Schuifoperatie 100 mln € wekt verbazing
Sijbolt Noorda (voorzitter VSNU) schrijft onder meer: “[U] onttrekt nu onderzoeksgeld rechtstreeks uit de eerste geldstroom. Dit leidt tot een directe vermindering van de onderzoekscapaciteit. Bovendien wordt het voor instellingen moeilijker om in competitie geld uit de tweede geldstroom te verwerven. Zoals de Commissie Dynamisering al aangaf: succes bijt zich in de staart.” De effecten van ook deze ingreep achten de universiteiten weinig doordacht: “Dat zal in veel gevallen leiden tot het niet verlengen van contracten met jonge onderzoekers, vermindering van de beoogde instroom van hoogwaardig personeel, het verminderen van investeringen in gebouwen en apparatuur, een verlaging van het budget voor beurzen aan excellente buitenlandse studenten. Kortom: alles behalve een versterking van het wetenschappelijk onderzoek.”
Daarbij geeft de VSNU nauwelijks verholen aan het beleid van de minister enigszins hypocriet te vinden, aangezien heel andere beleidslijnen naar buiten gebracht waren dan waar hij nu de facto mee komt. Men wijst daarbij op de tekst van het regeerakkoord en de opvattingen van het Innovatieplatform, waarvan hij de vice-voorzitter is. De universiteiten zeggen daaarom: “[wij] kunnen de voornemens van de regering onmogelijk zien als blijk van toenemende steun aan excellente wetenschappers;” een formulering die bewust aanhaakt op de uitlatingen en beloften van Plasterk zelf op dit terrein.
U leest de brief van de universiteiten hieronder.
Geachte heer Plasterk,
Recent hebt u ons in kennis gesteld van de wijzigingsvoorstellen van het
Bekostigingsbesluit WHW (brief d.d. 23 juli 2007). Expliciet hebt u ons oordeel
gevraagd over het afschaffen van de kleine dynamisering en het overhevelen van
100 miljoen van de eerste naar de tweede geldstroom.
Een reactie op dit concrete voorstel kan niet los gezien worden van een aantal
andere voornemens van uw kant. Ik wil beginnen het coalitieakkoord van de
huidige regering aan te halen. Een gezonde dynamische economie kan niet zonder
ontwikkeling van hoogwaardige kennis en toepassing daarvan. (blz. 15) Dit is
onder meer uitgewerkt in actiepunt 10 onder onderwijs: er zal extra worden
geïnvesteerd in het hoger onderwijs, met name via de eerste en tweede
geldstroom.
De noodzaak van een sterke eerste geldstroom is eveneens naar voren gebracht
door het Innovatieplatform (Kennisinvesteringsagenda) en met name ook de
Commissie Dynamisering (Investeren in dynamiek). De Commissie Dynamisering
heeft erop gewezen dat door het afkalven van de eerste geldstroom de afgelopen
jaren investeringen in met name de alfa- en gammawetenschappen en in de
onderzoeksfaciliteiten ernstig in de knel zijn gekomen.
Wij begrijpen dat het kabinet het primaat van het ongebonden en zuiver
wetenschappelijk onderzoek wil versterken bij de verdeling van de
onderzoeksmiddelen: deze moeten terecht komen bij de beste onderzoekers
(regeerakkoord). Ook wij hebben ons uitgesproken voor een versterking van de
tweede geldstroom. Het is gebleken dat het uitzetten van middelen in competitie, in
aanvulling op het universitaire beleid, een gunstig effect heeft op de kwaliteit van
onderzoek en het creëren van focus en massa. Maar om een uitbreiding van de
tweede geldstroom effectief te doen zijn, is het noodzakelijk dat de
basisfinanciering van de universiteiten niet afneemt. Anders leidt de toename van
de tweede geldstroom direct tot kannibalisering van het eerste
geldstroomonderzoek. Daarom hebben wij, samen met NWO en KNAW, een
uitbreiding van de Vernieuwingsimpuls voorgesteld, waarbij de bijdrage uit de
lumpsum van de universiteiten vervalt.
De universiteiten kunnen de voornemens van de regering onmogelijk zien als blijk
van toenemende steun aan excellente wetenschappers. Immers, het budget dat voor
wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is, neemt af door het vervallen van de
huidige bijdrage aan de Vernieuwingsimpuls van 100 miljoen uit de FESmiddelen.
Om dit op te vangen onttrekt u nu onderzoeksgeld rechtstreeks uit de
eerste geldstroom. Dit leidt tot een directe vermindering van de
onderzoekscapaciteit. Bovendien wordt het voor instellingen moeilijker om in
competitie geld uit de tweede geldstroom te verwerven. Zoals de Commissie
Dynamisering al aangaf: succes bijt zich in de staart. Succesvol onderzoek moet
immers uit diezelfde eerste geldstroom gematched worden.
De 100 miljoen reductie staat op zichzelf voor ongeveer 1.100 fte jonge
onderzoekers. Op een totaal van circa 8.000 fte eerste geldstroom
onderzoeksplaatsen is het capaciteitsverlies 13 à 14%. Als de overheveling van
100 miljoen doorgaat, worden de universiteiten elk geconfronteerd met een
vermindering van gemiddeld 8 miljoen van hun beschikbare onderzoeksbudget.
Gezien het structurele karakter van de bezuiniging zal men de tering naar de
nering moeten zetten. Dat zal in veel gevallen leiden tot het niet verlengen van
contracten met jonge onderzoekers, vermindering van de beoogde instroom van
hoogwaardig personeel, het verminderen van investeringen in gebouwen en
apparatuur, een verlaging van het budget voor beurzen aan excellente buitenlandse
studenten. Kortom: alles behalve een versterking van het wetenschappelijk
onderzoek .
Wij verzoeken u met klem de overheveling van 100 miljoen van de universiteiten
naar NWO achterwege te laten en te bevorderen dat ook in de toekomst 100
miljoen beschikbaar blijft voor de Vernieuwingsimpuls.
