Torenhoge collegegelden voor studenten van buiten Europa

Nieuws | de redactie
14 augustus 2007 | "Nederland wil bij de internationale top op onderwijs - en onderzoeksgebied horen en heeft zich gecommitteerd tot een arbeidsbevolking die uit 50% hoger opgeleiden bestaat in 2020. Een nobel streven zou men denken. De vraag is echter hoe de overheid dit denkt te behalen, als per 1 september 2007 de collegegelden voor niet-EER studenten -die een bijdrage kunnen leveren aan deze doelstelling- verviervoudigd worden." De voorzitters van VSSD en ASVA luiden de noodklok.

Deze maatregel lijkt een voorbode van de voortschrijdende marktwerking in het hoger onderwijs. In de Lissabon Strategie stelt de EU zich tot doel om te zorgen voor 50% hoger opgeleiden in de beroepsbevolking tussen de 25 en 44 jaar in 2010. Dit vanwege veranderingen in de economische structuur van de EU en de concurrentiestrijd met andere economische machten, waarvoor meer hoger opgeleiden nodig zijn.

Nederland wil dit percentage in 2020 behalen, en hiervoor wordt aanbevolen dat er studenten uit het buitenland aangetrokken worden om dit doel te bereiken; studenten uit omliggende landen halen is geen optie aangezien alle EU-landen dit percentage willen halen. Zoals Han Entzinger (hoogleraar migrantenstudies, Erasmus Universiteit) het verwoordt: “Het is zonneklaar dat Nederland en de EU de komende jaren schreeuwende behoefte hebben aan hooggeschoolde mensen. Een idioot kan het zien aankomen.”1)

Echter, per 1 september 2007 betalen studenten van buiten de Europees Economische Ruimte op alle universiteiten veel meer voor hun opleiding, als gevolg van het veranderen van de subsidie regelingen vanuit het ministerie van OCW. (De EER bestaat uit de EU-landen, samen met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.) Deze overgang is min of meer stilzwijgend gegaan. Vanaf nu stijgt het collegegeld voor studenten van buiten de EER van 1500 euro naar zo’n 9000 euro aan, bijvoorbeeld, de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit. Van deze maatregel zijn met name studenten uit ontwikkelingslanden de dupe. Studenten die het verhoogde collegegeld niet kunnen betalen en geen beurs kunnen vinden, kunnen niet in Nederland studeren. Jaarlijks wordt 4 miljard euro door de Nederlandse overheid besteed aan de wereldwijde armoedebestrijding, maar tegelijkertijd wordt er per 1 september 2007 dus een maatregel van kracht die juist studenten uit ontwikkelingslanden dupeert.

Hiermee geeft Nederland een dubbel signaal af: Enerzijds wil het zich meten met de internationale top qua kennis en innovatie en zoveel mogelijk grenzen wegnemen als het gaat om internationalisering. Internationale studenten geven vaak een kwaliteit – en motivatie-impuls aan het onderwijs, en helpen Nederland een belangrijke rol te spelen in het internationale onderwijs. Een rol die verbeterd moet worden. De recente OECD review van het hoger onderwijs in Nederland spreekt van slechts 4% internationale studenten in Nederland tegenover een OECD gemiddelde van 8% en van een onvermogen om hooggeschoolde migranten te behouden. Er wordt dan ook -terecht- geconcludeerd dat Nederland iets moet doen aan de status van internationalisering van onderwijs.

Tegelijkertijd richt de financiering zich alleen op EER studenten en studenten uit een aantal andere westerse landen die bilaterale verdragen hebben met Nederland. De kenniseconomie en innovatie lijken zo steeds meer iets voor bevoorrechten te worden, terwijl er eisen worden gesteld aan het aantal hoger opgeleiden, waarbij er juist grenzen overschreden moeten worden.

Zelfs voor Nederlandse studenten is de toegang tot hoger onderwijs in de toekomst ook niet zeker meer door de stijgende kosten van collegegelden en topopleidingen. Op beleidsniveau zijn er in Nederland serieuze tendensen naar een open bestel, waar aanbieders van onderwijs (publiek, privaat, nationaal en internationaal) onder gelijke omstandigheden kunnen toetreden tot en opereren op de onderwijsmarkt, waar dit nu gebeurt onder toezicht van de overheid. Hierbij is de, inmiddels achterhaalde, onderliggende gedachte dat de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd wordt door marktwerking en concurrentie, wat tevens collegegelddifferentiatie impliceert en veel meer betalen voor topopleidingen.

Ondertussen lijkt dit gewoon op een ordinaire tweedeling binnen het hoger onderwijs tussen de bevoorrechten die het geluk, geld of kennis hebben om tot de toplaag van de bevolking en het hoger onderwijs te behoren,en de rest die zo snel mogelijk hun gedevalueerde diploma moet halen om daarmee de arbeidsmarkt te betreden en een redelijk betaalde middenmoter te worden. De toegangsprijs van niet-EER studenten tot het hoger onderwijs in Nederland is slechts een voorbeeld van deze socio- economische tweedeling. Wij vinden dat studenten kwaliteit, uitdaging en kansen moeten worden geboden op alle Nederlandse onderwijsinstellingen. Iedereen moet toponderwijs kunnen volgen. Wij onderschrijven dus nog steeds het principe dat een ieder, ongeacht afkomst of sociale status, gelijke toegang moet krijgen tot goed onderwijs. Een principe dat Nederland tot voor kort hoog in het vaandel had staan. Deze toegang moet ons inziens vrij blijven van elke vorm van marktwerking.

Op internationaal niveau wordt de deur steviger dicht gedaan voor studenten uit armere regionen in de wereld, terwijl iedereen het er over eens is dat goed onderwijs een cruciale factor is voor economische groei. Op nationaal niveau dreigt er een tweedeling te ontstaan tussen topopleidingen en overige opleidingen, waarbij voor de eerste groep een beduidend hoger collegegeld wordt gevraagd. Wij vragen ons af wat voor maatschappij de Nederlandse overheid tracht te bewerkstelligen. Een maatschappij met een beroepsbevolking waarvan 50% hoger opgeleid is, klaarblijkelijk. Maar ook een waarbij die 50% weer op te delen valt in “beter” en “minder” opgeleiden, of welke term daar dan op past. En eentje waarbij die 50% vooral uit een bepaalde groep ontwikkelde landen komt. Differentiëren op kwaliteit mag, en is soms zelfs nodig volgens ons, maar laten we alstublieft verre blijven van het differentiëren op sociale status of financiële middelen.

Gijsbert Koren, voorzitter studentenvakbond VSSD, Delft en Dolf van der Schoot, voorzitter ASVA studentenunie, Amsterdam

Noot: 1)  uit “Lang leve Nederland”  door Charles Groenhuijsen



«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK