Hoe fondsenwerving in Nederland verandert

Nieuws | de redactie
2 april 2008 | De Tien geboden van fondsenwerving van prof. Geert Sanders op ScienceGuide hebben tot veel respons geleid. Een HO-directeur fondsenwerving beklaagde zich bij Sanders over "de veelvuldige en nadrukkelijke aandacht" voor zijn vak. Bekwaam als hij was in het selecteren van informatie die wel en niet onder ogen moest komen bij zijn CvB, "lukte hem dit niet bij de tien geboden die via ScienceGuide werden gepubliceerd. Het was duidelijk dat hij zich hierdoor in zijn comfort zone voelde aangetast”.

Maar over het algemeen leidden de publicaties van Sanders tot enthousiasme en nieuwsgierigheid. “Zo hebben universitaire fondsenwervers de wekelijkse publicatie aangegrepen als kansen om hun Colleges van Bestuur te laten zien wat fondsenwerving zoal behelst. Verder heeft een grote alumnivereniging de publicatie van de tien geboden als aanleiding aangegrepen om de bestuurders van hun universiteit te bevragen op wat zij doen aan relatieontwikkeling en fondsenwerving en wat hun plannen zijn voor de (naaste) toekomst. Tenslotte heeft de publicatie ertoe geleid dat er zowel vanuit het Ministerie van OCW, als vanuit de VSNU vragen zijn gesteld ter nadere toelichting op het eindrapport”.

Sanders schreef zijn Tien geboden van fondsenwerving aan de hand van een rapport van de EU Expert Group op dit terrein waaraan hijzelf meewerkte. In een brief aan zijn collega’s van deze Expert Group vertelt Sanders over de effecten van deze reeks. Die brief vormt tevens ook de afsluiting van de reeks analyses en beschouwingen.

Beste collega’s van de EU Expert Group,

Het is vier maanden geleden dat wij in een Launch Conference in Brussel ons eindrapport ‘Engaging Philanthropy for University Research’ naar buiten brachten. Hieraan hadden wij in onze Expert Group ‘Fundraising by universities from philanthropic sources: developing partnerships between universities and private donors’ een jaar lang gewerkt.

Aan het eind van de conferentie nam ieder van ons de opdracht mee naar huis om in eigen land de verspreiding van de inzichten en de tien hieruit afgeleide aanbevelingen ter hand te nemen. Tijdens mijn terugreis van Brussel naar Groningen kwam mij het beeld voor de geest van de tien geboden, die in de loop van tien weken zouden worden gepubliceerd in de wekelijks verschijnende internetkrant ScienceGuide. Hierdoor zou binnen de internet-gemeenschap van bestuurders en docenten in het hoger onderwijs in Nederland, gedurende drie maanden, voortdurend aandacht worden besteed aan universitaire fondsenwerving. Zo verbeeld, zo gedaan. In de afgelopen periode zijn de publicaties wekelijks verschenen.

Ons EU-eindrapport was het resultaat van een intensieve dialoog, waarin wij ons aan de hand van verhalen en wetenschappelijke analysen hebben gevoed met elkaars ervaringen en waarin wij ons hebben laten voorlichten door de crême de la crême aan universiteitsbestuurders, directeuren fondsenwerving en adviseurs, afkomstig van zowel Europese landen als de Verenigde Staten en Canada. Onze belangstelling ging niet alleen uit naar best practices maar ook naar worst practices.

Wij daagden elkaar uit, zowel op het vlak van de cognitieve intelligentie als dat van de emotionele intelligentie. Wat het laatste betreft: wij ontdekten dat het bij fondsenwerving gaat om een ambacht dat wordt beoefend vanuit het hart. Hoe zouden universiteiten anders in staat zijn om met hun alumni een band voor het leven aan te gaan? Dit vraagt wel van de universiteitsbestuurders en de fondsenwervers dat zij hun eigen emoties leren kennen, dat zij leren om met die emoties om te gaan en dat zij leren om de emoties van anderen te herkennen en om hier aandacht aan te besteden.

Maar fondsenwerving kan ook niet zonder de beste competenties op het terrein van management en organisatie. Hoe bereid je een universiteit voor op het invoeren van fondsenwerving en op het beoefenen ervan? Welke strategie is hiervoor het meest geschikt? Hoe ontwikkel je een permanente evaluatie van de fondsenwerving op basis waarvan je de noodzakelijke bijsturingen kunt doen? En hoe ga je het meest effectief om met geldende fiscale en juridische regelgeving?

Wij hebben geprobeerd om de fondsenwerving vanuit allerlei perspectieven in kaart te brengen: verschillen tussen nationale culturen; verschillen tussen de oude – en de nieuwe(re) EU-landen; verschillen tussen wervers van fondsen en verschaffers van fondsen; en verschillen in fiscale en juridische systemen tussen de EU-landen. Tegelijkertijd waren wij op zoek naar de algemeen geldende principes met betrekking tot effectieve fondsenwerving en naar constanten waar het gaat om universitaire – en maatschappelijke condities als voedingsbodem voor fondsenwerving.

Aan de genoemde onderwerpen hebben wij in ons eindrapport volop aandacht besteed, vaak aan de hand van gevalsbeschrijvingen. Verschillende universiteiten hebben wij gepresenteerd, waaronder die waaraan wijzelf zijn verbonden. Hetzelfde gold voor de verschillende vermogensfondsen. Na verloop van tijd begonnen wij ons goed thuis te voelen in het door ons in kaart gebrachte Europese landschap.

Toen ik in december j.l. dan ook begon met de beschrijving van de tien geboden, ging ik ervan uit dat dit een niet zo omvangrijke exercitie zou zijn, aangezien ik voor elk gebod het materiaal gemakkelijk uit ons overzichtelijke eindrapport zou kunnen putten. Ik kwam er al snel achter dat dit een onjuiste aanname was. Elk gebod wilde ik namelijk illustreren met een indringende gevalsbeschrijving, zoals het Karolinska Instituut in Stockholm, de Université Catholique de Louvain, de Universiteit van Bristol, de Lundbeck Foundation in Denemarken, het Stifterverband für die Deutsche Wissenschaft in Duitsland, de Chalmers Universiteit te Gotenburg, de Jacobs Universiteit te Bremen en de Koning Boudewijnstichting te België.

Voor elke casus heb ik extra bronnenonderzoek gedaan, waarbij ik soms direct contact heb opgenomen met vertegenwoordigers van de genoemde instellingen. Keer op keer werd ik getroffen door de openheid van de genoemde instellingen en door hun bereidheid om de door mij gevraagde informatie te verschaffen. Zo kreeg elke casus voor mij extra diepgang vergeleken met het inzicht dat ik eerder in de Expert Group had opgedaan.

Met de publicatie van de tien geboden in Nederland heb ik elk van de aanbevelingen uit ons eindrapport expliciet onder de aandacht willen brengen van bestuurders, onderzoekers en docenten die aan universiteiten zijn verbonden. Wetend dat het onderwerp fondsenwerving bij de meeste Nederlandse universiteiten op hun strategische agenda staat, wilde ik hen een aantal handvatten aanreiken om het hier met elkaar over te hebben. Wat heeft dit in de praktijk zoal opgeleverd?

Wat betreft (internet-)nieuwsmedia, is een aantal geboden door hen overgenomen. Ook zijn geboden terecht gekomen in elektronische knipselkranten van koepelorganisaties voor hoger onderwijs en van knipselkranten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Maar hoe is de ontvangst geweest bij de professionals zelf?

Afgaande op mijn eerste prille indrukken, stel ik vast dat de tien geboden bij enkele universiteiten grote belangstelling en nieuwsgierigheid hebben opgeroepen. Zo hebben universitaire fondsenwervers de wekelijkse publicatie aangegrepen als kansen om hun Colleges van Bestuur te laten zien wat fondsenwerving zoal behelst. Verder heeft een grote alumnivereniging de publicatie van de tien geboden als aanleiding aangegrepen om de bestuurders van hun universiteit te bevragen op hetgeen dat zij doen aan relatieontwikkeling en fondsenwerving en wat hun plannen zijn voor de (naaste) toekomst. Tenslotte heeft de publicatie ertoe geleid dat er zowel vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als vanuit de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) de vraag is gesteld voor nadere toelichting op het eindrapport.

Naast genoemde positieve signalen, merk ik bij andere instellingen het niet aanwezig zijn van énig teken van reactie, hetzij in positieve -, hetzij in negatieve zin. Waar zou dit op kunnen duiden? Op een overmatige drukte vanwege de besognes van elke dag? Op een weinig aangesloten zijn op de buitenwereld? Op het genoeg hebben aan zichzelf? Op onverschilligheid jegens externe ontwikkelingen?

Tenslotte is er de categorie van negatieve reacties. Deze heb ik nauwelijks meegemaakt. Een uitzondering vormt het volgende voorval. Na verschijning van de eerste drie geboden zocht een directeur fondsenwerving contact met mij. Hij beklaagde zich over de veelvuldige en nadrukkelijke aandacht voor zijn vak. Bekwaam als hij bleek te zijn in het vóórselecteren van informatie die hij wel en die hij niet onder ogen wilde laten komen van de leden van zijn College van Bestuur, lukte hem dit niet bij de tien geboden die via ScienceGuide werden gepubliceerd. Het was duidelijk dat hij zich hierdoor in zijn comfort zone voelde aangetast.

Beste collega’s van de EU Expert Group,

In het voorgaande heb ik beschreven wat ik in Nederland met ons eindrapport heb gedaan. Uiteraard ben ik erg benieuwd naar jullie initiatieven en naar jullie nieuwe ervaringen. Hoe zouden wij die kunnen samenbrengen en kunnen bundelen als nieuwe en levende kennis met betrekking tot Engaging Philanthropy for University Research, het onderwerp dat ieder van ons zo fascineert?

Hartelijke groet en veel succes in jullie werk toegewenst,

Geert Sanders

Op 4 december 2007 bracht de EU Expert Group on Fundraising by Universities from Philanthropic Sources haar eindrapport uit. Professor Geert Sanders (RuG), een van de leden van de Expert Group, heeft in de afgelopen maanden de essenties van het rapport ‘Engaging Philanthropy for University Research’ samengevat in een speciaal voor Science Guide gemaakte reportage onder de titel ‘De tien geboden van fondsenwerving’.

Als directeur van de Stichting Ubbo Emmius Fonds voor relatiebeheer en fondsenwerving van de RuG introduceerde hij tussen 1998 en 2007 de relatiegerichte fondsenwerving in Nederland. In 2006 verscheen van zijn hand het boek ‘Fondsen werven: de relatiegerichte aanpak’ bij Koninklijke Uitgeverij Van Gorcum in Assen. Als bestuurder is Geert Sanders o.a. actief als voorzitter van SER Noord-Nederland.

In het geval dat u het EU-eindrapport ‘Engaging Philanthopy for University Research’ kosteloos wilt ontvangen, dan kunt u dit opgeven bij Geert Sanders, e-mail adres g.j.e.m.sanders@rug.nl, met hierbij de vermelding ‘bestelling EU- eindrapport’.






«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK