‘De huidige beweging in het beleid is gemakzuchtig’

Nieuws | de redactie
11 september 2007 | Het hoger onderwijs is in rep en roer over hoe het kabinet via minister Plasterk zich uit, positioneert en keuzen lijkt te maken. Oud- minister en UM-chef Jo Ritzen verbergt zijn zorgen, zijn zelfkritiek en de verwachtingen van zijn partijgenoot en opvolger niet. "Nederland een wetenschappelijk ontwikkelingsland? Toch een merkwaardige constatering van zo'n belangrijk onderzoeker, dacht ik meteen".


Ritzen formuleert behoedzaam als hij over het OCW van nu gedachten uit. Hij beseft hoeveel vraagtekens elk van zijn opmerkingen bij sommigen zouden kunnen oproepen. Maar de weerklank op zijn Tokyose rede A Perfect Storm over mondiale HO-trends en die op Plasterks betoog in Utrecht nopen hem toch tot gevolgtrekkingen. “Balkenende ziet het wel: die pleit voor entrepeneurship, ook van hoger opgeleiden. Plasterk klonk helaas denigrerend. Het is riskant dat het aldoor lijkt of hij vaart op particuliere ervaringen op verschillende punten. Ik zou zo graag empirische onderbouwingen zien van zulke gedachten.”

Er liggen nu twee analyses: de OESO-review en jouw betoog, A Perfect Storm. De ene kijkt vanuit internationale toppers naar ons hoger onderwijs in Nederland. De andere kijkt vanuit Nederland naar de mondiale trend, in kennis, innovatie en hoger onderwijs. Als ik ze naast elkaar leg, zijn er belangrijke punten van verder debat. Welke zie jij in de OESO-review?

Allereerst vraag ik me af waarom zo’n buitengewoon nuttig geluid genegeerd lijkt te worden. Waarom nauwelijks een beleidsreactie? Neen zo’n geluid toch tot je! Als ik dat vergelijk met de reviews van bijvoorbeeld Ierland en Denemarken, waar ikzelf bij betrokken werd, valt dat wel op. Daarna volgden grote debatten over ‘hoe verder?’ In de kranten, in beleidsdiscussies en in de vertaling in ander beleid.

Uit de review kunnen we een reeks uitstekende lijnen halen. Als eerste, voor mij, geldt wel: ‘Besteedt meer aandacht aan kwaliteitsincentives in de bekostiging. Daar kan veel meer gebeuren, laat de OESO zien bijvoorbeeld bij de stimulering van de doorstroom van talent. Dat willen we toch allemaal? Denk dan eens aan de studiefinanciering die daar mogelijkheden bieden kan. Kijk naar de werking daarvan. Werkt die? Deze gedachte staat haaks op de huidige beweging in het beleid. Die is gemakzuchtig.

Sterker nog, er is minder ruimte gekomen voor doorstroomincentives en voor een universiteit die veel werk van doorstroom maakt, is dat heel lastig. De Universiteit Maastricht ondervindt dat. Wie in het hoger onderwijs weinig doorstroming realiseert, houdt relatief meer middelen over nota bene. Dat is toch pervers als bekostigingseffect?

De OESO vindt het onderzoek in Nederland versnipperd. Dat leidt tot een gebrek aan impact, aan valorisatie en kenniscirculatie. Tegelijkertijd wijst de review op terreinen van topniveau waar weinig mee gebeurt, zoals kennis van Azië.

Die analyse staat haaks op de visie die de minister in Utrecht formuleerde. De OESO wijst op veel lof voor het Nederlands onderzoek, op de topprestaties waar men wereldwijd bij weet te horen. Is Nederland wetenschappelijk een ontwikkelingsland geworden? Dat is toch een merkwaardige constatering, dacht ik meteen. Kijk eens naar de goede invloed die de Veni, Vidi en Vici-beurzen hebben, die het Spinoza-programma laat zien. De OESO-review geeft nergens aan dat er voor jonge onderzoekers geen ruimte of kans zou zijn.

Wel wijst die op die versnippering en gebreken in valorisatie. Die kritiek lijkt mij terecht en nuttig. Ons land heeft werkelijk veel R&D en op hoog niveau ook. Maar de versnippering doet de massa daarvan, ook internationaal gezien, tekort. Bij de valorisatie hebben we inmiddels de goede lijn te pakken en de OESO geeft daarom een grote impuls om die met kracht voort te zetten.

Dat punt van Azië, Zuid-Oost Azië in het bijzonder, is daarbij van belang. Het gaat niet alleen maar om ‘meer bèta’ of ‘meer technologie’ valorisatie, maar over een brede linie van kennis en dus intellectual property rights . De alfa- en gamma-kennis in beleid en ideeën bijvoorbeeld.

Bij dit valorisatiethema stel ik vast dat Balkenende het wel ziet: hij pleit voor veel meer inzet en entrepeneurship van hoger opgeleiden. Die lopen daarin achter bij lagere opleidingsniveaus. Bij Plasterk klonk helaas een andere toon, denigrerend. Het zou riskant kunnen zijn dat het erop lijkt dat hij lijkt te varen op een kompas van particuliere ervaringen. Empirisch gegrond beleid zou zo’n Popperiaan toch passen? Meer dan een visie die als uitgangspunt neemt ‘ik vind dit’ of ‘ik vind dat’.

De Onderwijsraad sluit op de OESO aan bij het agenderen van de vraag naar Bildung in het hoger onderwijs van de 21e eeuw, met een nieuwe diverse en massale deelname. Acht je dat thema zinnig?

Jazeker, maar laat wel de twee oogmerken van het hoger onderwijs, employability en Bildung, samen tot hun recht komen. Daar doet de OESO- review wat weinig aan, vind ik. Onze afgestudeerden hebben een grote graad van employability. Ze komen het snelst aan banen vergeleken met elders en ook buiten ons land vinden ze daarbij goedbetaalde posities. Ik ben ervan overtuigd dat de toekomst van het hoger onderwijs daar inzit: in die Bildung die wereldwijd tevens een hoge mate van employability oplevert.

De OESO is alleen niet zo geweldig onder de indruk van de realiteit achter de verhalen van ons land als centrum van internationalisering en wat al niet meer.

En dat terwijl we denken dat we daar toch echt veel aan doen. Het halve hbo is present in Vietnam, zo merkte ik en dan mag je toch de vraag stellen naar de efficiency en het nut dat daarmee gerealiseerd wordt. Ook de universiteiten zijn hier niet altijd erg coherent bezig, hoor.

Ik heb als minister hier veel aan getrokken, van het ‘grenslandenbeleid’ gericht op de buurlanden, tot aandacht voor verre landen. Maar Australië zette toen al in op een coherente aanpak van alle instellingen samen, Duitsland deed met de DAAD ook wat meer dan wij. Ik verwijt ons dat we niet werkelijk doorgezet hebben, geen coherente aanpak kregen, ook mezelf als beleidsmaker van toen.

De gevolgen zijn hard: Australië ging van 0,5% studenten uit andere landen naar 17%, wij bleven stationair rond enkele procenten. De Britten halen 30% van hun exportearnings uit hoger onderwijs relaties. De OESO zegt terecht tegen ons: nu is het moment om alsnog dit te realiseren, zo’n coherente HO- brede strategie. En dat kun je niet aan losse instellingen en de Nuffic laten, daartoe kent die gewoon de bevoegdheden niet.

Is de stilte over de OESO-review mede ontstaan door de scherpe toon en analyse van de kwaliteit en de impact van het beleid en de organisatie van OCW in de voorbije periode?

Als dat zo is, zeg ik: “Een ministerie is zo goed als de politiek haar laat zijn”. Zou die kritiek van de OESO voortkomen van uit de resultaten uit het verleden van OCW, dan reken ik me dat aan. Alleen dacht ik wel dat de strijd, de klacht niet was dat OCW een tekort aan bestuurskracht vertoonde, eerder dat het teveel op de vork nam.

Ik herken het ook niet als ik kijk naar de huidige top van OCW ten aanzien van het hoger onderwijsbeleid. Wel moeten we erkennen dat Economische Zaken zich roert. Dat ministerie zoekt werk dat het niet meer heeft. Ik maakte mee dat collega Hans Wijers poogde de technische universiteiten over te nemen als zijn beleidsverantwoordelijkheid. En vergeet niet dat door de verdeling tussen eerste en tweede geldstroom Economische Zaken een aanzienlijke leverage heeft ontwikkeld op de uitgaven van instellingen.

Maar de review wijst toch ook op de vele kleine beleidsthema’s, de actuele items zonder werkelijk instrumentarium die de indruk moeten wekken van een alert en strategisch denken te beleid. Daar is men tamelijk cynisch over.

Dat is volgens mij ook het drama van OCW. Die hangen naar populariteit, het zoeken van thema’s van beleid die aandacht trekken. Dat is iets waarvan ik echt hoop dat Plasterk het ziet en verandert

Dat zoeken naar populaire thema’s dient nergens toe. Onderwijs moet helemaal geen onderwerp zijn van ideologie! Onderwijs kent een kern die iedereen draagt in de politiek: gelijkheid van kansen voor alle leerlingen, het realiseren van talenten als hoger doel, de ruimte voor Bildung . Ik zie de politieke partijen nog niet opstaan die zich meldt tegen optimale kansen voor jongeren uit gezinnen met weinig welvaart bijvoorbeeld. Daarom is onderwijs geen ideologische portefeuille meer, maar bovenal een bestuurlijke, een verantwoordelijke portefeuille voor bijna iedereen en iedere familie in ons land. En dus ben ik blij dat daar een PvdA-minister zit, want die kijk op deze portefeuille vertrouw ik de PvdA als enige helemaal toe.

Zowel de inhoud van de review als die van jouw Tokyo- verhaal raken direct de komende taak van Nederland in Europa. Het gastheer- en voorzitterschap van de post- Bolognatop in Leuven 2009. Dat levert Vlaanderen en Nederland de grote kans om het lange termijn hoger onderwijsbeleid en -stelsel in Europa, ook buiten de EU aan zich, te sturen en agenderen.

En die kans moeten we met beide handen grijpen. De benadering zou volgens mij de volgende moeten zijn: het glas is nog half leeg. Het is waar dat er met de invoering van BaMa en ECTS wat minder wirwar is in Europa bij het hoger onderwijsbestel. Maar het is ook waar dat dit project ons vervolgens wat uit de handen is geglipt. De lokale, nationale beslommeringen kregen toch weer de overhand, elk land is zijn ‘eigen NVAO’ gaan opzetten bijvoorbeeld. De slag is bij de borging en transparantie van het hoger onderwijsbestel niet geslaagd.

Willen we nu in Leuven echt vooruit in Europa, dan zullen we toe moeten werken naar een systeem van ‘puntenerkenning’, een èchte ECTS dus. Dat dient gebaseerd zijn op een samenhangende borging, een Europese NVAO dus, en op een transparante afspraak over wat de lengte van een opleiding is. Daarmee zou tevens op Europees niveau een mechanisme moeten komen als dat van de ranking en studiekeuzetransparantie, zoals dat door het CHE tot stand is gebracht.  

Daarmee wordt in het hoger onderwijsstelsel in Europa zichtbaar wat je elders, zoals in de USA, kunt zien: de verschillen in kwaliteit en opzet van de HO- aanbieders. Is dat wenselijk?

Dat is zelfs een goede zaak! Alleen zo kunnen we de kwaliteit werkelijk borgen. En ik pleit er ook voor, waar nodig, de consequenties daaruit te trekken. Als je hoger onderwijs publiek bekostigt, dan is het wenselijk dat je die bij gebreken aan kwaliteit ook trekt. Durf dus af en toe eens een opleiding te sluiten als deze niet voldoet aan de kwaliteitsnorm. Gebeurt dat nooit, dan verslapt de borging uiteindelijk toch.

2009 is eigenlijk al dichtbij. Het komende politieke seizoen zouden Nederland en Vlaanderen hun lijn moeten betalen en dan als gastheren moeten uitzetten bij de anderen. Anders zijn we nu al te laat.

De voorbereiding is goed ter hand genomen, Maria van der Hoeven is daar met Frank Vandenbroucke echt actief bij geweest. Plasterk moet in hem een bondgenoot zien, ik zou zeggen ‘praat snel met hem, daar heb je werkelijk iets aan’. Praat ook met de Duitsers, trouwens. In Europa is dat land op HO-terrein altijd het moeilijke punt, omdat de minister niets kan zonder de Länder. Dus moet Nederland met haar spreken, moeten zij weten dat we dat begrijpen.

Uiteindelijk is het doel duidelijk: we zullen in onze eigen Europese omgeving naar een hoger onderwijs ruimte toegroeien. Dan gaat het ook over heel concrete, dagelijkse dingen, hoor. Zo komt er ongetwijfeld een Europese OV-kaart voor studenten. Dat is zo veel praktischer en efficiënter dan al die losse regelingen per land. En als symbool vind ik het ook krachtig: je laat echt zien dat je ervan uitgaat dat de nieuwe generaties overal in Europa gaan studeren, dat die flexibiliteit voor de toekomst centraal staat. Bovendien is het een sterk signaal op het punt van klimaat en milieu. Op deze manier bevorder je dat jongeren het gebruik van OV als vanzelfsprekende norm kennen en dat remt sterk de groei van het autoverkeer. Ook dat is uiteindelijk veel doelmatiger en praktischer.

Uiteraard vroeg ScienceGuide de Maastrichtse collegevoorzitter ook naar de botsing tussen de minister en de raad van toezicht van de UM over zijn salariëring. Het leek hem wijs hier geen mededelingen of eigen opvattingen over te geven. Glimlachend bevestigde hij alleen het feit dat Hans Dijkstal  “een goede collega van mij was in het eerste paarse kabinet. Het is een plezierige man en dat is alles wat ik over de commissie-Dijkstal zeg.”




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK