Fondsenwerving kan zoveel beter

Nieuws | de redactie
6 maart 2008 | De Duitse Exzellenz Initiative blijken geweldig stimulerend te zijn voor universitaire fondsenwerving, evenals Canadees overheidsbeleid om extra geld te geven aan universiteiten die succesvol zijn in het werven van fondsen. Het zevende gebod laat dan ook zien hoe een actieve overheid fondsenwerving vleugels kan geven.



Het zevende gebod
Introduceer een systeem van ‘matching funds’, wat inhoudt dat in het geval dat als een universiteit succesvol is in haar fondsenwerving bij particuliere donoren, zij van overheidswege telkens een bepaald percentage van de gift krijgt uitgekeerd. Zo fungeren ‘matching funds’ als hefboom voor een steeds succesvollere fondsenwerving’.

In mei 2004 bracht een speciale taakgroep onder leiding van professor Eric Thomas (voor meer informatie over hem: zie het derde gebod) haar rapport uit ten behoeve van de Britse regering. Aan actualiteit heeft dit rapport Increasing Voluntary Giving to Higher Education niets ingeboet. Integendeel, voor steeds meer universiteiten binnen het Verenigd Koninkrijk en op het Europese continent is het voor de hoogste leidinggevenden een dagelijkse leidraad voor fondsenwerving. Kort en bondig kunnen zij zich informeren over de principes van fondsenwerving; over het belang van leiderschap; over het belang van het leren om te vragen om donaties; over het opzetten van een professionele organisatie; over het mobiliseren en het inzetten van de eigen alumni; over belastingtechnische aspecten die mogelijk van belang zijn voor donoren; en over financiële stimulansen die de overheid aan universiteiten zou kunnen geven om aan fondsenwerving te beginnen of om deze te laten uitgroeien tot een succesvol onderdeel van de eigen instelling.

Het zevende gebod betreft de inzet van financiële stimulansen vanuit de overheid. Welke lering is er uit het Thomas Report te trekken?

Het voorbereiden en het systematisch tot uitvoering brengen van fondsenwerving vergt een grote en langdurige investering van de betrokken universiteiten. Vanuit de Verenigde Staten is het al lang bekend dat gepleegde investeringen in de groei van de omvang en in de professionalisering van een afdeling Alumnirelaties en Fondsenwerving op termijn leiden tot meer – en tot hogere donaties aan de instelling.

Waarom zijn er dan toch kennisinstellingen die ronduit weerstand ervaren om deze weg op te gaan? Dat heeft te maken met de aanvangstermijn van een à twee jaar, waarbinnen instellingen direct grote investeringen moeten doen in de voorbereidingen van – en in het aanjagen van een campagne. Pas op lange(re) termijn zullen de revenuen hiervan merkbaar worden. Soms komt het universiteitsbestuurders ook niet slecht uit om zich niet om fondsenwerving te hoeven bekommeren, druk en bezet als zij zich al voelen vanwege de agenda van elke dag.

De overheid zou er goed aan doen om juist met betrekking tot die eerste kritische fase een financiële bijdrage te leveren. Waar het gaat om kennisinstellingen die reeds goed opererende afdelingen Fondsenwerving hebben, verdient de overweging aanbeveling dat de overheid ook dán bijdraagt ter verhoging van het professionele niveau van deze afdelingen. Maar er dienen wel voorwaarden aan een financiële betrokkenheid van de overheid te zijn verbonden.

Het hart van succesvol fondsen werven ligt bij de universiteitsleiding. Zij wil het beste van zichzelf hiervoor inzetten: tijd, aandacht, financiële middelen, voorbeeldgedrag en doorzettingsvermogen. Alleen in de gevallen waarin aan deze condities is voldaan, komt een mogelijke rol van de overheid aan de orde. Deze zou gebaseerd moeten zijn op het principe van ‘matching’: uitgaande van het bedrag dat een instelling aangeeft nodig te hebben om een systematische fondsenwerving op te zetten, neemt de overheid een percentage van deze kosten voor haar rekening.

Hetzelfde principe van ‘matching’ door de overheid zou van toepassing moeten zijn op middelen die universiteiten succesvol hebben weten te verwerven ten behoeve van hun eigen fondsen (endowments). Het is dan wel de vraag of er in de gevallen waarin grote bedragen worden binnengehaald, bepaalde grenzen aan het bedrag waarvoor de ‘matching’ geldt, dienen te worden gesteld. Zo niet, dan zou dit tot erg scheve verhoudingen kunnen leiden tussen kennisinstellingen onderling. De meest succesvolle onder hen zouden nog succesvoller worden, waarbij de bedragen die de overheid voor de andere instellingen beschikbaar zou hebben, navenant kleiner zouden worden.

In reactie op – en als vervolg op het Thomas Report onthult de Britse eerste minister Tony Blair op 15 februari 2007 zijn initiatief tot fondsentoekenning aan instellingen voor hoger onderwijs. Hij beoogt met zijn initiatief om vroegere studenten, zakenmensen en filantropen aan te moedigen om gelden aan hun universiteiten te doneren. Aansluitend bij reeds lang bestaande Amerikaanse praktijken, is de Britse regering voornemens om, in een verhouding van 2:1, privaat geschonken bedragen te ‘matchen’ met gelden die door de overheid ter beschikking worden gesteld.

Van 1 januari 2008 tot 1 januari 2011 reserveert de regering 200 miljoen Britse ponden. Als het Britse onderwijs erin slaagt om genoemd bedrag aan ‘matching’ binnen te halen, dan heeft zij in de praktijk 600 miljoen pond gegenereerd ten behoeve van een verbetering van de infrastructuur en het onderwijs.

Het initiatief van Tony Blair werd door de instellingen van hoger onderwijs in het Verenigd Koninkrijk, maar ook erbuiten, met enthousiasme ontvangen. Zo is het commentaar van Joanna Motion, Vice President for International Operations van de Council for Advancement and Support of Education als volgt: “Een injectie van nieuw geld op deze schaal zal haar uitwerking niet missen. Het zou het huidige niveau van fondsenwerving door universiteiten binnen drie jaar kunnen doen verdubbelen”. Zij voegt hieraan toe: “De relatie tussen enerzijds de competentie van een universiteit om externe gelden aan te trekken en anderzijds haar reputatie is evident. De regering geeft met dit initiatief een tijdelijke, heftige prikkel ten gunste van het internationaal nog competitiever worden van onze universiteiten”.

De Britten weten dat zij het wiel niet opnieuw hoeven uit te vinden. Zo gaan zij te rade bij de Canadezen in de deelstaat Ontario. De regering aldaar heeft in de afgelopen tien jaar twee zeer succesvolle ‘matching gift’ programma’s gelanceerd ter stimulering van de filantropie jegens de 18 universiteiten. In de eerste fase (1998 – 2003) legde zij op elke dollar die de universiteiten ten behoeve van hun beurzenprogramma’s binnenhaalden, een dollar toe. Voor elke afzonderlijke universiteit werd door de regering een plafond bepaald dat voornamelijk was gebaseerd op de resultaten van fondsenwerving in het verleden en op de omvang van de betreffende universiteit. Dit ter voorkoming van de situatie dat de financiële bronnen snel zouden worden uitgeput door slechts enkele grote universiteiten. Alle deelnemende universiteiten trokken uit het programma hun profijt en realiseerden de door hen gestelde doelen.

In de tweede fase (vanaf 2004) werden opnieuw plafonds voor de deelnemende universiteiten vastgesteld die nu deels óók waren gebaseerd op de hoeveelheid middelen die zij in de eerste fase hadden weten te verwerven. Het verschil waar het nu op aankwam was dat tussen de welvarende en de niet welvarende instellingen. Om het filantropisch speelveld ook voor de laatstgenoemde instellingen, die gemiddeld per donor een geringer bedrag ontvingen, toegankelijk te maken, legde de regering bij hen meer dan een dollar toe op elke, door henzelf geworven dollar.

De programma’s in Ontario zijn uitermate effectief gebleken in het stimuleren van het persoonlijk geefgedrag jegens alle deelnemende universiteiten. Vanwege haar genuanceerde aanpak, heeft de regering aan de universiteiten een aanbod gedaan dat het hoofd bood aan de situatie dat reeds welvarende universiteiten er in filantropische termen het meest op vooruit zouden gaan. Wellicht spreekt deze op de breedte gerichte benadering de Europese onderwijsbeleidsmakers bijzonder aan.

Er zijn natuurlijk meer mogelijkheden waarop de overheid een actieve en aanjagende rol ten aanzien van de universitaire fondsenwerving kan spelen. Zo heeft de Duitse federale overheid, samen met de deelstaatregeringen, in 2005 de ‘Exzellenz Initiative’ ingesteld. Sindsdien hebben 9 universiteiten de hieraan verbonden elitestatus verworven. Voor de verdere uitbouw van hun als excellent beoordeelde onderzoek, ontvangen zij elk, verdeeld over vier jaar, het bedrag van EUR 110 miljoen. In de praktijk blijkt dat elke zo eervol onderscheiden universiteit er geen moeite mee heeft om grote nieuwe donaties uit het private gebied aan te trekken.

Uit het voorgaande blijkt dat met een actieve rol vanuit de overheid er zoveel meer mogelijk is. Bij overheid gaat het zowel om de Europese Commissie als om de regeringen van de individuele lidstaten . Maar een dergelijke actieve overheidsrol vooronderstelt een grote zelfwerkzaamheid aan de kant van de universiteiten. Bij hen moet er een aansprekende visie zijn op hun onderzoeks- en onderwijsagenda voor de toekomst, die zij allereerst vanuit eigen kracht willen realiseren. Fondsenwerving neemt hierbij een vanzelfsprekende plaats in.

Per land kunnen de universiteiten, via hun overlegverband, hun ‘best practices’ uitwisselen. Binnen de Europese context staat de European Association of Universities (EAU) tot hun beschikking. De jaarlijks plaatsvindende rectorenconferentie is een natuurlijk moment om elkaar over de nieuwste ontwikkelingen te informeren en om hierop aansluitende beleidsinitiatieven voor te bereiden, om deze vervolgens aan de overheid op nationaal en op Europees niveau kenbaar te maken.

Universiteiten die op alle genoemde velden actief zijn, weten waarover zij het hebben en wat zij willen. Hierdoor kunnen zij zich kwalificeren als gedegen en kritische gesprekspartners jegens hun nationale overheid. Niet vanuit een houding van afhankelijkheid en van om hulp vragen, maar vanuit de visie dat iedere partij alleen maar te winnen heeft bij een samenwerking tussen universiteiten, filantropische bronnen en de overheid.

Welke rol is er voor de Europese Commissie weggelegd? Zij zou de mogelijkheden na kunnen gaan, om vanuit de door haar opgestelde European Research Erea (ERA), financieel te mede te participeren in universitair onderzoek, mits dit voldoet aan de belangrijkste ERA-criteria, te weten:

– het onderzoek stelt de onderzoekers in staat om zich voor langere tijd te verplaatsen naar andere locaties; het biedt hen toegang tot excellente netwerken en het laat hen profiteren van de allerbeste infrastructuren;
– de onderzoekers maken maximaal gebruik van verworven kennis, door deze met elkaar te delen, door deze te doceren en te waarderen en door de verworven inzichten beschikbaar te stellen voor sociale, bedrijfs – en beleidsdoelen;
– de onderzoekers betrachten een zo groot mogelijke openheid aangaande de programma’s op Europees -, nationaal – en regionaal niveau waaraan zij deelnemen, om zo de beste programma’s te laten prevaleren;
– de onderzoekers ontwikkelen en onderhouden relaties met collega’s wereldwijd, zodat Europese onderzoeksprogramma’s hier een zo groot mogelijk profijt van kunnen hebben.

Op 4 december 2007 bracht de EU Expert Group on Fundraising by Universities from Philanthropic Sources haar eindrapport uit. Professor Geert Sanders (RuG), een van de leden van de Expert Group, vat de essenties van het rapport ‘Engaging Philanthropy for University Research’ samen in een speciaal voor ScienceGuide gemaakte reportage onder de titel ‘De tien geboden van fondsenwerving’.

Als directeur van de Stichting Ubbo Emmius Fonds voor relatiebeheer en fondsenwerving van de RuG introduceerde Sanders tussen 1998 en 2007 de relatiegerichte fondsenwerving in Nederland. In 2006 verscheen van zijn hand het boek ‘Fondsen werven: de relatiegerichte aanpak’ bij Koninklijke Uitgeverij Van Gorcum in Assen. Als bestuurder is Geert Sanders o.a. actief als voorzitter van SER Noord-Nederland.







«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK