Roberta Alexander: “Die stem overstraalde alles”

Nieuws | de redactie
7 september 2007 | giulio dannetta
Als ik hem hoorde, die stem.....dan kreeg ik een glimlach."  Zangeres en operaster Roberta Alexander is onderweg naar Wenen als ze ScienceGuide vertelt over Luciano Pavarotti. De Amerikaanse sopraan -en bejubelde ´Jenufa´in de opera van Janacek bijvoorbeeld- doceert Klassieke Zang aan Codarts in Rotterdam en geeft haar visie op de vakmatige kwaliteiten, betekenis en unieke plaats van Pavarotti in de muziekgeschiedenis en die van de opera in het bijzonder. "Hij wist ook zijn beperkingen, dat is heel knap." 

Als zanger was Luciano Pavarotti zò goed. Hij beheerste zijn vak en dat niet alleen, ook al deed hij dat as such geweldig. iemand die tot hoge leeftijd zo mooi bleef klinken, dat bewsijt dat hij een formidabele techniek had. En dat op een zo hoog niveau, echt formidabel.

Maar zijn betekenis zit vooral in het feit dat hij zij eigen artistry niet alleen voor enkele liefhebbers, een inner circle of classicslovers wilde geven. Hoe hij tenoren als echt sunshine boys wist over te brengen….Hij had ook een stem die echt aansprak, mij wel! Als ik Pavarotti hoorde, die stem…. dan kreeg ik een glimlach. Ik was echt een fan.

Hij had als zanger verschillende perioden in zijn leven en loopbaan. Toen hij begon in de eerste grote jaren was hij geweldig in zijn zangkunst en als acteur ook goed, hoor. Dat debuut in Covent Garden! En met Mirella Freni zong hij er in La Bohème. Die twee hun Mimi en Rodolfo, daar krijg je nog weak knees van. Later werd hij als character on stage minder interessant. Hij werd meer dan 300 pond zwaar, tja, hoe bigger hoe moeilijker het werd voor hem om dan geloofwaardig te zijn in een operavoorstelling. Dat moet je eerlijk onder ogen zien.

Maar die stem! Uiteindelijk overstraalde die alles waar je moeite mee had als hij optrad. Er waren rollen waarin hij superieur was. Er is geen grotere Cavaradossi [in Tosca van Puccini] geweest na Beniamino Gigli, bijvoorbeeld. Hij hoort echt in die rangen thuis: Gigli, Caruso, dat zijn er maar heel weinigen.

Ik vind het eigenlijk niet erg dat ik nooit met hem gezongen heb. het is een ander repertoire dat ik zing. De uitzondering is Idomeneo [van Mozart]. Ja…dat zou toch wel heel mooi zijn geweest. Daarom zong ik wel met zijn belangrijkste concurrent, Placido Domingo. Hoewel, concurrent? Hij is weer zo heel anders, heet niet voor niets ‘the thinking man’s tenor’. Pavarotti wist dat hij diens repertoire en keuzen ook niet moest doen, hij wilde dat ook niet. Hij wist zijn eigen grenzen, de beperkingen en ging niet buiten dat vak. Dat is heel knap.

Placido is een geweldige collega. Hij is gul! Het gaat in alles om de muziek bij hem, dat de zangers als geheel hun beste geven. Het gaat hem niet om hemzelf. Hoffmanns Erzählungen [van Offenbach] deden we, een van zijn glansrollen. Wat een inspirator is zo’n collega dan.

Bij Pavarotti moesten ze de operaproductie soms wel een beetje aanpassen aan wat hij nog kon. Ik herinner me een Tosca waarin hij en Caballé de hoofdrollen zongen. Alle twee big people, ja. Aan het eind, vlak voor ‘zijn executie’, moesten ze samen de trappen op klimmen. Wat deed men in die productie? Luciano en Caballé verdwenen de coulissen in en men liet heel het décor zakken, waarna ze dan samen de bovenkant van het bouwsel op het toneel op liepen. Dat is toch niet zo erg geloofwaardigi meer, dat vond ik ook. Maar ja….dan kwam die stem! En dan klonk de grote aria en overklaste hij alles wat je van zo’n scène eerder vond.






«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK