Beroepskolom exportproduct?

Nieuws | de redactie
19 september 2007 | Met het aansnijden van een feestelijke taart werd donderdag 13 september jl. het Programma Internationalisering Beroepsonderwijs 2007-2009 door de ministers Ronald Plasterk en Maria Van der Hoeven gelanceerd. Een taart, want het was tevens de verjaardag was van de EZ-minister. Nadat ‘lang zal zij leven’ uit het orgel van de Nieuwe Kerk in Den Haag had geklonken, kon het programma beginnen.

In een vraaggesprek tussen MKB-voorzitter Loek Hermans, Plasterk en Van der Hoeven werd naar de visie van de beide ministers gevraagd over de internationale ervaring voor studenten en het belang ervan voor de Nederlandse economie. Duidelijk werd dat beide ministers grote voorstanders ervan zijn. Uitspraken als: “Nederlandse studenten zijn de ambassadeurs van de Nederlandse kenniseconomie” en “Het moet eenvoudiger worden om naar het buitenland op stage te kunnen gaan” passeerden de revue.

Aangezien het Nederlandse bedrijfsleven ook steeds meer internationaliseert moeten studenten hierop voorbereid zijn. Van der Hoeven maakte hier de kanttekening bij, dat studenten alleen naar het buitenland moeten gaan als het een stage betreft, die ‘dicht bij hen staat’. Het moet om iets gaan iets dat hen ook iets oplevert. Men moet niet naar het buitenland gaan enkel en alleen om het feit dat men dan in het buitenland is. Met name voor het MBO vindt de minister het belangrijker, dat leerlingen in hun eigen omgeving blijven. Niet in de laatste plaats omdat ze zich op die manier beter kunnen bekwamen in de Nederlandse taal. Van der Hoeven benadrukte dat het ook belangrijk is dat docenten vertrouwd zijn met het principe van een buitenlandse stage wil een dergelijke stage succesvol begeleid kunnen worden. Want “kwalitatieve begeleiding is noodzakelijk,” aldus Plasterk.

Dat de kennis in het Nederlandse beroepsonderwijs een sterk exportproduct kan zijn, werd benadrukt door beide ministers en HBO-raad voorzitter Doekle Terpstra. De Nederlandse beroepskolom zou een voorbeeld zijn voor andere landen. Van der Hoeven voegde daaraan toe dat het belangrijk is de kennis naar het buitenland te brengen, zodat de studenten die hierheen komen voor een studie ook in hun eigen land hiervan kunnen profiteren. Om goede uitwisseling van kennis mogelijk te maken moet de overheid volgens Terpstra meewerken om een aantal beperkingen loopt weg te nemen. Hij verwees hierbij naar het moeizame proces om bijvoorbeeld docenten tijdelijk over te laten komen voor gastdocentschappen en degelijke.

Aan de hand van stellingen vroegen Van der Hoeven en Hermans het publiek om zijn mening met betrekking tot verschillende aspecten van het thema internationalisering. De 200 aanwezige gasten konden met behulp van heuse stemkastjes hun mening geven. Hieronder de stellingen en de uitkomsten op een rijtje:

De autonomie van onderwijsinstellingen belemmert efficiënte samenwerking met het bedrijfsleven op nationaal en internationaal niveau.

Eens:                  35%
Oneens:             64,9%

Colleges van Bestuur in het MBO en HBO moeten worden verplicht om een fonds in het leven te roepen om docenten de gelegenheid te geven ervaringen op te doen in het (internationale) bedrijfsleven.

Eens:                 75,8%
Oneens:            24,2%

Alle MBO- en HBO-studenten dienen naast Engels een tweede vreemde taal als verplicht vak te volgen.

Eens:                  51,7%
Oneens:             48,3%

Internationale ervaring doe je alleen op in het buitenland, alle moderne technologische snufjes ten spijt.

Eens:                   79,5%
Oneens:            20,5%

Bart Willems
Projectleider de Internetvakbond; deze lanceert binnenkort de grootste Nederlandse en internationale stagebank.





«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK