KNAW pleit voor transparantie opdrachtonderzoek

Nieuws | de redactie
6 maart 2008 | De KNAW is het niet met het kabinet eens, dat opdrachtonderzoek weinig tot geen problemen met zich meebrengt voor de integriteit van de onderzoekers. Uit metastudies over -niet zelden medisch gericht- onderzoek blijkt, dat druk van opdrachtgevers wel degelijk met enige regelmaat merkbaar is. Al zou het slechts een zeer klein deel van het onderzoek betreffen, acht de Akademie dit "schadelijk niet alleen voor de desbetreffende projecten, maar óók voor het gezag van en de publieke beeldvorming over de wetenschap."

Onderzoekers dienen daarom altijd mogelijke belangenverstrengeling te melden als ze publiceren of in het openbaar optreden. Dat schrijft de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in een brief aan minister Plasterk van OCW. De KNAW stelt deze en andere maatregelen voor om de objectiviteit van het onderzoek en het vertrouwen van het publiek in de wetenschap te waarborgen .

De KNAW is het “niet met het kabinet eens dat opdrachtonderzoek weinig tot geen problemen met zich meebrengt voor de integriteit van de onderzoekers. Uit metastudies over (niet zelden medisch) onderzoek blijkt dat druk vanuit de opdrachtgever of financier, bijvoorbeeld bij de statistische verwerking van gegevens, de interpretatie daarvan of bij de weergave van conclusies, wel degelijk met enige regelmaat plaatsvindt. Zelfs indien het hier slechts een zeer klein percentage van het onderzoek zou betreffen, acht de KNAW dit schadelijk niet alleen voor de desbetreffende projecten, maar óók voor het gezag van en de publieke beeldvorming over de wetenschap”, zo schrijft KNAW-secretaris R. Kapteijn.

“Onderzoekers moeten tegen dergelijke beïnvloeding gewapend zijn. Dat kan zowel door het hanteren van duidelijke regels zoals de “ Verklaring van wetenschappelijke onafhankelijkheid ” die de KNAW heeft voorgesteld als door duidelijke stimuli vanuit de leiding van de onderzoekinstellingen. Het opstellen van een gedragscode is één ding, maar actief stimuleren dat deze overal op de werkvloer wordt nageleefd is een tweede. Onderzoekers geven er regelmatig blijk van niet op de hoogte te zijn van het bestaan van de VSNU-gedragscode, laat staan er bewust naar te handelen”.

“In de praktijk van onderzoek in opdracht van overheden wordt het openbaar maken van onderzoeksresultaten nog wel eens getraineerd of zelfs verboden. Daarvoor is, waar het wetenschappelijk onderzoek in het politieke domein komt, in een enkel geval – mits gemotiveerd – wel begrip op te brengen.

Echter, ook politieke gevoeligheden hebben eindige termijnen. Voor het publiceren van de onderzoeksresultaten uit voor de overheid verricht onderzoek zou dezelfde termijn in acht moeten worden genomen als die voor bedrijfsleven geldt: drie tot maximaal 12 maanden. Ook de wijze van openbaarmaking mag niet eenzijdig worden opgelegd, zoals nu nog niet ongebruikelijk is bij opdrachtonderzoek voor overheden, maar dient in overleg met de onderzoeker te worden vastgesteld. De Akademie pleitdan ook voor het afschaffen van eenzijdige contracten tussen onderzoeker en overheid zoals geregeld in de ARVODI, waar de beslissing rond openbaarmaking van de onderzoeksresultaten geheel bij de overheidsopdrachtgever wordt gelegd. Ook de intussen aangepaste ‘nieuwe’ ARVODI richtlijnen lijden nog aan dit euvel. De KNAW stelt voor om bij de ontwikkeling van concrete ‘voorbeeldrichtlijnen’ bij opdrachtonderzoek voor de overheid een zo groot mogelijke eenvoud te betrachten”.

In een toelichting schrijft de KNAW: “Eind vorig jaar besloot het kabinet de gedragscode van de Vereniging van Universiteiten (VSNU) voor verantwoord wetenschappelijk handelen in alle publieke onderzoekinstellingen als richtlijn te hanteren. De Akademie juicht dat toe, maar vindt dat aan deze ‘lichte’ gedragscode een aantal scherpere aanvullende eisen moet worden gesteld, zoals in de eerder genoemde verklaring van wetenschappelijke onafhankelijkheid valt te lezen.

De VSNU-gedragscode schrijft voor dat de universiteiten een, bij voorkeur openbaar, register van nevenwerkzaamheden van hun onderzoekers bijhouden. Daarin moeten ook de bijzonder hoogleraren worden vermeld die door andere partijen worden betaald. De KNAW pleit voor openbaarmaking van die registers op een eenvoudig te vinden website, bijvoorbeeld die van de VSNU.

De Akademie is van mening dat gedragscodes pas gaan leven als ze geïnternaliseerd zijn door onderzoekers en leidinggevenden. Besturen en directies van onderzoekinstellingen hebben een belangrijke taak om het naleven van de gedragscode te bevorderen.

Van groot belang is ten slotte dat óók de overheid als opdrachtgever de gedragscode erkent. In de praktijk wordt het openbaar maken van onderzoeksresultaten nog wel eens getraineerd of zelfs verboden. Maar ook in politiek gevoelige gevallen moet de overheid het recht op openbaarmaking binnen uiterlijk twaalf maanden respecteren, dezelfde termijn als die bij onderzoek met bedrijven wordt gehanteerd. En de wijze waarop dat gebeurt, dient in onderling overleg tussen de onderzoekers en de opdrachtgever te worden vastgesteld, en mag niet eenzijdig worden opgelegd”.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK