Over huisvesting en studiesucces

Nieuws | de redactie
4 februari 2008 |  “De praktijk van professioneel huisvestingsmanagement laat zien, dat er snelle aanpassingen en veranderingen in gebouwen en ruimten mogelijk zijn” . Jan Driesse en Thijs Edelkoort (AT Osborne) laten in reactie op een recent rapport van de Onderwijsraad zien hoe je met huisvesting de studieomstandigheden kunt verbeteren.



De Onderwijsraad vraagt in het rapport “Een succesvolle start in het hoger onderwijs” (10-01-08) creatieve ideeën over hoe succes en diepgang van de opleidingen vergroot kunnen worden. Het rapport zelf geeft aanzetten voor beleid om het studierendement in het hoger onderwijs drastisch te verbeteren. Wij bekijken in dit artikel de huisvestingskant van de studieomstandigheden.

Ambitieuze studiecultuur

De Onderwijsraad pleit voor initiatieven om te komen tot inhoudelijke (academische en professionele) en sociale binding: ”Academische en professionele integratie kan waarschijnlijk worden vergroot door intensivering van het onderwijs, professionalisering van docenten en begeleiding van de leer- en levensloopbaan. Sociale integratie kan worden bevorderd door specifieke instrumenten zoals extracurriculaire activiteiten en een actief studiegebonden studentenleven.”

Het rapport van de Onderwijsraad sluit aan bij de Strategische Agenda van minister Plasterk. Om de studierendementen te verhogen wil de minister investeren in een ambitieuze studiecultuur. Het gaat daarbij om een samenspel van studiemotivatie, verbondenheid met de instelling, prestatiegerichtheid en inspanningen van de instellingen om deze effecten ook daadwerkelijk te realiseren. De minister geeft aan dat dit o.a. zou kunnen door de studie-intensiteit te verhogen: meer contacturen en meer verblijfstijd op de instellingen. Verder ziet hij het realiseren van meer kleinschalig onderwijs als een goede mogelijkheid.

Onderwijsraad: leren en wonen meer integreren

“Het voordeel van een campus is dat voorzieningen net als bij studentenflats beter geregeld kunnen worden voor de hele groep. Vaak worden daarnaast echter ook studiegerelateerde faciliteiten geboden als een auditorium, een bibliotheek, stilteruimtes en ruimtes om debatten en andere extracurriculaire activiteiten te organiseren. Dit laatste stimuleert studenten tevens om leren en wonen meer met elkaar te integreren.

Het nadeel dat “de studenten in een bepaalde mate van de stad gescheiden worden en er dus segregatie kan ontstaan” is gedeeltelijk waar. Maar voor het merendeel van de studenten geldt dat zij samen clusteren, of zij nu op campus wonen of niet. (Campus helpt wel tegen uitval, door Ingmar Vriesema; NRC 19/01/2008)

De Onderwijsraad pleit er daarom voor om bij het ontwerpen en plannen van toekomstige huisvesting en renovatie op grotere schaal nadrukkelijk te onderzoeken op welke wijze de functie van de studentenhuisvesting kan worden verbreed, om zo de verbinding tussen leren en wonen te versterken. Op dezelfde wijze kunnen hogescholen en met name universiteiten onderwijsvoorzieningen beoordelen op de mogelijkheden voor een combinatie met wonen door studenten. Hiervoor zijn vernieuwende en creatieve oplossingen nodig.

Valkuil

De Raad bouwt meteen vertragende factoren in het betoog en loopt daarmee in de valkuil van vele beleidsmakers, die huisvesting als een star en onveranderlijk gegeven zien:

“Uiteraard kan dit alleen op middellange termijn: investeringen in gebouwen hebben een

lange looptijd en wijziging van bestemmingsplannen vraagt tijd.” Anderzijds nodigt de raad uit tot beleidsinitiatieven:  “Maar wat eerst en vooral aandacht vraagt is conceptontwikkeling: hoe ziet een optimale activiteitenmix van een groep studenten en docenten eruit die gezamenlijk een onderwijsprogramma uitvoeren en welke woon- en onderwijsvoorzieningen zijn daarvoor in welke combinatie nodig? Het gaat erom te zoeken naar de beste combinatie van wonen en leren in het hoger onderwijs. In eerste instantie betekent dit een beroep op de creativiteit van verantwoordelijke bestuurders, studenten in het hoger onderwijs en woningcorporaties om optimale woon-leercombinaties uit te tekenen. De minister is hierbij overigens wel degelijk partij, immers kleinschaligheid en intensiteit zijn mede zijn beleidsprioriteiten”.

Huisvesting is niet star en onveranderlijk

De perceptie van onveranderlijkheid van gebouwen is een veel voorkomend misverstand onder beleidsmakers. En daarmee valt de huisvesting of aanpassing daarvan vaak snel van de beleidstafel als een instrument om inhoudelijke doelen te realiseren om vervolgens niet meer in beeld te komen. Huisvesting blijkt vaak het sluitstuk en tevens de beperkende factor in het realiseren van onderwijskundige vernieuwingen en een beter studieklimaat.

De praktijk van professioneel huisvestingsmanagement laat zien, dat er snelle aanpassingen en veranderingen in gebouwen en ruimten mogelijk zijn. Van groot belang is dat er een duidelijk beeld is van de beoogde wijzigingen. Dit vereist een heldere koppeling tussen de strategie van de instelling resp. de faculteit en het huisvestingsplan, wat vervolgens vertaald wordt in de nodige aanpassingen. Daarbij kan gedacht worden aan maatregelen, gericht op verhoging van de verblijfskwaliteit, zoals:

–         verbetering van de individuele studiemogelijkheden voor studenten

–          uitbreiden van catering-faciliteiten

–           mogelijkheden voor activiteiten, aanvullend op het curriculum

–            verandering en flexibilisering van de indeling van ruimten, gericht op kleinschalige activiteiten

Behalve maatregelen, die zich binnen bestaande gebouwen afspelen kunnen ook terreinen en gebouwen buiten de bestaande huisvesting in het beleid betrokken worden. Er zijn de laatste jaren vele vormen van samenwerking en contractvorming ontwikkeld (zoals publiek-private samenwerking), die het mogelijk maken relatief snel andere gebouwen resp. nieuwbouw in het huisvestingsbeleid van de instelling te betrekken. Dan komen opties in beeld zoals:

–         het creëren van een optimale studie- en werkomgeving voor studenten en docenten

–         het uitwerken van combinaties van studeren, wonen en ontspanning, kortom het ontwikkelen van campusachtige constructies.

Maar ook het toepassen van kleine paviljoens op het universiteitsterrein, kan bijdragen aan het vormgeven van tijdelijke voorzieningen, die inspelen op de dan bestaande behoefte. Daarbij kan men denken aan kleine culturele en horecagelegenheden.

Huisvestingsbeleid als integraal onderdeel van instellingsstrategie

Bij de realisatie van een uitdagend studieklimaat gaat het natuurlijk niet alleen om aanpassing van de huisvesting. De programmering van de opleidingen en het roosterbeleid is evenzeer van groot belang. Daarnaast is de vraag welke maatregelen instellingen kunnen ontwikkelen om de ‘academisering’ structureel te bevorderen: Niet alleen ruimte geven voor extra- curriculaire activiteiten, maar deze activiteiten ook organiseren, bijv. middels programmeringen en het zoeken van aansluiting van deze activiteiten bij de inhoud van opleidingen. Het vrije initiatief is in deze belangrijk (ruimten voor studieverenigingen etc. en hun activiteiten) maar evenzeer een actief beleid en organisatorische inzet vanuit de instelling en het inschakelen van programmabureaus voor het realiseren van aantrekkelijk entertainment en inhoud, welke het verlengde verblijf van studenten op de instellingen zinvol en aangenaam maakt.

Het is van groot belang dat huisvestings- en vastgoedbeleid een integraal onderdeel van het strategisch beleid van instellingen gaat uitmaken en als een volwaardig beleidsinstrument wordt aangemerkt. De mogelijkheden om instellingsbeleid, zoals versterking van het imago, het inzetten op academisering resp. het verbeteren van de verblijfskwaliteit in de gebouwen en op de campus daadwerkelijk te realiseren komen daardoor dichterbij en doelen kunnen aanzienlijk sneller gerealiseerd worden.

(zie grafiek )



«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK