Ferdinand Mertens: ‘Hoe ver reikt toezicht?’

Nieuws | de redactie
13 maart 2008 | De commissie-Dijsselbloem sprak maar liefst drie keer met prof. Ferdinand Mertens, oud-inspecteur-generaal van het onderwijs. Die gesprekken gingen over toezicht, de rol van de inspectie bij de implementatie van beleid en in het bijzonder over de evaluatie van de basisvorming. Mertens' persoonlijke bevindingen leest u exclusief op ScienceGuide. "Inspecteurs vertelden verhalen waarbij ze aangaven bij het zien van de plantjes in de school te weten hoe het met de school gesteld was. 'Verdroogde geraniums in de ramen' en je hoeft verder niet meer te vragen."


“In het huidige tijdsgewricht is er in het algemeen grote aarzeling ten aanzien van de functie van toezicht. Ook op het terrein van het onderwijs wordt het belangrijk geacht vooral minder aan toezicht te doen – suggererend dat er erg veel aan gedaan werd! Het zal niet meevallen om in de horizontale verantwoording en de ‘governance’ professioneel en gedecideerd feedback te geven aan scholen en schooltjes. Dat is wel nodig om ons onderwijs ‘op de baan te houden”.

“Toen ik voor het eerst (1978) in contact kwam met inspecteurs van het onderwijs raakte ik al snel geboeid door de vraag hoe zij zo zeker konden zijn van hun oordelen. De meeste waren niet bang om een oordeel uit te spreken en op zich is dat natuurlijk goed. Inspecties zijn daar bij uitstek voor. Het zijn mannen en vrouwen die geacht worden er iets van te vinden.

Maar hoe konden ze zo zeker zijn? Het stellen van die vraag is, zo is mij toen gebleken, niet iets dat geapprecieerd wordt. Toch is ze toen aan de orde gekomen. Inspecteurs vertelden verhalen waarbij ze aangaven bij het zien van de plantjes in de school te weten hoe het met de school gesteld was. “Verdroogde geraniums in de ramen” en je hoeft verder niet meer te vragen. Uitspraken over de kwaliteit van een school werden gemakkelijk gedaan. Natuurlijk altijd binnenskamers en ze hoefden het niet op te schrijven. Met een van die inspecteurs ging ik mee. Een lagere school in Zaandam waarvan hij zei dat het een slechte school was. Bij nader inzien bleek dat hij die school slecht vond omdat de gymnastiek lessen gemengd gegeven werden.

Dertig jaar geleden begon de maatschappelijke waarden consensus te verbrokkelen en moest je er op bedacht zijn dat deze opkomende verscheidenheid van invloed was op de oordelen van inspecteurs. Gelukkig werd aan die omvattende oordelen van de inspecteur toen nog niet zoveel waarde toegekend. Ze hadden een groot aantal ‘bestuurlijke taken’ en die konden vervuld worden zonder al te hoogdravende algemene kwaliteitsoordelen.

Later verdwenen die taken en werd de inspectie opgedragen de ‘kwaliteit van het onderwijs’ te beoordelen. Toen kwam het probleem van de kwaliteit van het ‘algemene oordeel’ hard terug. De inspectie was gedurende enkele jaren volledig de weg kwijt. Wat kun je zien in een korte tijd in een complexe sociale situatie? Wat is de kwaliteit van je waarneming? En van je oordeel? Dat is een basisvraag voor alle inspecties. De een heeft het gemakkelijker dan de ander maar in essentie is inspectiewerk waarnemen in een empirische situatie. De toestand is niet op een metertje af te lezen. En als er al metertjes zijn, zijn er meestal meer dan één”.

De persoonlijke bevindingen van prof. Ferdinand Mertens als Inspecteur-Generaal voor het onderwijs (1996-2001) leest u hier.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK