Het oude denken van Rinnooy Kan

Nieuws | de redactie
19 oktober 2007 | Op 12 september presenteerde de commissie-Rinnooy Kan, ook wel de commissie ‘Leraren’ genoemd haar eindrapport, LeerKracht. Op ScienceGuide werd hierover lector Jan Streumer geïnterviewd. Streumer geeft te kennen het eens te zijn met de aanbevelingen in het rapport en pleit in aansluiting daarop voor een persoonsgebonden HR-budget voor docenten. Zowel het voorstel van Streumer, als de hoofdlijn van het rapport LeerKracht geven mijns inziens echter blijk van ‘oud denken’, en zijn daarom geen duurzame oplossing voor het lerarentekort.



Het rapport LeerKracht, laat daar geen misverstand over bestaan,overtuigt naar mijn mening in de analyse van de probleemsituatie.Er dreigt inderdaad een groot lerarentekort, dat grotendeelsveroorzaakt wordt door de onaantrekkelijkheid van het beroep. Inhaar analyse maakt de commissie echter de welbewuste keuze deindividuele leraar centraal te stellen. Sympathiek en begrijpelijkvanuit de goede herinneringen die mensen bewaren aan de kundige,gerespecteerde docenten van vroeger. Maar de aanbevelingen van decommissie lijken daardoor ook uit de oude doos te komen. Dat isniet alleen jammer, erger nog, het risico bestaat dat er doorverkeerde keuzes veel geld wordt uitgegeven, zonder dat dit op demeeste doeltreffende manier besteed gaat worden.

Het valt mij op dat in het rapport veel wordt gesproken over wat erallemaal mis is in het onderwijs, maar dat er weinig wordtstilgestaan bij wat er allemaal bereikt is. De laatste jaren wordennamelijk op steeds meer plekken de positieve effecten van de reedslang geleden ingezette deregulering merkbaar.

Scholen zoeken steeds meer naar manieren om zich te onderscheidenvan anderen, niet alleen naar leerlingen, maar ook als werkgeversin de strijd om de schaarser wordende leraren. Een van de grootstebesturen, de stichting OMO, heeft daartoe een eigen CAO ontwikkeld.Bij een ander groot bestuur, de stichting Carmelcollege, wordtgeëxperimenteerd met een eigen loopbaanbeleid.

Uit de behoefte van besturen om verzekerd te zijn van de bestenieuwe leraren is het Dutch Teachers’ College ontstaan. Niet omzelf een nieuwe lerarenopleiding te beginnen, maar om als ‘afnemer’van de opgeleide leraren een steviger vinger in de pap te hebbenbij wat die lerarenopleidingen eigenlijk leveren. Daar wordtiedereen beter van, en het legt de verantwoordelijkheid ook preciesdaar waar ze horen: bij de besturen voor het bieden van eengeschikte en uitdagende werkplek, bij de lerarenopleidingen diegaan participeren in het DTC voor het bieden van effectieve enflexibele opleidingsvormen.

Naar buiten toe uit de deregulering zich in meer verschillendemanieren waarop leerlingen onderwijs kunnen volgen. Besturen enscholen zijn in hun lokale situaties voortdurend bezig de voor hun’klanten’ juiste combinatie van vakonderwijs, leerlingbegeleidingen schoolorganisatie te ontwikkelen.

Dat doen die besturen en managers niet allemaal zelf, in de loopder jaren is het inzicht gedaagd dat je dat docenten het beste zelfkunt laten doen. En juist omdat het erom gaat de juiste mix tevinden, kunnen docenten dat niet meer allemaal zelf. Ze stemmenvakinhouden op elkaar af, praten over leerlijnen over de jarenheen, dragen als mentoren dossiers aan elkaar over en besprekensamen de lastige gevallen. Kortom: docenten werken niet meeralleen, maar steeds vaker samen in teams. Een individuele opvattingvan het beroep van leraar is daarom achterhaald.

Docenten die in teams werken, zijn in grote meerderheid tevredenover de invloed die ze hebben op onderwijsontwikkeling. Nergensvoor nodig dus om, zoals het rapport Rinnooy Kan adviseert, lerarenmeer te betrekken bij het beleid. Dat gebeurt al volop! Laat staandat de medezeggenschap versterkt moet worden. Medezeggenschap gaatuit van een achterhaalde opvatting van besturen en organiseren,waarin het collectief van docenten als een soort parlement hetbestuur op de vingers kan tikken.

Het teamniveau is mijns inziens het meest geëigende niveau waaropgewerkt zou moeten worden aan een oplossing voor de lage status vanhet lerarenberoep. Op dat niveau moet dan ook het geld voorverbetering van arbeidsomstandigheden en nascholing besteed worden.Door geld te geven aan individuele leraren, versplinter je datgezamenlijke belang juist weer.

Scholen, en de teams daarbinnen, zouden een inspirerende enuitdagende omgeving voor docenten moeten bieden. Dat begint al opde lerarenopleiding. Logisch dat geen enkele jongen met een beetjeeen wiskunde-knobbel voor de Pabo kiest, als hij daar vooralmeisjes ontmoet die iets met kinderen willen en al schrikken vaneen staartdeling. Een dergelijke redenering geldt mutatis mutandisook voor de andere lerarenopleidingen. Waarom zou eenlerarenopleiding geld verspillen aan studenten die maar matiggemotiveerd zijn om ooit voor de klas te gaan staan? Laat diestudenten hun heil elders zoeken en niet de sfeer verpesten voordegenen die wel met passie over hun vak en hun (toekomstige)leerlingen willen praten.

En vervolgens, als die studenten op scholen gaan werken, zorg erdan voor dat die scholen de aantrekkelijke en uitdagendewerkplekken zijn, die door hoger opgeleiden verwacht wordt. Opslechts ca. 5% van de scholen zijn afspraken gemaakt over vastewerktijden tussen ca. 8:00 en 16:00u. Dat betekent dat op 95% vande scholen leraren na het luiden van de laatste bel verdwenen zijn.De jonge docent mag alleen op zoek gaan naar de hoekjes van hetgebouw waar hij om raad kan vragen. Uitdaging genoeg, maar op diemanier is het moeilijk om iets over te brengen van die inspirerendewerkomgeving.

Steek die 1,1 miljard daarom niet in een generieke salarisverhogingop opleidingsniveau, maar in goed uitgeruste werkplekken voordocenten, een laptop, een mobiele telefoon. Die ze ook zoudenkrijgen als ze niet op een school, maar bij Shell, Randstad ofzelfs een middelgroot opleidingsbureau zouden gaan werken.

Maar vooral: laat het aan de afzonderlijke schoolbesturen over omte bepalen hoe ze dit geld precies willen besteden. Geef diebesturen de ruimte om de Shells en Unilevers van het onderwijs teworden. Geef ze de ruimte om die docenten te belonen, die volgenshun de beste kwaliteit leveren.

Als vooraf al wordt vastgelegd hoe het extra geld besteed moetworden, worden die schoolbesturen klemgezet in hun HR-beleid. Enals het geld bij voorbaat besteed gaat worden aan salarissen vanindividuele leraren, dan gaat het toch weer overarbeidsvoorwaarden, terwijl het toch eigenlijk over kwaliteit zoumoeten gaan.

Hartger Wassink

Consultant CPS

h.wassink@cps.nl


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK