‘De productiviteit van de docent moet omlaag’

Nieuws | de redactie
19 februari 2008 | Van de overheid heeft hij weinig last, wel van onderwijskundige modes die bijna het karakter van ‘gewoonterecht’ krijgen. ScienceGuide spreekt met Kees Boele op de ochtend na het verschijnen van het rapport-Dijsselbloem. De overheid, zo vertelt de CHE-voorzitter, doet hem wel eens denken aan de vroegere kanselredenaar ds JJ Poort. “Dominee Poort stond in een volle kerk en vroeg of hij achterin verstaanbaar was. Iemand stond op en zei: ‘ Uitstekend, maar het stoort niet.’ Dat gevoel heb ik ook bij de overheid.

In de laatste Algemene Vergadering van de  HBO-raad heb ik ook opgemerkt dat ik de strategische agenda van minister Plasterk een goed stuk vind. Het gaat over goede thema’s. Ik kan ermee uit de voeten.”

Als kritiek op de strategische agenda van minister Plasterk wordt wel gezegd dat die geen strategie bevat en ook geen agenda.
“Klopt. Ik heb er dus ook geen last van. Maar inderdaad: een fundamenteel onderdeel van het onderwijs wordt er niet in genoemd, namelijk de vorming van mensen. Terwijl het stuk toch heet: Het hoogste goed.

Dat zie je in bijna al die rapporten. Ik zeg niet dat ze zinloos zijn, maar ze raken slechts de buitenkant van waar het om gaat. Over vorming reppen ze niet. Er wordt bijvoorbeeld wel gezegd: ‘De productiviteit van de docent moet omhoog’. Ik zeg: hij moet omlaag. Het is productiever om 30 mensen dan 20 mensen lesgeven. Maar wil je zo’n vorm van productiviteit? Ik zeg: het is betekenisvoller om 15 dan 20 mensen les te geven.

De paradigma’s waarin wij denken, komen uit een taalveld waarin wij niet moeten denken. Plato zei niet voor niets dat filosofen de leiding moeten hebben, in plaats van de econoom – om het maar even bij mijzelf te houden. De econoom gaat onwillekeurig vanuit zijn eigen paradigma naar het onderwijs kijken”.

U zegt wel dat u geen ‘ last heeft’ van de overheid, maar wel van “ onderwijskundige modes die bijna het karakter van ‘gewoonterecht’ krijgen” en noemt daarbij het vraagggestuurd onderwijs.
“Jongeren van nu hebben geen behoefte aan vraaggestuurd onderwijs, maar aan vorming. Een student heeft bij ons in het begin minder vrijheid. Als je mensen te vroeg in een vraaggestuurd proces stopt, maak je ze eerder onzeker. De Duitse pedagoog Ziehe heeft daar rake dingen over gezegd: Jonge mensen in de leeftijd van 15 tot 25 jaar hebben al vanaf de geboorte veel vrijheid gehad. Als ze de school binnenkomen, willen ze juist structuur en kader, om in hun eigen wereld – die gekenmerkt wordt vrijheid, muziek, onrust – overeind te blijven. Als je ook in het onderwijs vrijheid geeft, verdubbel je de onzekere zelfwereld van de jongere, en dat werkt averechts.

Wat ik nu zeg is niet zomaar een christelijk praatje. Uit publicaties van onder meer Jan Latten, Christien Brinkgreve en Rita Kohnstamm blijkt dat deskundigen zich zorgen maken over onzekerheden onder jongeren. Het onderwijs moet daarop een antwoord bieden”.

Waar komt het vraaggestuurde onderwijs dan vandaan?
“Het vraaggestuurde leren is bedacht door pedagogen die zijn opgegroeid in de zestiger jaren, mijn generatie dus. Het was voor mijn generatie een hele opluchting om zelf vragen te kunnen gaan stellen. Maar de jonge generatie van nu hoeft niet meer vrijgemaakt te worden, ze zijn altijd al vrij geweest.

Ik zeg vaak in mijn toespraken: onderwijzen moeten we letterlijk nemen. We moeten wijzen. Dat is niet dwingen, dat is niet domineren. Dat is wel: perspectief geven. Jongeren hebben geen behoefte aan vraaggestuurd onderwijs, maar aan vorming”.

Verklaart dat waarom studenten op de Christelijke Hogeschool Ede zo tevreden zijn over het onderwijs?
Omdat wij dat onder-wijzen zo letterlijk nemen, zijn onze studenten zo tevreden. Onderwijs moet meer zijn dan tutoren. Als onderwijs beperkt wordt tot het bieden van begeleiding, dan is dat een schande.

Op de Christelijke Hogeschool Ede hebben we bewust gekozen voor een heel hoge contactintensiteit: studenten hebben 20 contacturen per week. Voorzover ik weet zijn zijn de hogeschool met de meeste docenten in het onderwijs, namelijk 66% van ons personeel. In het hbo is dat gemiddeld 55% (in het jaar 2000 was het nog een kleine 60 %).

De klassieke vorm van overdracht is dialoog, dat kost tijd. Kijk maar naar de Grieken en Romeinen. Informatietechnologie is leuk en kan helpen, maar wijsheidstechnologie bestaat niet. Moreel vind ik daarom ook dat de docent zich niet mag beperken tot begeleiding”.

Daarbij zegt u weinig last te hebben van de overheid en haar eisen en regelingen. Is dat echt zo?
Het interveniëren van de minister in het hoger onderwijs gaat toch wat anders dan in primair en voortgezet onderwijs. Wij hebben toch meer vrijheid. Ik voel me kiplekker. Als het gaat om onderwijs, gaan wij volstrekt ons eigen gang”.

Tijdens het werk van de commissie- Schutte hebben we ook wel andere geluiden van uw collegavoorzitters in het hbo en wo  gehoord…
“Niet van ons, want eerlijk duurt het langst. De commissie- Schutte heeft bij ons trouwens wel een administratieve fout ontdekt, dat hebben we dan ook hersteld.

In mijn nieuwjaarstoespraak heb ik wel wat cynische opmerkingen gemaakt over onderwijsrapporten die in Den Haag worden gemaakt. Enkele conclusies uit die rapporten heb ik geprojecteerd, tot vermaak van de aanwezigen. In het rapport van de commissie-Rinnooy Kan stond bijvoorbeeld: ‘De kwaliteit van leraren is van doorslaggevend belang voor de prestaties van leerlingen, zo blijkt uit onderzoek”. Daar heb je toch geen rapport voor nodig? De docent maakt het onderwijs, daar heb ik geen rapport van de commissie Rinnooy Kan of de Onderwijsraad voor nodig. Dat moet iedere bestuurder en docent sowieso weten.

Ook de oplossingen die Rinnooy Kan voorstelt, raken niet de kern. Zo stelt hij voor een register van leraren te maken. Het idee daarbij is: je maakt een register en dan heb je kwaliteit. Dat is nu typisch een voorbeeld van westers formalistisch denken. Daar geloof ik dus niet in”.

Als econoom heeft u vast ook een visie op de ideale omvang van een hogeschool. Is de Christelijke Hogeschool Ede met 4000 studenten niet gewoon te klein?
“Wij zijn misschien wel de efficiëntste school van Nederland, die met relatief weinig ondersteunend personeel draait. Grootschaligheid is inefficiënt. Grootschaligheid leidt tot diseconomies of scale. Als je een missie hebt waar ook het personeel achter staat, dan heb je minder controle nodig, omdat er vertrouwen is”.

In het Instellingsplan lees ik anders dat er met name in de bedrijfsvoering veel te verbeteren valt…
“Dat klopt. Dat komt omdat het natürliche Anliegen van veel docenten niet ligt bij dat dossier. Docenten hebben zoveel passie voor de inhoud dat onvoldoende beseft wordt wat het belang is van goede organisatie, goede ICT, goede budgettering ook. Het ontbreekt wel eens aan gezonde zakelijkheid. Als je dat verwaarloost, kan dat ook je passie in gevaar brengen. Daarom zijn we de afgelopen 3,4 jaar ook vooral bezig geweest met bedrijfsvoering.

Grote hogescholen hebben als voordeel dat ze grote bedragen in bijvoorbeeld ICT kunnen investeren. Toch zie ik dat veranderingen in die organisaties vaak veel tijd kosten. Als kleine hogeschool moet je goed kijken wat je doet. Je kunt niet heel makkelijk massa maken, of grote investeringen doen. Maar je kunt wel snel schakelen”.

De CHE wil haar studenten opleiden tot christelijke professionals, zo staat in het Instellingsplan. Wat is een christelijke professional?
“Uit contacten met ziekenhuisbestuurders, ook buiten de regio, weet ik dat ze graag verpleegkundigen van de Christelijke Hogeschool Ede hebben. Waarom? Dat heeft te maken met arbeidsethos. Wij leiden studenten op om te werken vanuit hun christelijke visie op het beroep. Werkgevers en patiënten merken dat doordat onze verpleegkundigen iets aan de dag leggen voor patiënten wat ik ‘liefde’ noem. Het christelijke perspectief voegt een extra dimensie toe aan de professionaliteit. Dat kun je niet altijd kwantificeren.

Bij de student proberen wij dat ook over te brengen: we leiden ze niet alleen op voor een baan, maar ook voor een beroep. In het woord ‘beroep’ zit het woord ‘roeping’. Het gaat erom dat studenten zich bewust worden van hun taak in de samenleving. Dat was vo lgens Socrates al de functie van het onderwijs. Als je dat weet, vertaalt zich dat ook in de manier waarop je je beroep uitoefent”.

Peter Blokhuis, hoofd van de opleiding journalistiek, denkt daar anders over. Die zegt: christelijke journalistiek bestaat niet.
“Misschien bedoelen Blokhuis en ik wel hetzelfde. Professor Van Peursen zei altijd: “Christelijke filosofie bestaat niet, wel christelijk filosoferen”. Wij hebben geen aparte denksystemen, maar wij kijken wel letterlijk vanuit een andere dimensie. Met die houding doe je je werk. In liefde, verantwoordelijkheid en ernst.

In ons onderwijs willen we studenten niet alleen inhoudelijk breed en diep opleiden, maar ze ook leren op de dimensie van levensbeschouwing te leren en te groeien. In iedere opleiding moet je een visie op het beroep hebben, leren omgaan met de morele dimensie. Als je in de hulpverlening te maken krijgt met een hindoe, boeddhist of christen, dan moet je snappen dat dat nogal wat voor die persoon betekent. Je zult daar in je werk rekening mee moeten houden, een protocol voldoet dan niet.  Wij zeggen dan ook: een student van ons moet in zijn beroep datgene wat hij doet of niet doet, kunnen legitimeren vanuit een christelijke visie op het beroep”.

Gaat het hierbij om een christelijke professionaliteit of om een levensbeschouwelijke competentie die andere hogescholen ook zouden moeten overdragen?
“Onderwijs kan niet neutraal zijn. Elk mens heeft een levensbeschouwing. Je komt altijd als docent voor de dag met de manier waarop je naar mensen kijkt. Voor ons is dat het christelijk geloof. Maar voor alle vormen van onderwijs geldt dat je als docent ook moet laten zien waar je voor staat.

Neil Postman heeft daar mooi over geschreven in zijn boek The End of Education. De Nederlandse vertaling heet: Wij voeden op tot niets. Zijn stelling is: Als je geen vertelling hebt, beteken je niets als docent. Je moet een taalveld hebben van waaruit je jonge mensen bagage meegeeft voor het leven.

In bladen als Intermediair verschijnen maandelijks artikelen over coaching en zingeving. De ene keer gaat het over zenboeddhisme, dan weer over kloosters, dan weer over weer iets anders.  Ik verklaar dat daaruit dat deze dimensie in het leven is opgedroogd. Ook het hoger onderwijs heeft hierin een taak. Als de kerken leeglopen en de civil society opdroogt, dan is het onderwijs geroepen in dat gat te springen”.

Vanwege de sterke groei in studentenaantallen bent u bezig plannen voor nieuwe huisvesting te ontwikkelen. Het wordt een campus, waar naast de CHE en twee andere onderwijsinstellingen ook studentenhuizen gevestigd zullen worden.

“Het idee kreeg ik tien jaar geleden in Amerika, toen ik daar een summercourse verzorgde op een universiteit. Ik was voor het eerst op een campus, waar studenten leren, samen naar de kerk gaan, waar je kunt wandelen en sporten, waar je een gemeenschapsgevoel hebt.

Wij willen zo gaan bijbouwen dat het echt bijdraagt aan waar wij voor staan. Als je wilt dat studenten 20 uur per week aanwezig zijn, dat moeten de lesgebouwen wel aantrekkelijk zijn, er moet iets magnetisch van uitgaan.”

Waarom nu juist een campus met ook een MBO erbij en een private onderwijsaanbieder?
“We zijn niet alleen op de wereld. We willen zichtbaar maken dat we onderdeel zijn van de buitenwereld, dat we toegankelijk zijn voor de samenleving. Een basisschooldirecteur moet bij onze PABO  kunnen binnenlopen om eens op ideeën gebracht te worden.

We hopen ook dat het bijdraagt aan de doorstroming aan de beroepskolom. Daar praten we ook daadwerkelijk over met de PTC+, ROC/A12 en Groenhorst College. Geen revolutionaire discontinue doorbraken, maar wel kleine stappen.”

Ik hoor u niets zeggen over de Lissabondoelstelling
“De Lissabondoelstelling is een slechte doelstelling. Het miskent het MBO als volwaardig eindonderwijs. De Boston Consulting Group heeft terecht opgemerkt dat er eerder te veel dan te weinig mensen hoog opgeleid zijn. We hebben ook goede MBO’ers nodig. Wel proberen wij MBO’ers goed te ontvangen die willen doorstromen. Daar moet je niet te lichtvaardig over denken: een VWO’er is iets anders dan een havist, een havist iets anders dan een MBO’er. Dat heeft soms met intelligentie te maken, maar ook met karakter en mindset. Als docent op een HEAO  in Breda heb ik dat zelf destijds ook gemerkt. Je kunt dat allemaal niet nivelleren”.

Waar staat de Christelijke Hogeschool Ede over tien jaar?
Over tien jaar heeft de hogeschool Ede 5000 + 2000 studenten. 5000 studenten is wel ongeveer het natuurlijke maximum wat we hier op de campus willen en kunnen herbergen. Groei je in korte tijd te hard, dan komt je kwaliteit in gevaar. Daarom willen we de groei afvlakken, groeiremmers gaan toepassen. Daarnaast stel ik me zo voor dat we nog ongeveer 2000 studenten kunnen herbergen in summer courses en satellieten.

Ook is de Christelijke Hogeschool Ede dan veel internationaler actief dan nu. We treffen nu al voorbereidingen. We willen nauw gaan samenwerken met instellingen in de wereld die vergelijkbaar zijn met CHE. Ieder jaar kom ik ze tegen op conferenties van de CCCU in Washington. Dat soort instellingen zitten in Korea, Ethiopië, Oostenrijk, Haïti, St-Petersbrug en natuurlijk heel veel in de VS. Ik vind dat geweldig inspirerend, en voel me daardoor ook gesteund in de koers.

Over tien jaar hebben we ook veel meer strategische allianties met clubs buiten het onderwijs. En bovendien is de hogeschool dan een kenniscentrum. Daar wordt vaak makkelijk over gedaan, maar dat is nog lastig genoeg, want het onderzoek in het hbo is kwetsbaar”.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK