Doneren vergt vertrouwen

Nieuws | de redactie
12 februari 2008 | Donoren moeten ervan op aan kunnen dat hun geld goed wordt besteed. Naast een gezond financieel management, is het daarom ook van belang met fondsen een relatie op te bouwen waarin aan de belangen van beide partijen recht gedaan kan worden, aldus prof Geert Sanders.

Het vierde gebod van fondsenwerving luidt daarom:

Maak een kritische doorlichting van de aan de universiteiten gangbare management- en accounting praktijken: aan de basis van een succesvolle fondsenwerving liggen een zorgvuldige strategische planning en een gezond financieel management, condities die bij potentiële donoren vertrouwen inboezemen ’.

Donaties vinden niet in een vacuüm plaats. Er zijn altijd twee partijen in het spel: de om donaties vragende kennisinstellingen enerzijds en de donerende instanties anderzijds. Beiden hebben eenzelfde belang: vanuit een samenwerkingsverband de realisering van projecten waardoor elk van de partners kan voldoen aan de eigen missie. Vragers en gevers kunnen niet zonder elkaar; zij hebben elkaar nodig; in het beste geval bieden zij elkaar volop kansen en realiseren zij deze wederzijds.

Willen kennisinstellingen met hun niveau van onderzoek met de wereldtop meedoen, dan kan het niet anders dan dat fondsenwerving hoog op hun strategische agenda staat. Succesvolle fondsenwerving veronderstelt het binnenhalen van de buitenwereld. Wie zijn degenen die hierbij voor de kennisinstellingen natuurlijke bondgenoten zouden kunnen zijn? De alumni: degenen die ooit aan de betreffende instelling hebben gestudeerd. Indien zij als studenten de mentale reis van hun leven hebben gemaakt, dan zijn er de condities voor een band voor het leven. Hebben zij zich als studenten in hun potenties en bij hun vragen door hun docenten niet erkend gevoeld, dan komt hun vroegere universiteit niet voor op hun lijst van mogelijke goede doelen.

Welke betekenis kunnen alumni hebben voor hun vroegere kennisinstellingen? In het geval dat hun instelling erin is geslaagd om hen bij haar betrokken te houden, is er bij een deel van de alumni de bereidheid om in hun instelling te investeren. Vaak begint dit in de vorm van jaarlijkse kleine bijdragen, bijvoorbeeld ten behoeve van een beurzenfonds. Uit onderzoek blijkt dat alumni die op hogere leeftijd grote giften aan hun universiteiten doen, bijna altijd als donoren met relatief kleine bijdragen zijn begonnen. Aan het doen van een grote gift gaan in het algemeen tientallen jaren vooraf  waarin de betrokken donor 13 eerdere kleine(re) giften heeft gedaan. Iemand ontwikkelt zich in de loop van vele jaren tot een grote(re) donor.

Juist de alumni die zich al met raad en daad inzetten voor hun kennisinstellingen, zijn degenen die interessante deuren kunnen openen naar financieringsbronnen. Om wat voor bronnen gaat het dan? Hierna volgt de typologie van fondsen in Europa, zoals opgesteld door The European Foundation Centre:

Onafhankelijke fondsen: deze maken een aanzienlijk deel uit van de fondsen in Europa. De oorspronkelijke endowment waaruit het fonds is voortgekomen, is gewoonlijk afkomstig van een individuele donatie of van een familie-donatie. Hieruit keert zij grants uit en laat zij programma’s uitvoeren. Onafhankelijke fondsen zijn ook fondsen die prijzen uitreiken, zoals de Nobel-stichting; en fondsen die gelden ontvangen van bijvoorbeeld loterijen. Fondsen vanuit bedrijfsachtergrond: dit zijn separaat opgerichte fondsen vanuit bedrijven, die (voornamelijk) afhankelijk zijn van jaarlijkse financiële ondersteuning vanuit die bedrijven met het oog op hun programma- uitvoering. Vanuit de overheid ondersteunde fondsen: het gaat hier om nationaal -, intergouvernementeel – en supranationaal bestuurde fondsen, waarbij de betreffende overheid de zeggenschap heeft over de invulling van de sleutelposities in het bestuur. Fondsen vanwege plaatselijke gemeenschappen of fondsen wervende fondsen: het gaat hier om een recente trend in veel EU- lidstaten, hoewel zij in sommige staten een langere traditie kennen (bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk). Dergelijke fondsen dienen als instanties om gelden te werven bij mensen die met elkaar een gemeenschap vormen (regio / stad). Zij verzamelen, beheren en herverdelen deze middelen met het zicht op de bevordering van een grote variëteit van algemeen nut dienende doelen.

Wie ook maar de filantropische bron vormt (de alumnus zelf of een van de andere typen van fondsen), in het algemeen zal deze zich uitsluitend willen verbinden met kennisinstellingen die bekend staan als behorend tot de beste in hun soort. Filantropische fondsenverstrekkers zullen zich ervan willen verzekeren dat zij met een hoogst betrouwbare partner van doen krijgen. Vandaar dat zij bij kennisinstellingen steeds kritischer kijken naar de zorgvuldigheid van hun strategische planning; naar de gezondheid van het financieel management; naar specifieke uitwerkingen van projecten die door de instelling zijn ingediend en naar de kwaliteit van de hiervoor beschikbare projectmanagers; en naar tastbare voordelen voor zowel de instelling zelf, als voor de samenleving waar de instelling deel van uitmaakt, als voor de fondsenverstrekker.

Kennisinstellingen ontkomen er dan ook niet aan om zich op al deze onderwerpen terdege voor te bereiden. Goed verzorgde zelfstudies zijn hiervoor noodzakelijk maar niet voldoende. Veel fondsenverstrekkers sturen hun managers naar de kennisinstellingen toe opdat zij zich aldaar direct op de hoogte kunnen stellen van de eerder genoemde kritische factoren. Voldoen de instellingen niet aan de hoog gestelde maatstaven, dan adviseren de genoemde managers om geen fondsen aan de aanvrager toe te kennen. Het volgende voorbeeld met betrekking tot de start, de uitwerking en het management van een project, dient ter illustratie.

Aan een universiteit heeft zich een interdisciplinaire groep gevormd die onderzoek wil doen naar duurzaamheid. Via de directeur fondsenwerving van de universiteit zijn de onderzoekers in contact gebracht met een fonds uit het bedrijfsleven dat belang stelt in het genoemde maatschappelijke onderwerp. Nadat de directeur van het bedrijfsfonds een globale aanvraag had ontvangen, vaardigde hij een deskundige af om de robuustheid van de groep onderzoekers en van haar vraagstelling na te gaan. Deze afgevaardigde nam deel aan de eerste paar bijeenkomsten van de onderzoekers waarin hij hen bewust maakte van de opgave die zij zich hadden gesteld: ”Weet waaraan jullie beginnen. Er is immers al zoveel kennis over duurzaamheid beschikbaar. Als het jullie lukt om jullie specifieke vraag te beantwoorden, dan staan jullie meteen op de internationale kaart. Een dergelijke ambitie spreekt mijn fonds zeker aan”.

In een sfeer van samen denken met de afgevaardigde, werd de vraagstelling bijgeschaafd, waarbij de afgevaardigde de interessen van zijn bedrijfsfonds bewaakte. Na twee maanden achtten de onderzoekers en de afgevaardigde de tijd rijp om ten kantore van het fonds een presentatie van het ontwikkelde onderzoeksvoorstel te geven. Wetend dat de directeur fondsenwerving van de universiteit de directeur van het bedrijfsfonds goed kende, vroegen de onderzoekers hem om advies vanwege de aanstaande ontmoeting. Hierna volgt de tekst van de beknopte notitie die hij de onderzoekers deed toekomen:

Enkele aandachtspunten op grond van mijn jarenlange samenwerking met de fondsdirecteur (bij de formulering heb ik de opstelling van de fondsdirecteur als uitgangspunt genomen).

Ik verwacht een goed opgezet en uitgevoerd weten­schappelijk onderzoek.
– Ik wil dat mijn perspectief (om als toonaange­vend bedrijfsfonds met dit onderzoeksinitiatief leider­schap te tonen in de internationale wereld) voldoende door de onderzoekers wordt opge­pikt.
– Een model dat je ontwikkelt is nooit voor de eeuwigheid.
– Onderzoekers die aan het project deelnemen, behoren tot de ‘best of class’ en geven blijk van excitement en commitment.
– We leven in een wereld waarin geen plaats is voor gereser­veerdheid. In onze wereld bestaan geen muren en heggen. We lopen overal doorheen.
– Het onderzoeksproject is ongetwijfeld heel complex, vanwe­ge de onderzoekers vanuit verschillende faculteiten die eraan meedoen. Het is jullie taak om hier het beste uit te halen. Ik wil hier niet mee worden lastig gevallen.
– Ik kom binnenkort met een aantal van mijn mensen naar de universiteit voor een eendaagse workshop met het gehele onderzoeksteam. Ik wil de vonken dan voelen overslaan.  

Ter afsluiting nog een persoonlijke noot: ik heb de directeur van het bedrijfsfonds leren kennen als een heel heldere, directe en resultaatgerichte man, die eraan gewend is om voor alles dat hij de moeite waard vindt, te knokken. Ditzelfde verwacht hij van degenen die een partnership met hem en zijn fonds aanwil­len. Lauw is een temperatuur die hem in het geheel niet aan­spreekt. Iets is warm of koud. Ergo:Beperk je tot essenties. Nodig hem en zijn mensen,   die hij binnenkort bij ons introduceert, daarbij uitdrukkelijk uit om hun inbreng te geven. Bewaar de meer academische discussies voor de academische kring.

Na alle getroffen voorbereidingen, vond er een voor beiden partijen uiteindelijk geslaagde workshop plaats. Toch deden zich momenten voor waarin mensen zich (nog) niet of onvoldoende begrepen voelden, getuige de uitspraak van de fondsdirecteur jegens de onderzoeksleider: “Ik heb niet het gevoel dat mijn perspectief voldoende door jou wordt opgepikt”.

Op het moment dat het bedrijfsfonds gelden voor het onderzoeksproject beschikbaar stelde, was hier een maandenlang traject van wederzijdse verkenning aan voorafgegaan. Bij dit traject hoorden onderzoekers die vielen en opstonden; die geleidelijk de andere partij beter leerden te verstaan; die zich na verloop van tijd zo vertrouwd voelden met de belangen van de andere partij dat zij in staat waren om haar verwachtingen effectief te managen en om zodoende uitkomsten te realiseren die voor beide partijen bevredigend waren.

De samenwerking tussen instanties die fondsen verstrekken en kennisinstellingen is het meest gediend bij een regelmatige evaluatie van de voortgang. Uitgaande van de met elkaar getroffen overeenkomst, worden de geboekte resultaten in kaart gebracht. In de bijlage is een formulier opgenomen (evaluation in motion: keeping it simple ) van de Deense Lundbeck Foundation die gelden fourneert voor het verrichten van natuurwetenschappelijk onderzoek.  

Tot nu toe is de aandacht geheel uitgegaan naar de principes van gedegen bedrijfsvoering (transparante management- en accounting praktijken) waaraan kennisinstellingen dienen te voldoen. Er is hierbij stilzwijgend aangenomen dat er een wederzijdse goede afstemming is inzake ethische opvattingen en ethisch handelen tussen enerzijds de fondsenverstrekker en anderzijds de fondsenaanvrager. Een dergelijke aanname dient echter keer op keer expliciet te worden gemaakt. Een geschikte aanpak hiervoor is het maken van een ethical review door een onafhankelijke commissie ten behoeve van zowel de fondsenverstrekker als –aanvrager.

Een dergelijke commissie behandelt kwesties zoals de wetenschappelijke waarde van een onderzoeksproject; de kwaliteit van de onderzoekers; de aard van de fondsenverstrekking; de manier waarop deelnemers aan het onderzoek worden geworven, geïnformeerd en beschermd; het garanderen van de vertrouwelijkheid van de resultaten; het regelen van juridische aspecten.

Kennisinstellingen die hun management- en accountingpraktijken niet in orde hebben, zijn kansloos met betrekking tot fondsenwerving. Er bestaat slechts één eredivisie met hierin een aantal teams van het hoogste niveau.

Op 4 december 2007 bracht de EU Expert Group on Fundraising by Universities from Philanthropic Sources haar eindrapport uit. Professor Geert Sanders (RuG), een van de leden van de Expert Group, vat de essenties van het rapport ‘Engaging Philanthropy for University Research’ samen in een speciaal voor Science Guide gemaakte reportage onder de titel ‘De tien geboden van fondsenwerving’.

Professor Geert Sanders was lid van de EU Expert Group on ‘Fundraising by universities from philanthropic sources’. Als directeur van de Stichting Ubbo Emmius Fonds voor relatiebeheer en fondsenwerving van de RuG introduceerde hij tussen 1998 en 2007 de relatiegerichte fondsenwerving in Nederland. In 2006 verscheen van zijn hand het boek ‘Fondsen werven: de relatiegerichte aanpak’ bij Koninklijke Uitgeverij Van Gorcum in Assen. Als bestuurder is Geert Sanders o.a. actief als voorzitter van SER Noord- Nederland.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK