Ritzen laakt bekostigingsakkoord HO

Nieuws | de redactie
30 oktober 2007 | Oud-minister Jo Ritzen vreest “een horrorscenario”. Het bekostigingsakkoord van de koepels en de “ondoordachte, bizarre discussies over de basisbeurs” zouden wel eens ineen kunnen schuiven. “Op deze manier is er geen enkele incentive meer voor universiteiten of hogescholen om te investeren in goed onderwijs, beter rendement en kwaliteitsprestaties, die via de bekostiging écht lonen”.



De UM-voorzitter houdt de moed erin, doordat hij vermoedt dat het bekostigingsakkoord de weg op zal gaan van de leerrechten. “In het kabinet zullen EZ en Financiën hier met argusogen naar kijken. Maria van der Hoeven zei  – toen zij nog OCW- minister was  – tegen ons dat er beslist geen stelsel zou komen waaruit de prestatie- indicatoren verdwenen zijn. En ook de Tweede Kamer zal zich niet onbetuigd gelaten, want je zag al bij de leerrechten van Nijs en Rutte dat de fracties hun eigen opvattingen echt niet zomaar laten passeren”.

OCW heeft tegen de koepels en studenten gezegd: ‘jullie moeten eruit zien te komen samen, want anders gaan wij zelf een bekostiging ontwerpen’. Men werd het eens en nu moet de minister zien wat hij daarmee kan. Wat zegt u hem?

Dit is wel een aparte situatie, want ik zit hier ‘drievoudig in’, voor mijzelf gezien. Als universitair voorzitter. Als oud-minister die eenzelfde probleem moest zien op te lossen. En omdat ik nog steeds overal ter wereld uitgenodigd wordt, om toe te lichten hoe je een effectief bekostigingsstelsel opstelt. Men weet hoe goed het systeem dat wij hebben blijkt te werken.

Ons land kent via de WHW een heldere opzet, waarin gestimuleerd wordt dat een instelling niet alleen studenten werft en inschrijft, maar vooral ook dat die op hoog niveau een opleiding afronden. Er is dus geen sprake van een diploma-inflatie en de kwaliteit van de afgestudeerden is zeer behoorlijk. Onze studenten uit Maastricht worden zeer gewaardeerd in de functies waar zij wereldwijd terechtkomen en ze zijn zeer gevraagd.

Waarom ontstond dan toch de behoefte dit stelsel aan te passen? Door de Schutte-zaak! Dat in het hbo enkele hogescholen die diploma’s uitreikten aan buitenlandse ingeschrevenen die daar nooit zelf onderwijs gevolgd hadden, was natuurlijk onaanvaardbaar. Maar dat kwam alleen bij hen voor, bij de universiteiten was geen sprake van dat soort dingen. Dat liet het onderzoek ernaar ook zien. Alleen zette deze kwestie de rol van de diplomacomponent in de bekostiging ineens ter discussie, ik begrijp dat ook wel. Maar dat had men met de betrokken hogescholen moeten opnemen.

Dat is toch gebeurd? OCW vorderde geld terug bijvoorbeeld.

Jawel, maar wat gebeurde er nog meer? Heel het veld liet zich meezuigen in een discussie over de diploma als factor in de financiering. Ook de inspectie liet zich kritisch uit over de kwaliteit van diploma’s en examens in het hbo en verwees naar de financiering als factor.

De gevolgen zien we nu in het bekostigingsakkoord. Dat gaat uit van financiering op basis van inschrijvingen, zonder verdere rendementsincentive. De diplomabonus is sterk verminderd, dus gaat ook de kwaliteitsincentive voor het geven van goed onderwijs, het extra investeren in begeleiding en interactie fors omlaag. En de compensatie van dit inkomstenverlies door een vaste voet werkt extra door in deze richting: die ontvang je gewoon op basis van de accreditatie en inschrijvingen door studenten. Als het zo moet, dan heb ik nog liever een lumpsum financiering! Dan kunnen we daar binnen de instelling eigen kwaliteitsincentives laten werken om als universiteit goed te functioneren. Ik vind dit een nachtmerrie worden.



Waarom is dit volgens u zo’n groot risico?

Omdat hier het omgekeerde dreigt te gebeuren van wat wij gezamenlijk als onze ambities hebben geformuleerd! De VSNU heeft sterk ingezet op allerlei inspanningen om te komen tot beter bacheloronderwijs. We zouden ons hierop profileren doordat kwaliteit en rendement dan omhoog zouden gaan. Ik ben het daar van harte mee eens. Maastricht heeft op dat punt al veel gedaan en we hebben er een goede naam door.

We hebben er fors in geïnvesteerd, in de begeleiding en onderwijsorganisatie, en wij niet alleen. Nijmegen ook, anderen net zo goed, denk maar aan alles wat gedaan wordt om de bèta-opleidingen aantrekkelijker te maken en het rendement ervan te verhogen. Met dit bekostigingsvoorstel zijn al deze investeringen down the drain. Je kunt ze net zo goed niet doen, zegt dit systeem, want zulke inzet levert eigenlijk niets meer op.

Dat is bovendien ook nog een verkeerd signaal, omdat velen in het hoger onderwijs en onderzoek zulke inspanningen weinig aandacht gaven. Men zag niet waarom dat nodig zou zijn. Nu heeft men scherper inzicht gekregen hoeveel zulke rendementsverbetering en kwaliteitsinvesteringen ook de eigen faculteit en opleidingen opleveren. Men heeft veel scherper leren calculeren en de student heeft er echt iets aan. Een voorbeeld zag je bij de invoering van het bachelor-master system. Ineens begreep men hoeveel baat de faculteit zou hebben bij de afronding van de studie van een grote groep ‘oude stijl’ studenten die maar niet tot het einde kwamen met hun scripties bijvoorbeeld. Wij hebben daar toen echt fors extra begeleiding opgezet om die mensen te motiveren en hun diploma te halen.

In het bekostigingsakkoord zit er voor de universiteiten wel een aanlokkelijk aspect: mensen met een bachelordiploma kunnen ook na jaren alsnog een mastergraad halen, bekostigd en met een wettelijk beperkt collegegeld. Voor hbo’ers is dat – na bijvoorbeeld een periode werkervaring en het opdoen van enige onderzoeksvaardigheid – een wenkend perspectief: zij kunnen tegen lage kosten een academische graad krijgen en de universiteit kan haar omzet ook in het kader van levenlangleren flink verhogen.

Die mogelijkheid is hiermee inderdaad geschapen. Dan moeten die hbo’ers wel voldoen aan de eisen om zo’n academische masteropleiding te kunnen volgen. Maar, inderdaad, daar zullen opleidingen ongetwijfeld wegen voor weten te vinden, via erkenning van evc of instapcursussen. Die markt zal gaan ontstaan, ongetwijfeld. Moeten we die kant op?

De WO-bachelor krijgt dezelfde kans de facto niet. Die heeft geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt, geen graad waarmee hij een beroep kan uitoefenen. Dus moet deze direct een master volgen om doctorandus, meester of arts te kunnen worden.

Dat is feitelijk wel de situatie. Als de WO- afgestudeerde na enkele jaren een vervolgmaster zou ambiëren, moet dit onbekostigd en dus met forse collegegelden. Die redenering klopt inderdaad. Nogmaals, moeten we die kant op?

Terwijl de bekostiging van het hoger onderwijs zo ter discussie kwam, barstte in Den Haag een debat los over de afschaffing van de basisbeurs om de leraren salarissen te kunnen verhogen. Deze twee ingrepen in het hoger onderwijsbestel moeten toch effect op elkaar en in de toekomstige studiekeuzes en dergelijke hebben?

Die discussies zijn bizar, ondoordacht. Je kunt de middelen voor studiefinanciering helemaal niet zomaar ‘overhevelen’ naar uitgaven voor salarissen van docenten. Je kunt bij de studiefinanciering  best stappen zetten, maar alleen als de opbrengst daarvan wel terugkomt bij de stimulering van het studiesucces en de toegankelijkheid voor de studenten. Ik ben erg voor de gedachten van de commissie-Rinnooy Kan, maar juist dan is deze discussie onbegrijpelijk.

Met Jacques Wallage heb ik destijds als minister een flinke salarisverhoging voor het onderwijzend personeel losgepeuterd. Deze discussie is dus niet zo nieuw. Wij hebben toen duidelijk kunnen maken, dat zo’n verhoging niet bij OCW weggehaald kon worden. Je begrijpt hoe dat gaat: de collega’s in het kabinet waren vol lof en hadden allemaal nog wel enkele honderden miljoenen klaarliggen om het onderwijs extra te ondersteunen…… Maar toch, in ernst: zo’n beleidskeuze is toch duidelijk iets dat heel de samenleving aangaat en waar een heel kabinet zich voor moet inzetten?

Zouden deze twee bewegingen – bij studiefinanciering en bij bekostiging – in elkaar geschoven worden dan voorzie ik een horrorscenario. Men dreigt het ene gat bij OCW met het volgende te vullen. Tegelijk moet het hoger onderwijs in korte tijd grote groepen jongeren naar een hoog niveau opleiden, terwijl het voor die taak relatief ondergefinancierd blijft. En dat zou dan met een bekostigingssysteem moeten, dat geen enkele incentive kent om te investeren in goed onderwijs, verbeterd rendement en kwaliteitsprestaties.

Had Plasterk het rapport-Rinnooy Kan niet primair in het Innovatieplatform moeten agenderen, als vervolgstap op de KIA en de OESO-review aanbevelingen? In plaats daarvan is het advies nu een budgettair probleem binnen OCW gemaakt, zo lijkt het.

In die analyses en adviezen staan veel verstandige dingen. Het zou goed zijn als het IP zich daarover boog en ze inhoudelijk zou behandelen. Momenteel lijkt het erop dat het platform meer bezig is met onderwerpen die nogal dicht bij de economische productie zitten.

De tactiek van OCW is ambtelijk gezien overigens voortreffelijk geweest. Men heeft het volk van het hoger onderwijs met de knoet en de zweep de zweep bijeengedreven. ‘Als jullie er zelf niet uitkomen, doen wij het’. Sinds de aanpak van Nijs en Rutte met de leerrechten zit de schrik voor zoiets er bij velen diep in. Het hoger onderwijs gedraagt zich dus niet – zoals de minister dacht – als een Bovag, maar meer als een ANWB bij het rekeningrijden.

Maar met deze uitkomst zou het toch goed zijn als Plasterk nu zelf weer meer aan de bal komt. Tot nu toe is het vooral ambtelijk voorbereid geweest, zo is mijn indruk. Het zou dus een goede zaak zijn als de minister nadrukkelijk kennis neemt van wat er nu uitkomt en het niet laat bij oprispingen over dit beleidsterrein.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK