Duits promotierecht op de helling
Kleiner wil dat alleen die faculteiten of opleidingsdomeinen de doctorstitel mogen verlenen – en dus promotieonderzoek doen uitvoeren en begeleiden – die “intensive Forschung” bedrijven. Alleen daar kan de promovendus kwalitatief voldoende in zijn onderzoeksvaardigheid opgeleid en begeleid worden. “Eine sehr hohe Qualität und genügend große fachliche Breite der Forschung sind Mindestanforderungen für das Promotionsrecht”.
Hij betwijfelt openlijk of alle nu gevestigde faculteiten aan zo’n benchmark voldoen. Daartoe zouden een krachtige interne kwaliteitszorg met een “externe Systemakkreditierung” ingezet moeten worden om dit te borgen. Het promotierecht zou daarbij als een “Auszeichnung und Qualitätssiegel” verleend moeten worden voor maximaal tien jaar. De vanzelfsprekendheid daarvan als “inhaltsschwaches Statussymbol” acht Kleiner geen garantie voor de noodzakelijke kwaliteit van de universiteiten in Duitsland. De borging van de kwaliteit van de promoties is “nicht überall zum Besten bestellt”, zegt hij met vilein understatement.
Woedend reageert onder meer de Alexander von Humboldt Stiftung die deze voorstellen “de laatste nog niet voltooide diskwalificatie” noemt “van wat nu nog een professor heet te zijn”. De Stiftung erkent dat sprake is van titelinflatie doordat de faculteiten grote aantallen eredoctoraten uitdelen. Dat ook de Fachhochschulen in deze situatie een eigen recht op promotie claimen, vindt de Stiftung dan ook net zo verkeerd als de scherpe lijn van de DFG-president.