‘Angsthazerij OESO-reactie onbegrijpelijk’

Nieuws | de redactie
17 september 2007 | Er komt geen feestje. Het vertrek van Ankie Verlaan uit het CvB van de Amsterdamse universiteit en hogeschool komt na een moeilijke periode. “Ik vroeg mezelf of ik na 10 jaar in dit soort posities, bij het ROC, de hogeschool en de universiteit, dit nog eens een aantal jaren zó moest blijven doen.”


Wat zij “de eerste personele unie van een hbo- en wo-college” noemt is daarmee volledig vertrokken. “Wij moesten de HvA en de UvA bijeenbrengen,maar daar bovenop  kwam een hele serie grote bestuurlijke projecten, zoals bouwplannen, die dat proces van samenbrengen niet bevorderden”. In korte tijd was het team rond Sijbolt Noorda weg, Verlaan als laatste. “Ik heb al zoveel afscheiden gehad. Zoiets hoeft nu niet meer. Ik doe natuurlijk iets met een kleine groep mensen die dichtbij me stond in mijn werk. Bovendien stop ik niet, ik ga weer aan het werk”.

Verlaan gaat allereerst beleidsonderzoek verrichten naar vragen over de onderwijsontwikkelingen waar ze nu niet aan toe kwam. “Meer vrijheid geeft tijd voor reflectie op het onderwijs. Ik heb alle sectoren zo’n beetje doorlopen en juist die langer lopende lijnen van loopbaanontwikkeling en onderwijsvernieuwing blijven mij boeien”.

Fundamenteel andere governance

In het bijzonder gaat zij de dieper liggende vragen achter het debat over schaalgrootte en kwaliteit opzoeken. “Die speelden al begin jaren 90 en daarvoor onder Deetman begon dit ook al. Ritzen kwam met onderzoeken uit de USA en Canada waaruit voordelen van schaalvergroting bleken: economische efficiency en voldoende massa voor  een moderne beleidsvoering  Maar zijn de doelstellingen die toen beoogd werden ook gerealiseerd en welke aspecten zijn vervolgens in het geding gekomen? Zo speelde door de vernieuwingsplannen de bezuinigingsopdrachten in de jaren negentig een bepalende rol. Dat proces wil ik graag nauwkeuriger  onder de loupe nemen om ervan te leren voor de toekomst”.

Deze discussie is weliswaar  hervat, maar de toon en invalshoek vindt Verlaan niet altijd aanbevelenswaardig. “Het debat is door BON aangezwengeld en dat is prima. Alleen is veel van de input daarin helaas zuurpruimerig. Dat moeten we niet leidend laten zijn”.

De schaalvergroting heeft effecten gekregen die  niet  voorzien waren. Een voorbeeld noemt zij de impact op de governance. “Het heeft ook geleid tot veel meer concurrentie van scholen ten opzichte van elkaar. Want ook als publiek gefinancierde instellingen moeten ze door schaalvergroting als ‘private organisaties’ opereren. De bekostiging, die drijft op het aantal inschrijvingen en diploma’s zet dat aan. Waar vroeger een klein en betrokken, niet betaald schoolbestuur functioneerde, moet nu een raad van toezicht heel andere thema’s behandelen en op andere indicatoren sturen. Die raden kregen fundamenteel andere samenstellingen, en een ander type bestuurder werd in zo’n lidmaatschap geïnteresseerd. Men moest primair bedrijfsvoeringaspecten behandelen in plaats van het primaire proces van onderwijs en onderzoek”.

Omgevingsfactoren grepen hier diep op in. Verlaan wijst op ICT en beleid rond huisvesting in het bijzonder. Beide vereisen ‘massa’ om maatwerk vervolgens mogelijk te maken. “Men wilde ook massa om een beter loopbaanbeleid voor het personeel, de docenten mogelijk te maken, maar  de vraag of dit gelukt is, moet wel eens gesteld worden”.

Het hoger onderwijs zoekt de oplossing in ‘klein binnen groot’, met stadscampussen (UvA/HvA), schools (InHolland) en academies (Fontys). “De goede route”, denkt Verlaan, maar ook deze komt klem te zitten, vreest zij. “Ook bij kleinere eenheden blijven de grootschalige bedrijfsvoeringsprocessen vaak sterk gecentraliseerd op het niveau van de instelling als geheel. Daarmee blijft dat druk zetten op de onderwijsaanpak en het onderwijsbeleid. Ook zie je dan vaak dat wat men centraal inkrimpt aan de ondersteunende diensten er decentraal weer aangroeit om de uitvoering van het onderwijs te waarborgen”. Tegen die achtergrond gaat zij haar beleidsonderzoek op deze thema’s richten.

Sonja Bakker voor het onderwijs

Het tweede thema is voor Verlaan “de rol van het onderwijs bij “de verheffing van het volk’, zo noem ik het toch maar. Daar is lang niet veel over gesproken. Of zelfs met enig dédain. Maar je kunt toch niet meer doen of dit geen wezenlijk vraagstuk is? Het onderwijs zal een grote rol moeten vervullen bij de ontwikkeling van levenlangleren en zal bij de verbetering van wijken met problemen ook een grote rol moeten spelen. Daarbij kan dit niet alleen een zaak zijn van publiek onderwijs, ook private aanbieders hebben een taak. We zullen onder ogen moeten zien dat de opkomst van particulier onderwijs – ook in basisonderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs nu! – een segregatie- effect in de hand speelt. Je kunt dan niet doen of alleen de publiek gefinancierde scholen de problematiek van ‘krachtwijken’ of achterstandsgroepen hebben op te lossen.

In Amsterdam hebben we de Campus Nieuw-West opgezet waar jongeren uitdagende programma’s krijgen aangeboden. Daar is ook het bedrijfsleven bij betrokken en met succes. De Weekendscholen zijn ook een voorbeeld van nieuwe initiatieven die in die ‘verheffingstaak’ een eigen aanpak hebben gevonden. Wat ik graag zou willen is een Sonja Bakker voor het onderwijs: een pakket simpele middelen die voor mensen direct toegankelijk zijn bij het aanpakken van heel alledaagse, maar moeilijke problemen. De hier genoemde initiatieven hebben daar de bouwstenen voor”.

Bildung in de knel

Het hoger onderwijs krijgt in dit opzicht een flinke veeg uit de pan door de recente OESO-review: het zou zich in dit opzicht hoogstens verbaal willen inspannen. “Ja, dat is geen kleinigheid. Ook de OESO stelt dat we in ons land veel te vroeg allerlei keuzesluizen in het onderwijs hebben zitten. Die zitten al in het vmbo tot en met de ‘smalle’ bachelors in wo en hbo- opleidingen. Niet alleen beperken we te vroeg en te vaak de keuzepatronen voor jongeren; het stelsel zorgt er binnen die smalle stromen voor dat het Bildungs aspect van het hoger onderwijs in de knel raakt.

Het is ongelooflijk zonde dat zo’n OESO-review niet veel meer aan de orde komt in het beleidsdebat. Dat bewindslieden en ambtenaren een egeltjesgedrag daarover vertonen is verklaarbaar vanwege de scherpe opmerkingen erin over het functioneren van OCW.

Wat dat betreft is het interessant wat de commissies onder leiding van Jeroen Dijsselbloem en Rinnooy Kan gaan doen. Die zouden puur moeten kijken naar ‘wat is er gedaan’, ‘wat levert het op’, ‘ wat kan dan beter’. En het is te hopen dat de Kamer en dan vervolgens niet op een reeks details allerlei compromissen in wil bakken. Dan versplinteren de goede elementen in onderwijshervormingen al snel. Dat zag je bij de opzet van het vmbo toen zowel het voortgezet speciaal onderwijs als het mavo eronder geschaard moest worden.

Zo’n angsthazerij bij de reactie op een internationale analyse als die van de OESO is toch onbegrijpelijk. Het departement is al zo kwetsbaar, omdat het  op dit moment zo weinig institutioneel geheugen heeft”.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK