Grote talenten zijn nooit klaar met studeren

Nieuws | de redactie
18 maart 2008 | Het kunstonderwijs discussieert over een bredere internationale opzet, inclusief een ‘derde cyclus’ van hoger onderwijsaanbod en onderzoek. AHK-voorzitter Olchert Brouwer trekt zijn eerste conclusies. “Practice based research is terminologisch al onzin. Is echt onderzoek dan onpraktisch?"

Op ons congres over onderzoek in de kunsten en die derde cyclus was het model uit Noorwegen een echt aansprekend voorbeeld. Jullie hebben dat op ScienceGuide ook uitgediept met mijn collega Johan Haarberg uit Oslo. Maar daar moet je wel een paar opmerkingen bij maken, denk ik.

Zo is er toch echt een onderscheid tussen het kunstonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Artistieke ontwikkeling binnen het hoger onderwijs is toch wat anders dan de ontwikkeling van een wetenschapper! Wij zijn als kunstonderwijs er expliciet voor de artistieke ontwikkeling. Dus als wij over onderzoek praten, dan staat dat wel in die context.

Het Noorse model is zo aardig omdat het de wetenschappelijke opzet vertaalt – met hun R&D-fellowships bijvoorbeeld – naar eigen, nieuwe impulsen voor de artistieke ontwikkeling. Het zorgt dat het fundamentele onderscheid kunstonderwijs-wo-hbo ongewijzigd blijft, terwijl het zinnige impulsen uit verschillende segmenten bij elkaar brengt.

Kritischer ben ik over de discussie omtrent het type onderzoek dat voor zo’n 3e cyclus van kunstonderwijs kenmerkend zou moeten zijn. Ik vind die eigenlijk niet zo erg interessant. Trajecten die zich richten op een Ph.D. in klassieke zin moet je meten aan de academisch- wetenschappelijke normen. Maar een klein deel van de kunststudenten is er geschikt voor om zo’n Ph.D.-traject te gaan doen. Je moet dat onderscheid in geschiktheid en in output scherp maken als je hierover discussieert. Vooral om verwarring te voorkomen tussen de gesprekspartners.

Dan komt men met het betoog dat we daarnaast toch practice-based research kunnen gaan doen. Dat vind ik terminologisch onzin. Is elk ander onderzoek dan onpraktisch? Toe nou. We moeten erkennen dat het kunstonderwijs in R&D op zijn best zijdelings betrokken is. Dat is op zich erg de moeite waard hoor. Ik vind dat nuttig, maar weet ook dat het in heel de R&D een marginaal punt zal zijn.

Moeten we dus naar een derde cyclus streven? Het BaMa-stelsel kent er twee, het wetenschappelijk onderwijs kent er drie, met de PhD. Moet je dat alleen daarom ook als hbo en kunstonderwijs willen hebben?

Die redenering vind ik niet zinvol. We kennen in de kunsten een sterke masters-ontwikkeling. Bijvoorbeeld in DasArts en ik denk ook in het Sandberginstituut is een eigen ontwikkeling in gang gezet, die een combinatie van de goede aspecten van de tweede cyclus, de master, en een aantal elementen van de derde biedt. Dat past goed bij dit type hoger onderwijs en de NVAO biedt daar dan ook terecht ruimte voor in haar borging.

Weet je wat ik de kern hiervan vind? Dat we deze ontwikkeling moeten leren vertalen in een heel goede masteropleiding, die de individuele artistieke ontwikkeling van de student stimulansen biedt. Dat is de kern. Want wij weten allemaal dat talent nooit uitontwikkeld is. Grote talenten zijn nooit klaar met studeren! Daarom hebben we nu al ‘derde fases’ van het kunstonderwijs, zoals de Jan van Eyckacademie, de theaterwerkplaatsen en zo meer. Dat sterk individuele, toptalentaanbod bestaat op zichzelf. Het is niet meer onderdeel van de hoger onderwijsstructuur van opleidingen. Maar is dat erg? Ik weet ook wel dat het wetenschappelijk onderwijs dat liefst in eigen huis wil houden. Nou en? Als men dat graag zo heeft en het werkt, dan is dat toch prima daar?

Kijk, daar is het Noorse model dan weer zo interessant. Hun fellowships kunnen namelijk heel goed in de praktijk van het kunstonderwijs én wetenschappelijk onderwijs. Maar andere vormen van de impuls voor talent zullen zeker ook goed werken. En die mogen van mij in ‘het huis van het hoger onderwijs’, maar het hoeft niet. Want je bent in de kunsten toch nooit ‘uitgeleerd’, je zult een leven lang in je vak, met je talent blijven oefenen, verdiepen. Routes daarheen kunnen verschillen, prima lijkt me dat.

Het is essentieel hier te beseffen dat het voortbouwen aan de discipline door talenten in de wetenschap iets anders inhoudt dan in de kunsten. Bij ons gaat het niet om een steeds verdere uitbouw van fundamentele wetmatigheden of iets dergelijks. Bij ons gaat het steeds weer om een verdieping in kunstzinnige zin van de begaafden. Dus niet om een vorm van onderzoek die de researchbase zelf vestigen moet.

Hier zie ik een aanzienlijk onderscheid met de ontwikkeling in Vlaanderen. Hun vorm van ‘academisering’ van het hbo door koppeling aan wo-masters voor de vervolgopleidingen zal naar mijn mening grote spanningen opleveren in het kunstonderwijs. Want met zo’n structuurkeuze dwingt men het kunstonderwijs (en hbo) wellicht te veel, eenzijdig in een universitaire mal.

We kunnen in ons land op dit terrein nog veel doen dat goed zou werken. De derde cyclus-ontwikkeling kan de grenzen tussen het onderwijs- en het cultuurbeleid binnen één ministerie helpen doorbreken. Nu zit dit thema nog veelal in het cultuurbeleid. Zo’n Noors model zou hier goed kunnen als je het onderwijs – en het cultuurbeleid beide zou kunnen invullen op dit terrein. In beide is nu aanbod aan toptalent aanwezig. Breng je dat in zo’n Noorse opzet meer bijeen, dan heb je meteen ook voldoende kritische massa daarvoor. En je hebt tegelijk voldoende variëteit van aanbod waar zo’n ‘fellow’ zich zou kunnen melden en zich verder kan ontwikkelen. Laten we immers vooral verhinderen dat er in ons bestel maar een of twee plekken zijn voor de artistieke ontwikkeling van zulke begaafde mensen!”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK