Leidt Rinnooy Kan tot actie?

Nieuws | de redactie
11 september 2007 | 'Het uur U van het lerarentekort nadert met rasse schreden. Door de sterke vergrijzing in het onderwijs treedt de komende jaren één op de drie leraren uit. In het voortgezet onderwijs gaat in zes, zeven jaar bijna driekwart van alle huidige leraren met pensioen. Bij economische hoogconjunctuur levert dat in het voortgezet onderwijs in 2011 een lerarentekort op van rond de 12 procent.' Marleen Barth geeft aan wat zij verwacht van kabinet en commissie Rinnooy Kan.

‘Een op de acht vacatures blijft straks op deze manier onvervuld. Vooral vakken als economie, Duits, natuurkunde en biologie zullen zeer moeilijk te organiseren worden. In het primair onderwijs pakt het tekort kleiner uit, maar ook daar zullen gaten gaan vallen. Als de economie goed blijft draaien, zal het tekort aan leraren daar 4 procent gaan bedragen. Nog schrijnender wordt overigens in het primair onderwijs het tekort aan directeuren. Nu al zitten honderden basisscholen, vooral in de Randstad, zonder directeur.

Morgen verschijnt het advies van de commissie-Rinnooy Kan, die door het kabinet is ingesteld om te adviseren hoe het lerarentekort kan worden opgelost.  Het is niet het eerste rapport dat over dit onderwerp verschijnt. Van 1993 alweer dateert de Commissie-Van Es, van 2001 de commissie-Van Rijn, van vorig jaar liggen er adviezen van de SER, de Raad voor Overheidspersoneel en de Onderwijsraad. Helaas is met de inhoud van deze adviezen steeds veel te weinig gedaan.

Wat kan de Commissie Rinnooy Kan aan alle eerder adviezen nog toevoegen? Aan het historisch besef zal het de commissie in elk geval niet ontbreken; die is gegarandeerd door het lidmaatschap van Andree van Es, die met de naar haar vernoemde commissie een van de beste adviezen over het leraarschap ooit heeft geschreven ( Het gedroomde koninkrijk ). Er is in elk geval nu alle aanleiding voor een zeer klemmend en gezaghebbend beroep op de politiek, kabinet en parlement, om eindelijk actie te ondernemen, en wel snel. Wie de passie heeft gezien waarmee Rinnooy Kan in Zomergasten sprak over het leraarschap, weet dat hij daar als geen ander geschikt voor is.

Maar komt die actie er ook? Alle eerdere adviezen hebben met elkaar gemeen dat ze niet goedkoop waren. Dat geldt nog steeds. Hoe zeer gedrevenheid, passie, betrokkenheid ook onmisbaar zijn bij het werken in het onderwijs, uiteindelijk zal een echt zinvol scala van maatregelen om het lerarentekort op te lossen gepaard moeten gaan met een forse investering. Ook Balkenende IV heeft niet voldoende gereserveerd om te doen wat noodzakelijk is: voor aantrekkelijker maken van het leraarschap is niet meer dan 300 miljoen euro in 2011 beschikbaar. Minister Plasterk heeft inmiddels, nog voor het advies verschenen is, aangekondigd dat hij op zoek gaat naar extra geld. Een terecht signaal, want dat is hard nodig.

Die extra investeringen zijn nodig voor bijvoorbeeld een salarisgebouw waarin recht wordt gedaan aan de intrinsieke waarde van het lesgeven, in plaats van het huidige. Dat is nog afgeleid van de ambtelijke hiërarchie, waarin het aantal ondergeschikten en de hoeveel geld die beheerd mag worden de hoogte van de inschaling bepaalt. Het onderwijs heeft veel meer aan een salarisstelsel waarin het loont om je te blijven ontwikkelen als docent, en dat dus de deur wagenwijd openzet voor het kunnen hebben van een echte loopbaan als leraar.

Verlaging van de werkdruk is ook essentieel; de beste oplossing van het lerarentekort is het vergroten. Want er zijn veel meer collega’s nodig om alle extra taken die de afgelopen jaren bij de scholen beland zijn, ordentelijk te kunnen uitvoeren. Meer zorgleerlingen in het reguliere basis- en voortgezet onderwijs; grote groepen kinderen die kampen met maatschappelijke achterstanden, die zoveel meer moeten leren dan alleen rekenen en taal; allerhande maatschappelijke problemen waarbij de school altijd wel weer door iemand beschouwd wordt als Haarlemmerolie -goed voor alle kwalen.

Daar komt nog bij, dat de kinderen van vandaag niet meer de kinderen van de jaren ’60 zijn. Een groot onderzoek van het blad J/M toonde onlangs dat Nederlandse ouders zich wezenloos ergeren aan de kinderen van anderen: die vinden ze asociaal, lawaaiig en brutaal. Over hun opvoedprestaties met de eigen kroost zijn ouders daarentegen dik tevreden. Geen wonder dus, dat de oplossing buiten de eigen deur wordt gezocht: 90 procent van de ouders vindt dat scholen strenger moeten zijn. Misschien niet zo verwonderlijk dus, dat een Nieuw Zeelands onderzoek van deze zomer concludeerde dat leraar het op een na meest gestresste vak is. Alleen chef koks hebben het zwaarder.

Leraren geven zelf aan het liefst kleinere klassen of minder lesgevende uren te willen om de werkdruk te verlichten. Om meer tijd te hebben voor goede voorbereiding en afhandeling van de lessen, voor scholing en versterking van hun professionaliteit, voor het ontwikkelen van lesmateriaal. Te hoge werkdruk glijdt vaker dan gewenst naar een burn out, als mensen permanent het gevoel hebben te weinig te kunnen doen. Hun grote betrokkenheid bij het wel en wee van hun leerlingen is voor leraren misschien wel de grootste valkuil. Ze willen wel, maar hebben te weinig menskracht en middelen om kinderen te kunnen geven wat ze nodig hebben. Zoals een deel van de oplossing van het lerarentekort dus kan liggen in het vergroten er van -door meer personeel de school in te brengen- bestaat dus ook het risico dat het lerarentekort zichzelf alsmaar kan verergeren, omdat meer werk gedaan moet worden met minder mensen.

Zolang het perspectief op voldoende, laat staan meer, leraren ontbreekt, is er eigenlijk maar een mogelijkheid om de druk op het onderwijs te verminderen: dat politiek en samenleving zich realiseren dat de school niet steeds weer opnieuw de oplossing kan zijn. Er bestaat behoefte aan het veel helderder beschrijven van wat er van de school verwacht mag worden. De invoering van leerstandaarden, zoals bepleit door de Onderwijsraad, zou een goede stap in de richting zijn. Als helder voor scholen wordt beschreven wat zij geacht worden wel te doen, dan weten leraren ook preciezer waar zij ‘nee’ tegen kunnen zeggen. Complicerend werken bovendien de tegengestelde eisen die de politiek scholen oplegt: zoveel mogelijk zorgleerlingen in het regulier onderwijs houden en tegelijkertijd hoge Cito-scores, een tot vijf jaar beperkte verblijfsduur in het VMBO en tegelijkertijd geen schooluitval, zoveel mogelijk hoger opgeleiden willen en tegelijkertijd afstromen van leerlingen en selectie aan de poort stimuleren door eindexamencijfers van scholen te publiceren. Scholen worstelen daardoor elke dag met de vraag welke afweging de beste is.

En, zo geven onze leden aan, wat ook enorm helpen kan, is het indammen van de aanhoudende stroom van negatieve publiciteit over het onderwijs. Elk internationaal onderzoek toont aan dat het Nederlands onderwijs het goed doet -en dat voor gemiddeld een procentpunt minder van het BNP dan het Oeso-gemiddelde. Er zijn zeker punten van zorg, maar die verdienen genuanceerde aandacht en een complex van maatregelen om verbetering te brengen. Onderwijs is mensenwerk, en dan is er nimmer een hapklare brok voorhanden om problemen op te lossen. Maar een ding staat vast: meer kwaliteit is alleen te bereiken door te investeren in de mensen die er in werken.

Tenslotte verdient de kwaliteit van het personeelsbeleid op scholen aandacht. Schoolbesturen hebben de afgelopen jaren veel meer zeggenschap over hun onderwijs gekregen. Dat is op zichzelf een prima ontwikkeling. Maar leraren ervaren die toegenomen vrijheid nog te weinig in hun dagelijks werk. Ook heeft de grotere verantwoordelijkheid van scholen niet geleid dat een zichtbare verbetering van de manier waarop ze met hun personeel omgaan. Functioneringsgesprekken, loopbaanontwikkeling, human resource management, het gebeurt op te veel scholen te weinig. Juist in een sector die het zo zeer van zijn menselijk kapitaal moet hebben, valt hier een wereld te winnen. In onze ogen zou de tevredenheid van het onderwijspersoneel op een school daarom een kwaliteitscriterium van de Onderwijsinspectie moeten zijn -net als die van ouders en leerlingen overigens. Zijn de resultaten goed en zijn de mensen die de gemeenschap van de school vormen tevreden, dan heb je een goede school.

Het groeiende tekort aan leraren is een zeer ingewikkeld probleem, dat alleen met een uitgedokterd complex aan maatregelen valt aan te pakken. Maar met een doordacht salarisgebouw dat mensen stimuleert in hun ontwikkeling, beter personeelsbeleid op scholen en durven inzetten op realistische verwachtingen van het onderwijs, komen we al een heel eind. En voor een ieder geldt: koester de leraar, zij verdient het!

Marleen Barth
voorzitter CNV Onderwijs




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK