Nieuw artikel (40)

Nieuws | de redactie
26 februari 2008 | De roep van burgers en politici om hardere maatregelen tegen terrorisme leidt tot aanpassingen in de strafwetgeving. De intentie van de dader gaat een steeds belangrijkere rol spelen daarbinnen, met als gevolg dat niet alleen de daad, maar ook het voornemen om een misdrijf te begaan, strafbaar gesteld kan worden. De rechter lijkt de taak te krijgen de verdere verschuiving - van daadstrafrecht naar ideeënstrafrecht - binnen het strafrecht tegen te gaan. Dit blijkt uit onderzoek van het Kennispunt Rechten van de Universiteit Utrecht.

Na de aanslagen op het WTC van 11 september 2001, de aanslagen in Madrid in 2004, de moord op Theo van Gogh en de massale media-aandacht voor het onderwerp ‘terrorisme’ is de angst onder burgers en politici voor terroristische aanslagen toegenomen. De roep van burgers om hardere maatregelen voor het bestrijden van terrorisme is luider geworden. De Nederlandse regering probeert hierop in te spelen door de strafwetgeving aan te passen.

Het onderzoek van Chantal van der Geest van het Kennispunt laat zien dat er binnen het strafrecht een verschuiving plaatsvindt in het strafbaar stellen van de daad richting het strafbaar stellen van de intentie. Bovendien geeft het onderzoek aan dat de rechter de taak krijgt om een grens te trekken tussen het bestraffen van daden en van ideeën. “Het lijkt erop alsof de neiging ontstaat om iedere gedraging waaraan een criminele intentie kleeft onder de werking van het strafrecht te brengen, zonder daarbij de vraag te stellen of deze gedragingen daadwerkelijk strafrechtelijk ingrijpen kunnen rechtvaardigen”, aldus Van der Geest.

Van daadstrafrecht naar ideeënstrafrecht

Het strafrecht is een reactief instrument, dat wil zeggen dat er eerst een handeling moet zijn gepleegd voordat er een bestraffing kan volgen. Echter, met het oog op het bestrijden van terrorisme en criminele organisaties zijn in het Wetboek van Strafrecht een aantal aanpassingen aangebracht waarbij de intentie steeds meer het uitgangspunt vormt. Ook de Hoge Raad gaf in de zaak Samir A. prioriteit aan de intentie van de dader. In deze zaak kwam naar voren dat er voor bestraffing wel een handeling of gedraging wordt vereist, maar dat deze handeling niet noodzakelijkerwijs gevaarzettend hoeft te zijn. Hierdoor kunnen neutrale handelingen in het licht van de intentie van de dader strafbaar worden gesteld.

Dat de rechter steeds meer de taak krijgt om een grens te trekken tussen iets denken/zeggen en iets doen, blijkt des te meer uit de recente uitspraak van het Hof in de Hofstadgroepzaak. Het Hof oordeelde in dit geval dat: “De rol van het strafrecht in zaken waar het recht op vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting in het geding zijn, relatief bescheiden is”. Volgens Van der Geest impliceerde het Hof hiermee dat men de overtuiging mag hebben dat de democratie verworpen moet worden of zelfs mag bepleiten dat men ‘ongelovigen’ moet haten, mits men daaraan geen gevolgen verbindt. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven tegen de uitspraak van het Hof over de Hofstadgroep in cassatie te gaan bij de Hoge Raad. Van der Geest: “De verwachting is dan ook dat er over de grens tussen daadstrafrecht en intentiestrafrecht in de toekomst nog veel discussie zal volgen”.

Rapport

“Van daderschap naar intentie? Is er binnen het strafrecht, door de invoering van artikelen 140, 46 en 80 Sr en de invoering van de Wet Terroristische Misdrijven, sprake van een verschuiving richting intentiestrafrecht?” Auteur: Chantal van der Geest, ISBN: 978-90-5213-153-5, 81 p. Uitgever: Kennispunt Faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie, Universiteit Utrecht, (030) 253 7025, kennispunt@law.uu.nl.






«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK