Opnieuw botsing OCW met universitaire top

RvT- voorzitter Gert-Jan Kramer gaf in TU-blad Delta aan dat hij vreest niet de juiste collegevoorzitter te kunnen vinden vanwege de druk die een ‘Balkenende-norm’ zou leggen op de besluitvorming, omdat de universiteit inschat dat de totale kosten voor een collegevoorzitter ongeveer 240.000 euro zou zijn. ‘Ik ga de discussie met de minister aan als dat nodig is.’ OCW belde vervolgens naar Kramer in Sjanghai voor nadere uitleg. Dit zette de zaak blijkbaar op scherp, want vanuit het ministerie klinkt nu: ´De raad wordt door de minister benoemd en moet het vertrouwen van de minister hebben.’

Plasterk wil de Raad van Toezicht nu zelfs spreken voordat de TU een nieuwe voorzitter aanwijst. Plasterks partijgenoot, de oud-FNV- voorman Lodewijk de Waal, was lid van de Delftse toezichtraad en zegt in het FD dat hij er geen moeite mee heeft als voorzitters van hogescholen en universiteiten een hoger salaris ontvangen dan de premier. ‘Dat een minister-president de moeilijkste baan heeft, is niet waar. Het leiden van een universiteit met een omzet van honderden miljoenen, het aansturen van hoogleraren en het doorvoeren van een reorganisatie, vergt meer vaardigheden dan een premier beheerst.’

De studentenraad en de OR van de TU staan achter de RvT. De studentenraad zegt het ‘te betreuren als Delft door de Balkenende-norm niet de bestuursvoorzitter van de best mogelijke kwaliteit krijgt.’ OR- voorzitter Daleboudt zegt in Delta: “Als je kwaliteit zoekt – en die zoeken we – moet je betalen. Als dit land niet in staat is bestuurders meer te betalen dan het loontje van Balkenende, ben je slecht bezig. Voorheen hebben we ook discussie gehad over het inkomen van voorzitter Van Luijk. Als OR hebben we toen gezegd: ‘Die man is goud waard voor de TU’. Dat inkomen is geen punt van discussie.”

De OR vreest dat de minister de TU zou dwingen tot een tweederangs oplossing als ‘een uitgerangeerde staatssecretaris’, zo blijkt uit hun analyse: ‘Wij hebben aanbevolen te zoeken naar iemand uit het bedrijfsleven met banden met het onderwijs. Wij zijn een ‘zelfstandige onderneming’ en worden niet gedicteerd door de minister. Als de keuze is: ongehoorzaam zijn of inleveren op kwaliteit, dan moeten we maar ongehoorzaam zijn.’