nieuws | de redactie
24 augustus 2007 | Op Nederlandse universiteiten staat de bachelor onderaan de rangorde van taken. En het ontbreekt studenten in de bachelorfase aan ambitie en zelfdiscipline. Daardoor ontstaat een spiraal omlaag, vreest voorzitter Karl Dittrich van de NVAO. Op een VSNU-conferentie in Middelburg maakte hij de balans op van de beoordeling van 223 WO-bachelors.



1. De balans tot nu toe
– Tot en met vandaag 223 WO- bachelors beoordeeld. Al deze opleidingen waren door een goed samengesteld QANU-panel beoordeeld en de NVAO heeft op grond van de visitatierapporten in alle gevallen een positief accreditatiebesluit genomen
– Was dat zonder discussie? Neen, wij hebben gesprekken gevoerd met de commissies Pedagogische Wetenschappen, Culturele Antropologie, Communicatiewetenschappen en Godgeleerdheid om van de commissies toelichting te krijgen over hun oordelen, die in een aantal opzichten uitleg verdienen. Wij konden de kritische teksten niet in overeenstemming brengen met de oordelen.
– Is de basiskwaliteit van de WO-bachelors in het geding? Neen, bij zo’n 80% van de bacheloropleidingen niet, maar bij zo’n 20% is waakzaamheid geboden. Ik wijs op de volgende beoordelingen, ontleend aan de visitatierapporten:
a. Er is gebrek aan diepgang, de opleiding is te gemakkelijk (zeker in het eerste jaar), de studielast is te licht;
b. De studenten verrichten te weinig studie-inspanning: iets meer dan 20 uur per week, en dat kan nog wel eens rooskleurig zijn;
c. Studenten maken geen kennis met de “lokale toppers”: te vaak zijn jonge docenten, relatief onervaren, de belangrijkste voorbeelden;
d. Er moet relatief veel tijd worden gestoken in het lesgeven aan weinig of zelfs niet-gemotiveerde studenten;
e. Rendementen zijn laag, hoezeer ze ook worden vergoeilijkt;
f. Het aantal docenten in de bachelorfase is te laag waardoor de staf-student-ratio hoog is;
g. Het niveau van bachelorwerkstukken is te laag; er is nog te weinig zicht op de nagestreefde kwaliteit en niveau;
h. De omvang van de instroom is te klein, waardoor te weinig staf beschikbaar is en de noodzakelijke breedte van deskundigheden niet wordt gehaald
– Daar staat natuurlijk ook wel het een en ander tegenover dat positief wordt geduid, zoals bijvoorbeeld de kwalificaties van de staf, de inzet, de inhoud en de opbouw van het programma, de verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek, aandacht voor studenten als die gevraagd wordt;
– Het bij mij overheersende beeld is dat wij onvoldoende uit de bachelor halen. De basiskwaliteit is weliswaar niet in het geding, maar we dagen te weinig uit!
– Het uit de visitatierapporten naar voren komende beeld staat niet op zich, maar vindt een duidelijke weerklank in de onderzoeken onder studenten, naar voren komend in de
WO- monitor. Het is toch veelzeggend te moeten constateren dat ongeveer eenderde van de studenten uit alle domeinen vinden dat hun opleiding meer diepgang had moeten hebben en dus eigenlijk te licht is geweest!

2. Welke ambitie hebben de universiteiten?
Uit een behoorlijk aantal visitatierapporten blijkt dat de universiteiten nog zoeken naar het gewenste niveau van de bachelor, enerzijds vooral in relatie tot de eenjarige master, anderzijds in functie van toetreding tot de arbeidsmarkt. De universiteiten hebben wellicht te laat werk gemaakt van het bachelor-masterstelsel. In de visitaties wordt duidelijk dat de zoektocht naar de gewenste eindkwalificaties van de bachelor in elk geval in 2005 nog volop gaande was.
Er lijkt bovendien een worsteling gaande tussen het besef dat de bachelorfase de beste vijver is om jong talent te ontdekken en de vervelende constatering dat een belangrijk deel van het bacheloronderwijs gezien wordt als een noodzakelijk kwaad en louter als een verplichting: te veel studenten zijn in met name het eerste jaar van hun studie met zoveel andere – in die levensfase ook belangrijke – zaken bezig, dat de motivatie voor de studie niet groot is. Onderwijs wordt voor docenten dan al snel ‘corvee’ en die opstelling vertaalt zich door in de belangstelling van studenten.

De Nederlandse arbeidsethos onder studenten heeft tegelijkertijd een ontmoedigend effect op docenten. Waarom moeite doen voor kleinschaligheid, voor actieve werkvormen en voor stimulerende zelfwerkzaamheid als de reactie er vaak een is van onverschilligheid, een minimale inspanning voor een maximaal resultaat en een gebrek aan motivatie? Die spiraal moet hoognodig doorbroken worden, waarbij zowel van de universiteiten (beleid en ambitie), van docenten (onderwijs is de primaire taak voor een universiteit) en van studenten (het is een voorrecht te mogen studeren) inspanningen moeten worden verwacht! Kwaliteitsverbetering is een zaak waar alle partijen achter moeten staan en aan mee moeten doen!

3. Dilemma’s vanuit NVAO-perspectief
3.1. De verhouding onderwijs – onderzoek
– Onderzoek lijkt binnen universiteiten steeds belangrijker te worden dan onderwijs. Zowel het internationale als het nationale prestige zijn gebaseerd op onderzoek. Dat geldt voor instellingen, voor faculteiten, voor groepen, maar ook voor individuen. De concurrentie om onderzoeksmiddelen is moordend en de druk op onderzoek wordt nog vergroot door die voor onderwijs rampzalige internationale rankings, waarin onderwijs immers geen enkele rol speelt!
– Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het bacheloronderwijs helemaal onder aan de rangorde van het belang van taken staat, na onderzoek, masters en externe taken. Dat heeft consequenties voor de voor het bacheloronderwijs beschikbare middelen, en de kwantiteit en de kwaliteit van de in te zetten staf! Ik sluit niet uit dat opleidingen en misschien zelfs faculteiten of instellingen als strategie hebben dat hun bacheloropleidingen eigenlijk niet meer hoeven te doen dan de basiskwaliteit te garanderen; en dan niet als minimum, maar als optimum!

3.2. de aansluiting voortgezet onderwijs – hoger onderwijs
– Het VO lijkt selectief genoeg wat betreft de ontwikkeling en beoordeling van intellectuele vermogens. Er is wellicht eerder sprake van een te vroege selectie dan van een zwakke selectie. Op zichzelf kan er kritiek worden geleverd op het kennisniveau van nieuwe inkomende studenten met een VWO-diploma, maar is die kritiek niet van alle tijden? En staat er bovendien ook niet van alles tegenover?
– Ik kan geen goede inschatting meer maken van de inzet die nodig is om het VWO af te ronden, maar ik sluit niet uit dat hier een probleem zit in een zekere vrijblijvendheid in het leveren van inzet en het realiseren van prestaties.
– Aan de andere kant vraag ik mij af of de universiteiten voldoende weten van wat in het VWO gebeurt. Op die plaatsen waar intensief contact is georganiseerd tussen universiteiten en VWO zijn de resultaten van studenten vaak veel beter. Een lichtend voorbeeld vind ik de faculteit W&N van Radboud.

3.3. studenten zijn niet hetzelfde; docenten evenmin!
– Instellingen zijn nauwelijks gericht op het omgaan met diversiteit. Daarmee bedoel ik niet alleen multiculturele diversiteit, maar ook diversiteit in leerstijlen. Het is omwille van de efficiëntie wel begrijpelijk dat gekozen wordt voor één onderwijskundige aanpak, maar dat doet tekort aan de verscheidenheid in de studentenpopulatie.
– Overigens ook verwijtbaar aan studenten zelf dat zij zich buitengewoon weinig moeite getroosten om zich te verdiepen in eigen leerstijlen en na te gaan binnen welke instelling deze leerstijlen het beste zouden passen. Er wordt veel meer naar de stad of de regio gekeken dan naar onderwijskundige concepten en kwaliteiten.
– Nog steeds worden er te weinig voor de buitenwereld zichtbare inspanningen verricht in de onderwijskundige scholing van docenten! Waarschijnlijk gebeurt er veel meer dan ik denk en weet, maar het is nog niet goed zichtbaar.
– Nog steeds wordt naar mijn mening te weinig aandacht voor wetenschappelijk onderbouwde pedagogisch- didactische modellen, uitgangspunten en ontwikkelingen. Weliswaar zijn we inmiddels overspoeld door onderwijskundigen, maar waar zijn de consequenties zichtbaar in resultaten? We hebben een prachtige diversiteit in opvattingen, maar wat heeft al deze inzet ons nou eigenlijk opgeleverd? Blijven de allesbepalende kenmerken toch niet gewoon passie, inzet en interesse?

3.4. rationalisatie/ minimale omvang
– een van de met grote regelmaat terugkerende kritiekpunten op de WO- opleidingen is dat de instroom in bepaalde opleidingen zo klein is, dat de kwaliteit van de opleiding in het geding is of komt. Er wordt nu nog met de deken van ‘de grote inzet van de beschikbare staf’ veel toegedekt, maar het lijkt mij evident dat zowel de inzet van middelen in kleine opleidingen voor een deel niet efficiënt is en dat de kwaliteit van die kleine opleidingen in het geding is.
– Dat probleem lost men maar tijdelijk op met de zogenaamde “matrificatie”, waarbij modules en staf voor meerdere opleidingsvarianten worden ingezet. Wat daar ontbreekt is de noodzakelijke identificatie van staf en studenten. Bovendien wordt de verscheidenheid binnen de studentenpopulatie binnen een onderwijseenheid wel eens zo groot dat de kwaliteit in het gedrang komt. De efficiëntie neemt toe, maar de organisatie en de kwaliteit absoluut niet!

3.5. internationalisering
– het ‘over de grenzen heen kijken’ is in het bacheloronderwijs slecht ontwikkeld. Dat geldt niet alleen voor het bepalen van noodzakelijke eindkwalificaties (de nationale context is heel vaak leidend!), maar ook voor de vergelijkbaarheid van het te realiseren niveau, uitwisselingscontacten, uitgaande mobiliteit (desnoods en liefst nog op wederzijdse basis!) en de inhoudelijke internationalisering binnen de opleidingen.

3.6. volwassen worden
– ik leg ook een persoonlijk dilemma op tafel. Ik heb mijn kinderen allemaal meegegeven dat zij lid moesten worden van studentengezelligheidsverenigingen. Zoals het goede kinderen betaamt, hebben ze dat ook gedaan. Ik heb hen ook gezegd dat verenigingsactiviteiten en een studieverblijf in het buitenland wat mij betreft tot studievertraging zouden mogen leiden. En dat is ook gebeurd. De studievertraging is echter relatief groot geworden in die opleidingen waar studenten relatief weinig contacturen hebben en waar de sociale controle minder is. Dat ligt uiteraard aan de student zelf, maar zeker in het begin van de studie is een fatsoenlijk aantal contacturen noodzakelijk om de binding te ontwikkelen! Het mag dus best wat schoolser!

3.7.organiseer kwaliteitscultuur
– ik vrees daarnaast dat de afstand tussen instelling en opleiding aan de ene kant en de student aan de andere kant steeds groter wordt. Wellicht ligt ook daar een deel van het probleem. Schaalverkleining is een toe te juichen optie, maar moeten we ook niet nadenken over nieuwe vormen van studentenbetrokkenheid bij een opleiding? Hoe geef je vorm aan een kwaliteitscultuur binnen academic communities? Dat kan niet door middel van evaluatieformulieren, maar het kan ook niet door zakken met klachten te deponeren bij OCW!

4. Suggesties voor verbetering – Maak ambities zichtbaar van de opleiding in alle facetten: hoe hoog ligt de lat? Wat wordt van studenten geëist? Wat wordt van de staf geëist? Aan welke eindkwalificaties dient een bachelor te voldoen?
– Leg de lat hoger dan hij nu ligt! Laat zien dat voor een serieus diploma een serieuze inspanning nodig is en zorg dat de studenten mogelijkheden krijgen om die serieuze inspanning te plegen. Daag hen uit en neem hen mee op die fantastische ontdekkingsreis die het onderwijs is. Zorg dus voor afwisselende en stimulerende werkvormen.
– Richt de voorlichting niet op kwantiteit, maar op eerlijkheid. Uiteraard gaan rendementen op bepaald ogenblik gepubliceerd worden en met alle verhullende definitieproblemen die zonder enige twijfel in de strijd gegooid worden, zal de ernst van het probleem duidelijk genoeg worden. Zelfselectie kan daarbij een serieus hulpmiddel zijn, maar beperk eventueel vrijwillig de toelating. Voorbeeld: Denemarken met ‘motivatie- brief’.
– Studenten zullen zich moeten realiseren dat zij een fantastische kans krijgen om hun leven op een prachtige manier te gaan invullen. Studeren is een voorrecht, maar doe er dan ook wat mee! Oriënteer je en zet je in!
– Neem studenten serieus en betrek hen bij het vorm geven aan communities rond opleidingen. Studenten zouden hun energie ook moeten kunnen besteden aan betrokkenheid bij de kwaliteit van hun opleidingen. Identificatie lijkt mij wezenlijk.
– Richt de energie niet alleen op de bovenkant van de studentenpopulatie door middel van ‘honours classes’ en andere initiatieven, maar besteed op zijn minst evenveel aandacht aan studenten die moeite hebben de discipline of de studievaardigheden op te brengen.
– Maak serieus werk van de internationalisering zodat voldoende studenten kennis nemen van buitenlandse ontwikkelingen in een discipline en er voldoende animo gaat ontstaan om een studieperiode aan een gerenommeerde buitenlandse instelling door te brengen.
– Zet talentvolle docenten in, die mogelijk minder onderzoekservaring en minder onderzoekskwaliteit meebrengen, maar die zich realiseren dat hun eerste opgave ligt in het verzorgen van zo goed mogelijk bachelor- onderwijs
– Toets regelmatig en zorg er vooral voor dat voldoende feedback wordt gegeven.
– Laten we afstappen van een te grote lokale trots over het aantal opleidingen. Het debat over samenwerking tussen allerlei kleine opleidingen en varianten moet gevoerd worden tegen de achtergrond van een mogelijk te groot risico voor de kwaliteit van die kleine opleidingen!

5. Conclusie
Ik deel de bezorgdheid over de huidige kwaliteit van het bachelor-onderwijs, niet omdat de Nederlandse universiteiten niet beter zouden kunnen, maar omdat de prioriteit niet bij het bachelor-onderwijs ligt. Voegt men deze wat lethargische houding bij een mogelijk gebrek aan ambitie en zelfdiscipline bij een generatie studenten en er ontstaat een spiraal omlaag. Studenten, docenten en instellingen dienen de handen ineen te slaan om deze spiraal om te buigen. Dat kan, maar dat vergt van alle drie partijen een stevig commitment. Dit commitment dient vertaald te worden in onderwijs dat passie uitstraalt, in inzet van studenten en belangstelling voor kennis en wetenschap. Het kan èn het moet, maar het zal niet vanzelf gaan!


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK