1 op 5 studenten uiterst gemotiveerd, hbo’ers minst ‘arm’

Nieuws | de redactie
20 december 2007 | Wie is de HO-student eigenlijk? Wat weten wij van haar? Wat drijft hen? De meest saillante kenmerken en trends uit de nieuwe Studentenmonitor leest u hier. De totale studentenpopulatie bestaat uit íets meer vrouwen dan mannen. Vrouwen zijn sterk vertegenwoordigd in Gezondheidszorg, Gedrag & Maatschappij en Onderwijs. Mannen in Techniek en de wo-sector Natuur. 14 procent van hen studeert in deeltijd,  met het hbo als voortrekker: 19%.



Het aandeel allochtone studenten is het grootst bij Economie (hbo) en Recht (wo). Hbo-studenten komen nog steeds uit een doorgaans lager sociaal milieu dan de wo’ers. Ouders van wo-studenten zijn ook meestal hoger opgeleid dan ouders van hbo’ers en verdienen maandelijks ook meer.

Motivatie is hoog, studeerbaarheid positief beoordeeld

Iets meer dan een derde van de studenten loopt op schema in hun studie, in het hbo meer dan in het wo. Extremen zien we in de sectoren Techniek en Recht (relatief weinig studenten op schema) en bij Gezondheidszorg, waar relatief veel studenten op schema lopen.

Aan motivatie geen gebrek, want 94 % van de voltijdstudenten begint gemotiveerd aan de opleiding en deeltijders zijn zelfs meer gemotiveerd dan voltijders. Die motivatie neemt gedurende de opleiding wel af. De belangrijkste redenen hiervoor: slechte organisatie/administratie en de opleiding wordt niet uitdagend gevonden. De motivatie hangt nauw samen met de inzet die de student zelf pleegt.  Gemiddeld toont 19 procent van de studenten in het hoger onderwijs onvoldoende inzet. Sinds 2003 is dit percentage stijgende.

Inzet is hoger onder studenten die thuis wonen, onder hbo-studenten, onder vrouwen en onder deeltijdstudenten. De meeste studenten (97%) ervaren weinig werkdruk. Studeerbaarheid wordt bijna unaniem positief beoordeeld (96%). Hbo-studenten zijn iets negatiever over de studeerbaarheid dan wo-studenten.

Over de totale studentenpopulatie is sprake van 18 procent uitzonderlijk gemotiveerde studenten. Hoge percentages uitzonderlijk gemotiveerde studenten zijn te vinden in de sectoren Taal & Cultuur (hbo) en Gezondheidszorg (wo). Speelt hier de selectie aan de poort mee, waar veel van deze opleidingen mee weten te werken? Ook zijn deze hoge percentages in de Gezondheidszorg en de kunstopleidingen sinds 2001 nog verder gestegen.

In de sectoren Economie (hbo en wo), Recht (wo), Gedrag & Maatschappij (wo) en Taal & Cultuur (wo) is het percentage uitzonderlijk gemotiveerde studenten relatief klein. In de overige sectoren fluctueren de percentages gemotiveerde studenten. In de sector Onderwijs en Gedrag & Maatschappij sterk, tussen 15- 30% en tussen 17-27%. In de sectoren Techniek en Economie fluctueren zij licht.

Studenten met een positiever oordeel over de studeerbaarheid van hun opleiding zijn vaker uitzonderlijk gemotiveerd. De groep uitzonderlijk gemotiveerde studenten hebben de volgende andere kenmerken: relatief veel vrouwen (ook na controle voor studenten Gezondheidszorg), positiever over toegankelijkheid van docenten, oudere studenten, relatief veel hbo’ers, thuiswonenden en autochtonen.

Studenten zijn kritischer over de toegankelijkheid van docenten naarmate zij langer studeren. Ook allochtonen en studenten die een hoge werkdruk ervaren zijn negatiever over de toegankelijkheid van hun docenten.

Waarom geen bèta?

Van de vrouwen ziet 72 procent af van een bètatechnische opleiding (41% van de mannen), ondanks het feit dan hun vakkenpakket wel toegang geeft. Vrouwen worden weerhouden door onaantrekkelijke beroepsperspectieven en een gering maatschappelijk karakter van bètaopleidingen.

Het theoretisch gehalte van de opleiding belet mannen in het volgen van een bètaopleiding. Eenzijdigheid en moeilijkheidsgraad wegen voor zowel mannen als vrouwen zwaar.

Geld en inkomen

Hbo’ers zitten er warmer bij dan universitaire studenten. Thuiswonende hbo’ers hebben meer inkomen dan thuiswonende wo’ers: zij ontvangen meer studiefinanciering en meer inkomsten uit arbeid. Ook uitwonende hbo’ers hebben een hoger inkomen dan uitwonende wo’ers. Het totale financiële inkomen van uitwonenden uit lagere sociale milieus is hoger dan dat van een vergelijkbare groep studenten met een hogere sociaal-economische achtergrond.

De inkomsten uit arbeid zijn in het hbo gestegen en na 2002 gestabiliseerd. In het wo was in 2002 het inkomen uit arbeid hoog en is sinds 2002 een daling zichtbaar. Studenten lenen niet omdat zij geen lening nodig hebben en geen grote schulden willen maken. Daarnaast is voor hbo’ers een studielening vaker te duur, en geldt voor 17 procent van de studenten dat zij geen lening afsluiten vanwege onbekendheid met de leenvoorwaarden.

Wo-studenten besteden gemiddeld 9 uur per week aan betaalde arbeid; hbo-studenten gemiddeld 10 uur per week. Tijdbesteding aan betaalde arbeid gaat doorgaans ten koste van de studie.

Over de grens of niet?

Ondanks de aandacht voor het thema internationalisering valt er sinds 2001 nauwelijks een stijging van dit percentage waar te nemen. Ongeveer 40 procent van de wo- en de helft van de hbo-studenten heeft geen plannen voor een stage of onderwijservaring in het buitenland. Persoonlijke redenen, geldgebrek en de wens zo snel mogelijk af te studeren zijn daarbij dominante ovewegingen.

De groep studenten met studiegerelateerde buitenlandervaring bevat veel ouderejaars. Zij kenmerken zich door financieel daadkrachtige ouders en een mindere studiemotivatie. Zij kozen hun studie vooral op basis van begeleiding en werkvormen en ervaren weinig werkdruk. Zij zijn ook iets minder gemotiveerd dan overige studenten.

De baan straks

Toekomstige leerkrachten hebben als gemeenschappelijk kenmerk een lager uitgavenpatroon en een studiekeuze vanuit inhoudelijke interesse. Studenten die het basisonderwijs in willen, zijn jonger, vaker vrouw en komen uit een lager sociaal milieu.

Toekomstige leerkrachten in het voortgezet onderwijs zijn ouder, besteden minder tijd aan studie, hebben een slechtere studievoortgang en een positiever oordeel over hun docenten. Net zoals bij toekomstig leraren zijn toekomstige wetenschappers positief over de toegankelijkheid van docenten. Zij hebben de studie vooral gekozen op basis van begeleiding en werkvormen.

Studenten die ambtenaar willen worden, onderscheiden zich door een hogere leeftijd, minder tijdbesteding aan de studie en iets meer aan een betaalde baan. Deze groep bevat veel allochtone studenten en veel wo’ers. Deze studenten hebben  zich bij de studiekeuze veelal laten leiden door beroepsperspectieven.








«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK