De volgende internationaliseringsslag

Nieuws | de redactie
27 februari 2008 | Het Nederlandse hoger onderwijs staat aan de vooravond van een nieuwe internationaliseringsslag. Daarbij gaat het niet meer zozeer om het binnenhalen van buitenlandse studenten, maar vooral om de recrutering van internationaal talent. Dit zegt EUA-bestuurslid en Neth-ER- voorzitter Frans van Vught, lid van president Barroso´s persoonlijke denktank, in een essay voor ScienceGuide.

Het Nederlandse hoger onderwijs heeft een zekere traditie op het terrein van internationalisering. Door de eeuwen heen hebben onze universiteiten een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het Nederlandse imago als een internationaal georiënteerde, open samenleving. Maar de tijden zijn veranderd. Heden ten dage hebben we, ook in het hoger onderwijs, te maken met de processen van globalisering: met wereld-omspannende electronische communicatie-netwerken en met internationale stromen van arbeid, kapitaal, goederen en talent. Zoals nagenoeg overal ter wereld, worden de Nederlandse universiteiten en hogescholen beschouwd als cruciale instellingen voor het vergroten van het concurrentievermogen van onze kennissamenleving. Daarbij worden de hoger onderwijsinstellingen in toenemende mate geconfronteerd met een dynamisch, internationaal speelveld en toenemende competitie.

Sinds de tweede helft van de 20e eeuw maakt het Nederlandse hoger onderwijs een eigentijds internationaliseringsproces door dat zich kenmerkt door enkele opeenvolgende fasen. Aanvankelijk lag het accent vooral op het delen van kennis met armere landen en het bieden van assistentie bij de ontwikkeling ervan. De oprichting van de NUFFIC (in 1952) is hiervan een duidelijke uiting. Later werd de focus in toenemende mate gericht op het stimuleren van mobiliteit en het werven van buitenlandse studenten. De lancering van het eerste Erasmusprogramma (in 1987) markeert het begin van deze fase, die tot op de dag van vandaag duurt.

Inmiddels beschouwen nagenoeg alle hoger onderwijsinstellingen internationalisering als een belangrijk element van hun instellingsbeleid. Curricula worden afgestemd op buitenlandse studenten; er worden internationale wervingscampagnes gehouden en er is veel aandacht voor de ondersteuning van buitenlandse studenten, alsmede voor de eigen docenten in het kader van ‘internationalisation at home’. Helaas zijn de prestaties van het Nederlandse hoger onderwijs nog beperkt. In de context van het Erasmusprogramma is Nederland slechts de zesde bestemming voor Europese studenten. En het percentage buitenlandse studenten in onze universiteiten en hogescholen ligt met 4% (in 2004) flink onder zowel het EU-gemiddelde (EU-19) van 6.8% als het OECD-gemiddelde van 8.0% (cijfers uit: OECD Thematic Review of Tertiary Education The Netherlands, March 2007). Het Nederlandse hoger onderwijs heeft dus nog een weg te gaan in deze internationaliseringsfase.

Maar de volgende internationaliseringsslag dient zich als weer aan. De moderne kennissamenlevingen richten zich in toenemde mate op economische en sociale innovatie door middel van kennisuitbreiding en –toepassing. Daardoor is er sprake ven een sterker wordende wereldwijde concurrentie om talent. Hoger onderwijsinstellingen zijn bij uitstek de instituties waar dat talent wordt gekoesterd en ontwikkeld. Hoger onderwijsinstellingen zijn steeds meer de leveranciers van de ‘basisgrondstof’ van de moderne kennissamenleving.

De globalisering brengt met zich mee dat de internationale hoger onderwijsmarkt verandert van een relatief weinig samenhangend stelsel van regionale en nationale monopolies tot een geïntegreerd globaal systeem, waar elke instelling wordt geconfronteerd met een zeer groot aantal concurrenten. Op die geïntegreerde wereldmarkt bepaalt de reputatie van een hoger onderwijsinstelling haar mogelijkheid om talent aan te trekken. Hoe hoger de reputatie van de instelling, hoe groter de kans dat internationaal toptalent (onderzoekers, docenten, studenten) zich aan die instelling willen verbinden. En hoe meer talent wordt verworven, hoe hoger de reputatie wordt. Universiteiten en hogescholen zijn verwikkeld in een internationale reputatierace.

Daarbij is sprake van een aantal factoren die de ‘race’ alleen maar lijken te versterken. Op Europese schaal ontwikkelen zich momenteel supranationale hoger onderwijs- en onderzoeksruimtes (Bologna proces, European Research Area) die de nationale beleidsgrenzen doen vervagen. Daarnaast zijn de kosten van geografische mobiliteit gedurende de afgelopen decennia aanzienlijk gedaald en is er een snel toenemende beschikbaarheid van informatie over de kwaliteit (of de veronderstelde kwaliteit) van opleidingen en instellingen (Times Higher Education Supplement ranking; Shanghai Jiao Tong University ranking). Het gevolg is dat talentvolle studenten en onderzoekers steeds mobieler worden en beter geïnformeerd raken. De volgende internationaliseringsfase is een concurrentieslag om internationaal talent.

De Nederlandse hoger onderwijsinstellingen zouden er goed aan doen zich dit te realiseren. In de volgende internationaliseringsfase dient het accent niet zozeer te liggen op het louter verhogen van de aantallen buitenlandse studenten, maar op het aantrekken van internationaal talent. Daarvoor is een beleid nodig dat gericht is op kwaliteitsverhoging en reputatiemanagement. Voor de internationale toekomst van het Nederlandse hoger onderwijs ligt de uitdaging in een samenwerking tussen hoger onderwijsinstellingen en overheid die zo’n beleid mogelijk maakt.

Frans van Vught

1 Met dank aan David Bohmert, Netherlands’ House for Education and Research (Nether), Brussel.






«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK