Sometimes You Win

Nieuws | de redactie
20 november 2007 | Wat hebben technische systeemontwikkeling en de medische wereld met elkaar gemeen? Een heleboel, zo ervoer Fontys-lector en bekroond onderwijsvernieuwer Wim Hendriksen. Een technicus kan in een ziekenhuis in ieder geval veel inspiratie opdoen.


Tijdens zijn intensieve behandeling kon Hendriksen het niet laten om de systeemontwikkeling te spiegelen aan de wereld van artsen en verplegers. Hij zette het voor Bits&Chips op papier. ‘Je wordt er niet altijd blij van als je de apparaten die je bij Medical Systems hebt lopen bouwen van de andere kant kunt bekijken.’


(c2007 Bits&Chips, Justin Lopez)

Sometimes you win, sometimes you lose

Een jaar of vijftien geleden kwam de directeur van een gerenommeerd softwarehouse mij bij ASML vertellen dat we slechts 23,4 procent kans van slagen hadden bij het project waar we toen aan werkten. Dat had hij uitgerekend met een mooi spreadsheetje met ingewikkelde formules. Wat moet ik met dit soort informatie, vroeg ik me op dat moment af. Mislukken van het project stond immers gelijk aan het faillissement van de hele onderneming. Dat laatste was eigenlijk niet onze bedoeling. Dus was mijn tegenvraag: wat moeten we doen om de kans te vergroten om het wel te laten slagen.

Dit gesprek kwam weer boven nadat ik te horen had gekregen dat ik een ziekte had met een beroerde prognose: een kansje van 13 procent dat ik over vijf jaar nog zou leven. Na enig denkwerk was mijn vraag helder: wat moet ik doen om bij die 13 procent te horen? Ik moest dit project dus managen als just another keihard crisisproject, maar dit keer met mijn eigen leven als inzet.

Medicijnmannen

De opdracht aan mezelf was duidelijk: er gezond weer uitkomen. Met die eis was niet te sjoemelen. Het was een alles-of- niksscenario. Ook als dat tijdelijk even heel vervelend zou worden. Ik had deze ziekte bij toeval gekregen, maar ik kon vast nog wel wat doen om datzelfde toeval een handje te helpen, nu in mijn voordeel.

Doktoren zijn tegenwoordig akelig direct in het overbrengen van slecht nieuws. Daar kunnen we in commerciële ontwikkelprojecten nog wat van leren. Als iedereen op elk moment op de hoogte is van de echte toestand, dan is het makkelijker om de goede beslissingen te nemen.

Ja, soms wordt er dan een project vroegtijdig gecanceld, maar dat is Darwin in projectmanagement. Maar goed ook: de beste projecten gaan door, de niet levensvatbare stoppen voordat het al te veel geld kost. Vooral bij projecten waar veel macht in het spel is en veel gezichtsverlies kan worden geleden, is er de neiging om slecht nieuws uit te stellen. Totdat de klanten geen kant meer op kunnen. Voorbeelden te over: de Betuweroute, Phileas en binnenkort weer rekeningrijden.

Bij ASML hadden we die problemen niet: de belangrijkste klanten kwamen elk half jaar langs en waren exact op de hoogte van de voortgang en de problemen bij onze projecten. Die openheid heeft mede geleid tot het succesvolle ASML van vandaag.

Zo moest ik het dus ook spelen: mijn vrienden- en kennissenkring op de hoogte houden van mijn toestand, hoe goed of hoe slecht het ook ging. Verder alle medicijnmannen goed informeren en alle zaken melden die konden wijzen op problemen en complicaties. Andersom ook: ze moesten mij exact op de hoogte houden van wat wel goed ging en wat niet. Dat deden ze gelukkig uit zichzelf. En natuurlijk heel nauw samenwerken met mijn vrouw, want ik kon lang niet altijd goed mijn eigen situatie inschatten.

Europese aanbesteding

Wat kon ik zelf doen? Van medische behandelmethodes heb ik geen verstand, dus daar kon ik mij niet mee bemoeien. Ik kon wel proberen om complicaties te voorkomen.

Als eerste kreeg ik te horen dat ik zou worden behandeld door een ‘multidisciplinair team van deskundigen’. Het klonk als een contradictio in terminis, dus daar kon ik wat mee. Ik wist nog van vroeger dat er altijd gelazer is als je multisite development doet: op de interface tussen die sites gaan altijd dingen meespelen die niets met het project te maken hebben. Een bron van fouten dus. Dus eerst maar eens gezorgd voor een team in één ziekenhuis.

Het volgende probleem was uitvinden hoe de apenrots in mijn team in elkaar zat: ik wilde op elk moment weten wie de leiding had. Met andere woorden: wie wordt er boos als het mis gaat met mij? Ik heb te vaak meegemaakt bij systeemontwikkeling dat de specialisten van de verschillende vakgebieden zich bij problemen omdraaien en roepen dat het niet aan hun vakgebied ligt. Met allemaal primadonna’s valt het niet mee om een ballet te krijgen dat op de maat danst. Het was een verrassende vraag voor de medicijnmannen, maar ze hadden snel een antwoord: per fase een projectleider, namelijk de specialist met het meeste overzicht in die fase.

Tja, en dan de informatieverspreiding. Het is een bloody shame dat wij techneuten nog steeds niet in staat zijn geweest om een werkend elektronisch patiëntendossier te leveren waar de doktoren goed mee kunnen werken. Het is nu nog steeds de taak van de patiënt om relevante informatie zelf rond te bazuinen aan de behandelaars, zodat de dossiers per behandelaar een beetje op elkaar gaan lijken. De officiële manier is dat papieren brieven heen en weer worden gestuurd. Dat werkt niet snel genoeg. Trouwens, de ondersteunende diensten als bloedonderzoek en röntgen zijn wel mooi geautomatiseerd tot en met de werkplek binnen het ziekenhuis.

En hoe weet je nou of je in goede handen bent? Dat kun je dus niet vinden op internet. Maar via de huisarts is veel betrouwbare informatie te krijgen waardoor je in staat bent om de behandelaars het volle vertrouwen te geven. Gelukkig hoeft dit nog niet via een Europese aanbesteding te worden geregeld. Geen discussies wat het redden van een mensenleven mag kosten en of dat in Estland misschien goedkoper is.

Esi in het kwadraat

Het is wel aardig om te zien hoe de medische superspecialisten in staat zijn om in hun vakgebied bij te blijven. Daar kunnen wij technici nog iets van leren.

In de medische wereld zijn wetenschappelijk onderzoek en de praktijk voor 100 procent geïntegreerd. Nieuwe methodes en technieken worden pas ingevoerd als bewezen is dat ze werken. Een dokter is niet voor niets een doctor. Hoewel het soms wat feodaal aandoet, geeft de titel veel status in het ziekenhuis (verpleger: ‘Dit is geen meneer maar een dokter!’). Deze medici-uit- de-praktijk doen het onderzoek en vertellen dat aan elkaar op internationale wetenschappelijke congressen. Niet om te patsen, maar om wereldwijd de gevonden nieuwe methodes en technieken onder de aandacht te brengen. Daarna wordt op nationaal niveau onderzocht of de bevindingen juist waren. En pas dan wordt het de standaard behandelmethode. Geen voodoo, maar bewezen vooruitgang. Geen patenten, maar vrije informatieverschaffing. En geen tweedeling in een wetenschappelijke wereld en een praktijkwereld. Op deze manier wordt stapje voor stapje de collectieve kennis vergroot. Het gaat traag, maar wel constant vooruit.

Hoe anders is dat in onze wereld. Daar zijn wetenschappelijk onderzoek en de praktijk strikt gescheiden. Wetenschappers willen waardevrij onderzoek doen en kijken neer op de praktijk. Ze willen worden afgerekend door hun internationale collega’s, niet door hun klanten. De industrie kan ze met geen mogelijkheid volgen, omdat ze de problemen niet herkennen die de wetenschappers zeggen op te lossen. Promovendi gaan op hun proefschrift zitten, omdat ze een eigen bedrijfje willen beginnen. Bedrijven willen het intellectuele eigendom van wetenschappelijk onderzoek monopoliseren, omdat ze drie kwartjes hebben bijgedragen aan het onderzoek.

Er is geen cultuur waarin een promovendus wordt gewaardeerd: een gepromoveerd informaticus heeft de status van iemand die om onduidelijke redenen zijn studie met vier jaar heeft verlengd. Nieuwe methodes en technieken worden zonder bewijs klakkeloos ingevoerd omdat niemand wil achterblijven bij de nieuwste modegril. Ons verbetermodel lijkt meer op een voetzoeker: veel gedoe, maar aan het eind van de rit ligt het ding uitgeblust op dezelfde plek als waar het begonnen is. Het is toch te gek dat ‘The mythical man-month’ van Fred Brooks (uit 1975) nog steeds een actueel boek is! Gelukkig had mijn chirurg niet net een verhaaltje gelezen over ‘extreme surgery’ toen hij mij voor zich op de tafel zag liggen en dacht: ‘Kom, laat ik eens….’

Ik pleit hier voor een rigoureuze wijziging in beleid om onze wereld een beetje meer te laten lijken op de medische wereld. En let op, dat heeft niets te maken met de manier waarop we nu de Point-Ones en de Zevende Kaderprogramma’s aan het organiseren zijn. Ik heb het over een soort Esi in het kwadraat, waar professionals bij bedrijven middelen krijgen om wetenschappelijk onderzoek te doen en de resultaten met hun vriendjes te delen. Met als enige doel: steeds professioneler de dingen bouwen die we willen bouwen. Professionals moeten dat leren door te promoveren en daarna kunnen ze gewoon doorgaan met onderzoek. Binnen hun bedrijf. Niks centrale regie, maar alleen als professionals, die met zijn allen de goede doelen willen stellen.

Lijdend voorwerp

Zo, het behandelplan is klaar, en dan ben je een tijdje lijdend voorwerp. Kun je al die apparatuur die je bij Medical Systems hebt lopen bouwen eens van de andere kant bekijken. Daar word je niet altijd blij van. De dure en grote apparaten gaan allemaal best goed, maar de kleine kastjes doen een hoop verkeerd. De ellende die wij techneuten door verplegers laten oplossen, valt niet goed te praten. Infuuspompen die tien maal per dag een vals alarm afgeven (en één keer terecht alarm geven, dus ze moeten wel elke keer komen kijken). Dat is honderden keren per dag voor niks over een afdeling sjouwen om weer op de startknop te duwen.



foto2: versleten startknop foto3: eenzame bloeddrukmeter


Batterijen van bloeddrukmeters die na half elf ’s morgens leeg zijn, zodat de verpleger de rest van de dag loopt te klooien met een netsnoer van zes meter lang.

Apparaten die geen 1100 ml/uur kunnen leveren, omdat de ontwikkelaar dacht dat getallen boven de 999 niet voorkomen en dus drie digits voldoende vond. Grote dure lineaire versnellers die zonder probleem 5 procent meer patiënten kunnen behandelen als de kabels maar lang genoeg waren geweest.


foto4: lineaire versneller, deze keer van de kant van de patient
foto5: kranen en slangen


Complete chemotherapieafdelingen die als enige tools plastic slangetjes, knijpers, infuuspompen en vijfentwintig kookwekkers gebruiken. En een heleboel vrolijke verplegers die een sfeertje weten te kweken waar je je bij thuis voelt. Ook bij de radiotherapie en bij de verpleegafdelingen, overal kom je mensen tegen die je willen helpen en met veel plezier op zeer professionele wijze hun werk doen. Hoe het er in de operatiekamer aan toegaat, weet ik niet meer, hoewel ik er toch geweest moet zijn. Hierdoor wordt een sfeer gekweekt waar je als lijdend voorwerp in staat blijft om positief te blijven denken en naar het gewenste eindresultaat te kunnen werken.

Mensenwerk

En hoe gaat het nu met mij? Het gaat weer een stuk beter! Vorig jaar had ik één probleem, nu heb ik er tien, dus het gaat de goede kant op. Vorig jaar had ik kanker, nu heb ik jeuk aan mijn neus en weer roos in mijn haar. Dat hadden we bij ASML ook. Als je het eerste prototype in elkaar sleutelt, dan heb je eerst een echt probleem: hij doet het niet. Tegen de tijd dat je verzuipt in de problem reports over typo’s in de handleiding en de achtergrondkleur van de menu’s wordt het tijd om de eerste machine naar de klanten te sturen.

Hoe zit dat nou met de driehoek tools-procedures-mensen die we uit de technische ontwikkeling kennen? Tools moeten wat mij betreft bewezen methodes en procedures ondersteunen. De methodes en procedures moeten de mensen die het werk moeten doen, ondersteunen en niet andersom. Ze moeten er niet zijn om slechts de managers te ondersteunen of pakweg de technische dienst.

Technicus, denk daaraan als je weer een nieuwe goeroe een nieuw evangelie hoort prediken en als je de verkopers van de bijbehorende nieuwste tools aanhoort. Vraag om de harde bewijzen waarin de beweerde voordelen op wetenschappelijke wijze worden aangetoond. Geen bewijs? Dan eerst huiswerk afmaken, maar we gaan het niet gebruiken!

Mijn herstel was mogelijk dankzij de professionele inzet van minstens tweehonderd mannen en vrouwen in het ziekenhuis. Die mochten geen van allen een grote fout maken, anders was ik er gegarandeerd geweest. En toch is het allemaal goed gegaan. Daar durf ik de kans niet van uit te rekenen. Mijn complimenten voor iedereen die aan mijn herstel heeft bijgedragen. Het was allemaal mensenwerk.

Sometimes you lose, sometimes you win!

Natuurlijk is het ook een kwestie van geluk hebben, maar mijn les is dat je je kansen kunt verbeteren. Mijn prognose is nu boven de 50 procent. Sometimes you lose, sometimes you win!

Wim Hendriksen is Lector bij Fontys Hogeschool ICT in Eindhoven.

Dit essay is ook gepubliceerd in Bits&Chips in oktober 2007


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK