‘Olla vogala’ in nieuwe vlucht
Op de valreep kon hiervan nog melding gemaakt worden (zie Stemmen op schrift pag. 97 en pag. 566). Ook op de website van de Canon van Nederland ( www.entoen.nu) is bij het desbetreffende venster over deze taalkwestie gediscussieerd, en nog onlangs bereikte ons via www.stemmenopschrift.nl een vraag over dit alles. Knelpunt tot op heden bleef de vraag naar de schrijfhand van de monnik die het zinnetje neerkrabbelde. Dat is namelijk geen insulaire, maar een continentale schrijfhand. Hoe dat dan te verklaren?
Wellicht brengt een onlangs verschenen artikel ons een stapje dichter bij de oplossing. Daar wordt namelijk ook een mogelijke verklaring geopperd voor de spanning tussen schrift en taal. Was de schrijver mogelijk een Vlaamse monnik die zich probeerde uit te drukken in de taal van het land waar hij als expat verbleef? Met andere woorden: hebben we, behalve met een probatio pennae hier tevens te maken met een probatio linguae? Deze hypothese zou tevens een verklaring geven voor de Vlaamse taalelementen die het zinnetje stellig ook bevat. En misschien maakte het mengelmoes het extra opportuun om maar meteen een Latijnse ondertiteling bij te leveren: abent omnes volucres…
Een overgestoken Vlaming die in Kent middeleeuws steenkolen-Engels schrijft lijkt bij de huidige stand van onze kennis het meest waarschijnlijke daderprofiel voor Hebban olla vogala. (Zie Xavier Dekeyser, ‘Hebban olla vogala nestas hagunnan’. Een Vroegnederlands kroonjuweel of een mythe?’, in: Dominiek Sandra e.a. (red.), Tussen taal, spelling en onderwijs. Essays bij het emeritaat van Frans Daems. Gent, Academia Press, 2007, p. 117-126).’
Frits van Oostrom