‘We moeten de goudader vrij leggen’

Nieuws | de redactie
14 augustus 2007 | “OCW is nooit in staat geweest een duidelijk onderscheid te maken tussen bestel­verant­woorde­lijkheid en een consumentenbondachtige rol. Dat zie je in de discussie over de vraag of scholen wel voldoende les geven.” AOb-voorzitter Walter Drescher vindt de OESO-review een wezenlijke aanleiding tot discussie over het hoger onderwijs. De review heeft tot veel interne discussie geleid, zo vertelt hij ScienceGuide.

“Zo’n punt van die hoeveelheid lessen, dat is nu typisch een consumen­ten­ding. Laat ouders dat zelf maar bevechten. Ik vind niet dat de overheid op de stoel van de consumentenbond moet gaan zitten, want dan krijg je een verwarring van rollen”.

De OESO-review

De OESO is een organisatie die van nature wel enkele beperkingen kent. De staf bestaat uit universitaire uitvoerders die heel methodisch werken, maar de top bestaat uit ministers die bespreken wat hen uitkomt. Dat zie je ook in dit rapport: ze kunnen niet kiezen tussen een ‘vijf jaren plan’ benadering en het vrije model. Ik vind dat de commissie ook best wat langer had kunnen doorpraten over de vraag wat nu de rode draad in dit rapport zou moeten zijn. Het zijn nu veel losse teksten.

Op een aantal punten weten ze ook niet tot de kern door te dringen. Voor wat betreft de financiering zijn ze tevreden omdat ze de lumpsum hoog vinden, evenals het bedrag dat in het Nederlandse hoger onderwijs per student wordt uitgegeven. Wat ze echter niet nagaan, is of een student ook iets van dat geld terugziet. Daar hebben wij regelmatig gesprekken over met onze vrienden van de HBO-raad, waarbij de vraag stellen of er niet te veel overhead is. De commissie heeft niet veel tijd besteed aan de spanning tussen bureaucratie en het primaire proces.

Decentralisatie

Voor wat betreft OCW zie je ook in de review, dat de decentralisatie een onopgelost probleem is. Men is daar een aantal jaren geleden met veel enthousiasme aan begonnen. Maar nu zie je in het proces dat iedere verdere stap tegelijk leidt tot terugtrekkende bewegingen. Op congressen is daar indertijd ook wel voor gewaarschuwd: dat OCW uiteindelijk misschien wel helemaal niet zou willen dat het onderwijs zijn eigen weg zocht.

Want OCW decentraliseert wel, maar dan gebeurt er weer iets en dan zeggen Kamerleden dat er echt iets aan gedaan moet worden. En OCW heeft dan misschien niet de positie om te zeggen: daar gaan wij niet over. Daar komt dan nog bij dat OCW een mammoettanker is die niet een snorrenbaard aan het roer heeft, maar een opstapper die even langskomt, in de stuurhut wordt rondgeleid, en dan al bijna weer weg is. Dat schiet natuurlijk niet op.

OCW is nooit in staat geweest een duidelijk onderscheid te maken tussen bestel verantwoordelijkheid en een consumentenbondachtige rol. Ik vind niet dat de overheid op de stoel van de consumentenbond moet gaan zitten, want dan krijg je een verwarring van rollen. Dat geldt ook voor de Inspectie: zij moet gewoon kijken of de wet wordt nageleefd. Maar omdat de wet zodanig is dat dat niet goed mogelijk is, vervalt ook zij vaak tot de rol van de consumentenbond.

OCW heeft erg veel mensen in dienst voor een organisatie in een decentrale wereld. Maar ja, alles wat er is, rechtvaardigt zichzelf. Ook heeft OCW een existentieel probleem dat je ook wel bij andere overheden ziet. Want ook als je veel verantwoordelijkheden hebt gedecentraliseerd, moeten er wel grootse dingen worden verricht: er moeten standbeelden worden opgericht en fietspaden aangelegd, want ja, er moeten wel persberichten verstuurd worden.

Autonomie

Docenten hebben het gevoel dat ze het stuur van hun werk verloren hebben. Onze leden geven aan dat de decentralisatie is blijven steken op het niveau van de Raden van Bestuur. Daar wordt de autonomie beleefd, en niet bij de docenten. Op beslissingen krijg je dan reacties als: “Het deugt niet, ik was er niet bij betrokken, ze zoeken het maar uit, het zal mijn tijd wel duren”.

Dat is natuurlijk dodelijk voor een kennisorganisatie. Als je docenten eigen autonomie geeft, dan kun je ze vervolgens ook er op afrekenen als het onderwijs slecht is. Maar als ze geen enkele autonomie hebben, dan kun je klachten alleen maar doorsturen naar de directie.

Allochtonen

We zijn ervan geschrokken hoe gering blijkens de OESO-review de echte instroom van allochtonen in het hoger onderwijs is. Maar het lijkt ons geen goed idee om dat via de bekostiging te stimuleren, zoals de OESO voorstelt. We hebben allemaal nog de trauma’s in ons hoofd van de gewichtenregelingen in andere sectoren. Dat kan leiden tot een enorme bureaucratie. Je kunt veel beter kijken naar veelbelovende projecten. Zo zijn er hogescholen waar ze allochtonen als mentor inzetten. Daar zou ik zwaar op inzetten.

Ook moet je een beetje rekening houden met het stadium waar we nu inzitten. Hier op station Utrecht Centraal werkt een Marokkaanse jongen die mobiele telefoons repareert. Hij is vast op de markt begonnen, en nu heeft hij genoeg geld om hier een winkeltje te huren. Die jongen klautert wel op, en zijn kinderen gaan misschien wel filosofie studeren.

Voor een deel hangt het ook samen met wat allochtonen zelf willen. Zo zie je dat landbouwhogescholen vrijwel verschoond zijn van allochtone studenten. Maar ja, als je van het Turkse platteland naar Europa bent gekomen, waarom zou je dan zo’n soort opleiding willen volgen? Ik snap best dat die jongeren ervoor kiezen andere dingen te gaan doen.

Leven lang leren

De OESO constateert hier terecht een probleem. Ik zeg altijd: theorie is geduldig, maar het geld is zwak. Werkgevers die in theorie het verhaal van leven lang leren onderschrijven, hebben in de praktijk de neiging voor het snelle geld te gaan. Managers woekeren met budget, door mensen zoveel mogelijk productieve uren te laten draaien.

Het probleem is ontstaan in de tijd van Ritzen. Toen werd gezegd: leven lang leren is prachtig, maar het moet niet te duur zijn. Daarom werden er toen maatregelen genomen om stapeling tegen te gaan. Ook moesten mensen het volwassenenonderwijs zelf gaan betalen. Het economische denken ging overheersen. Zo zijn we een buitenbeentje geworden vergeleken met andere landen.

Maar het probleem zit voor een deel ook bij de leraren zelf. En dat moet wel anders. Hoe kun je verwachten dat leerlingen leergierig worden als ze les krijgen van leraren die dat niet zijn? Waarom zijn docenten niet gemotiveerd? Voor een deel zit het probleem daarin dat de school ze niet ziet staan, ze geen ruimte biedt.

De lectoraten vind ik dat opzicht een prachtig initiatief. Maar het is wel beperkt. De docenten staan erbij en kijken ernaar. Geef docenten ook eens een uitdagende opdracht en laat ze dat uitproberen. Wat je nu vaak ziet is downgrading: dat docenten zo laag mogelijk worden ingeschaald, terwijl lectoren juist weer hoger dan docenten worden ingeschaald. Voor docenten is dat natuurlijk niet motiverend.

De kunst is het vonkje te laten overspringen. Als mensen zelf niet in de initiatiefrol terechtkomen, dan werkt het niet. Toen ik als leraar werkzaam werkte, werd ik vaak naar cursussen gestuurd waar ik niets aan had. Maar bij gastcolleges op universiteit waar ik op eigen gelegenheid heenging, zat ik op het puntje van mijn stoel.

Je moet mensen tot de beheerder van hun ontwikkeling maken, dan zien ze zelf waar de lacunes en mogelijkheden zitten. Veel docenten hebben van nature een intrinsieke motivatie. De goudader van die motivatie is nu bedolven onder een lavastroom van beslommeringen en gedoe. Als je die goudader kunt vrij leggen, dan kunnen er echt heel mooie dingen gaan gebeuren.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK