Graduate school vereist actie OCW

Nieuws | de redactie
16 oktober 2007 | Nederland moet innoverender en de Nederlandse universiteiten moeten daar een stevige rol bij spelen. Een belangrijke vraag daarbij is hoe jong talent tot vooraanstaand onderzoeker moet worden opgeleid. Minister Plasterk heeft hier onlangs een aantal interessante dingen over gezegd.

Onderzoekscholen moeten op Amerikaanse leest geschoeid worden, waarbij (1) deze scholen verantwoordelijk moeten zijn voor het selecteren van studenten en een stevig programma aanbieden en (2) studenten op basis van hun ervaringen in de onderzoeksschool kunnen kiezen op wat voor onderzoek en bij welke begeleider ze willen promoveren.
Het Tinbergen Instituut, de onderzoekschool economie, econometrie en finance van de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam, werkt al sinds 2003 op deze door de minister voorgestane wijze.

Het instituut is verantwoordelijk voor de tweejarige onderzoeksmaster, de inhoud van het zware onderwijsprogramma, de inzet van docenten en de jaarlijkse selectie van 20-30 nieuwe studenten uit de honderd tot honderdvijftig voornamelijk buitenlandse aanmeldingen. De drie faculteiten hebben gezamenlijk tenminste 20 driejarige promotieplaatsen aan de uitstroom uit de onderzoeksmaster gecommitteerd. Studenten zijn daardoor verzekerd van een goede kans op een promotiebaan bij een van de drie faculteiten als ze voldoende presteren in de onderzoeksmaster. Het instituut zorgt dat afgestudeerde studenten zelf één van de meer dan honderd fellows van het instituut als begeleider kunnen kiezen.

In zijn voordracht in Utrecht, noemt Plasterk het probleem dat eerstegeldstroommiddelen nog steeds via de verdelende rechtvaardigheid toegewezen worden, waarbij “dit jaar Pieterse weer eens aan de beurt is om een AIO te krijgen”. Het bovenstaande laat zien dat dit bij het Tinbergen Instituut en de drie aangesloten faculteiten geen probleem (meer) is en het “Pieterse-probleem” dus ook buiten NWO om kan worden opgelost.

Welke problemen zijn er bij de ontwikkeling van dit Amerikaanse model in de Nederlandse context? In de eerste plaats zijn er problemen rondom de Nederlandse wetgeving. We noemen er twee. In de wet is er voor een interuniversitaire samenwerking, zoals Tinbergen Instituut, geen plaats. Samenwerking is echter cruciaal omdat ze het mogelijk maakt de beste hoogleraren van drie universiteiten in te zetten en voldoende promotiebanen te reserveren. Schaal is belangrijk om kwaliteit te kunnen leveren op dit niveau. Een tweede probleem is de naamgeving en diplomering. In Angelsaksische landen worden onderzoekersopleidingen met de naam MPhil aangeduid. In Nederland is de MPhil-graad niet beschermd en krijgen studenten die met succes ons zware programma hebben afgerond dezelfde mastertitel (MSc) als studenten die een veel lichter, eenjarig, programma hebben afgerond. Een formeel bekrachtigd onderscheid tussen opleidingen is wenselijk.

Een tweede probleem betreft de financiering. De allerbeste universiteiten wereldwijd concurreren om de allerbeste studenten aan zich te binden. In de Nederlandse systematiek mogen universiteiten echter geen beurzen financieren uit de eerstegeldstroom middelen — dit zou neerkomen op “HBO-fraude”. De tweedegeldstroom financier NWO heeft laten weten geen middelen ter beschikking te kunnen stellen aan het onderzoeksmasteronderwijs, omdat het financieren van onderwijs niet tot haar taken behoort. NWO leek dit jaar met de introductie van haar Toptalentprogramma een eind op de goede weg. Dit programma selecteert echter vooral op cijfergemiddelden, waarbij over het hoofd wordt gezien dat studenten in ons zware MPhil-programma doorgaans veel lagere cijfers halen dan in een veel lichter MSc-programma.

Minister Plasterk is terecht enthousiast over het Amerikaanse opleidingsmodel voor onderzoekers. Het Tinbergen Instituut laat zien dat een aantal van de problemen die Plasterk noemt ook in de Nederlandse context kunnen worden opgelost. Daarbij lopen we wel aan tegen nieuwe problemen rondom de OCW-wetgeving en de uitvoeringsinstantie NWO. Minister Plasterk kan zelf veel doen om de door OCW opgeworpen Hollandse drempels te beslechten.

prof. Jaap Abbring  (VU) en prof. Maarten Janssen (Erasmus)
bron: EconomieOpinie.nl van de EUR




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK