Bonusbelasting duidt op parlementair onvermogen

Nieuws | de redactie
10 oktober 2007 | "Ik begrijp de maatschappelijke verontwaardiging over de kennelijk onverzadigbare geldzucht van enkele topmanagers. Mij stoort vooral hun bestuurlijke arrogantie doordat zij menen deze buitensporige beloningen ook daadwerkelijk ‘waard’ te zijn. Maar om te voorkomen dat de maatschappelijke verontwaardiging omslaat in een nog grotere maatschappelijke frustratie is het gewenst ons belastingstelsel niet te verslonzen met nauwelijks uitvoerbare en niet effectieve regelingen". Aldus fiscalist Leo Stevens (EUR).

Zolang we excessieve en maatschappelijk ongewenste bonussen niet zodanig kunnen definieren dat wij ze kunnen onderscheiden van andere acceptabele looncomponenten, moeten we daarop gerichte heffingen achterwege laten. Terecht is dit proefballonnetje doorgeprikt, maar dit soort acties komt het prestige van het parlement niet ten goede.

Fiscale economie is een fascinerende wetenschap. Zij verschaft een boeiend, maar soms ook ontgoochelend inzicht in ons economisch bestel en maatschappelijke verhoudingen. Belastingen zijn niet alleen de kwitantie van de welvaartsstaat, maar tegelijkertijd ook stuurgeld. Allerlei beleidsdoelstellingen die politici niet door rechtstreeks beleid weten te realiseren, worden via de achterdeur van de fiscaliteit alsnog aan de orde gesteld. Soms kunnen belastingen nuttige beleidsinstrumenten zijn. Maar veel vaker leidt deze instrumentalisering van de belastingheffing tot een weinig aanlokkelijk woud van regels. Het leidt de aandacht af van de hoofddoelstelling van de heffingswet, bezorgt de belastingbetaler het gevoel dat hij verdwaalt in de zin en onzin van de regels en voert na jaren van uitvoeringsgeploeter veelal tot de conclusie dat de effectiviteit van de regels bedenkelijk gering is geweest. Frustratie alom.

Iedereen klaagt dan ook over een verlammende regeldruk. Kwantiteit overwoekert kwaliteit. Maar tegelijkertijd is de regelproductie van politici publicitair belangrijk. Het bevestigt hun slagvaardigheidsimago. Geruisloos voorwaardenscheppend beleid heeft een hoog ‘grijzenmuizengehalte’, terwijl dit vaak effectiever is dan opzichtige regelproductie. Maar de gewenste terughoudende bedachtzaamheid weten politici in het algemeen niet op te brengen. Zij willen (en moeten) ‘scoren’ en in de dagelijkse praktijk hun verkiezingsbeloften zichtbaar maken.

Deze scoringsdrift voedt het politieke ongeduld. Voorgenomen belastingherzieningen worden structureel in veel te krappe tijdschema’s uitgevoerd. Er is meestal geen tijd voor een bredere nut-en-noodzaakdiscussie. Kennelijk is de politiek bang dat een grotere bedachtzaamheid afbreuk doet aan de realisatiekansen. Dat is een volstrekt verkeerde attitude. De hervormingsprocessen zijn zodanig ingrijpend en massaal, dat het wetgevingsproces en de noodzakelijke uitvoeringsvoorbereiding bumper aan bumper rijden. Het invoeringsproces krijgt daardoor een soortgelijke jachtigheid als het hedendaagse fileverkeer. Die bestuursstijl wordt extra riskant als tegelijkertijd door meer ministeries prestigieuze herzieningsoperaties worden doorgevoerd die elkaar onderling beïnvloeden, maar niet voldoende worden gecoördineerd.

De cruciale vraagstelling, of de gewenste regelgeving wel uitvoerbaar is, en of die niet gepaard gaat met een (te) hoge uitvoeringslast, wordt in de parlementaire behandeling door de bewindslieden meestal als een ongewenste vertragingsactie ervaren en veelal genegeerd. Het kabinet kan de parlementaire behandeling gemakkelijk naar zijn hand zetten door de budgettaire consequenties uit te vergroten of te bagatelliseren. Dat geldt ook voor automatiseringstechnische mogelijkheden en onmogelijkheden. Wat het kabinet niet wenselijk vindt, blijkt meestal budgettair of logistiek niet mogelijk. Het parlement heeft te weinig expertise om inhoudelijk weerwoord te geven en houdt zich bezig met fiscale details. Gedegen evaluatie blijft achterwege.

Een boeiend voorbeeld van dit politiek onvermogen is het onlangs ingediende CDA-plan om een extra belasting te heffen op de bonussen van hoogbetaalde topbestuurders. Eerder zijn soortgelijke onbekookte plannen gelanceerd om te komen tot een graaitaks. Ik begrijp de maatschappelijke verontwaardiging over de kennelijk onverzadigbare geldzucht van enkele topmanagers. Mij stoort vooral hun bestuurlijke arrogantie doordat zij menen deze buitensporige beloningen ook daadwerkelijk ‘waard’ te zijn. Maar om te voorkomen dat de maatschappelijke verontwaardiging omslaat in een nog grotere maatschappelijke frustratie is het gewenst ons belastingstelsel niet te verslonzen met nauwelijks uitvoerbare en niet effectieve regelingen. Zolang we excessieve en maatschappelijk ongewenste bonussen niet zodanig kunnen defini?ren dat wij ze kunnen onderscheiden van andere acceptabele looncomponenten, moeten we daarop gerichte heffingen achterwege laten. Terecht is dit proefballonnetje doorgeprikt, maar dit soort acties komt het prestige van het parlement niet ten goede.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK