Spanning tussen onderzoek en praktijk van de lector

Nieuws | de redactie
17 april 2008 | In zijn lectoraat bij InHolland rond 'intellectueel kapitaal' wil Daan Andriessen bedrijven goed adviseren, maar tegelijkertijd nieuwe kennis genereren. Op een onderzoekscongres op de HU vertelde hij welke spanningen dat oplevert. “Maar al te vaak gebeurt het dat studenten voor hun afstuderen naar een bedrijf gaan om een concreet probleem op te lossen. Dat is consultancy, maar niet de ontwikkeling van nieuwe kennis."

Wat Andriessen ook ervaart ook zie, is dat studenten na drie jaar praktijkgericht hbo-onderwijs ineens “heel theoretisch onderzoek gaan doen, met veel SPSS en enquêtes. Studenten worstelen daarmee, want dat zijn ze niet gewend. Daar komen heel dikke rapporten uit waar vervolgens niets mee gedaan wordt.”

Sinds een paar jaar sta ik daarom een ander model voor, zo ontvouwde hij zijn visie. “Dat is dat je beide zaken tegelijkertijd doet. Je werkt aan een meer algemene onderzoeksvraag, en tegelijk help je een bedrijf met een concreet probleem. Zo kom je tot de ontwikkeling van mid-range kennis. Ik heb die benadering uitgewerkt met collega Tom van Weert in het artikel Onderzoeken door te verbeteren. In de organisatiekunde zijn heel veel concepten ontwikkeld, maar managers hebben daar heel weinig steun aan. Want wat betekenen die concepten voor concrete situaties? Ik richt me daarom in mijn lectoraat op het ontwikkelen van handelingstheorieën.

Een van de leden van mijn kenniskring, Don Ropes, doet momenteel onderzoek naar de vraag hoe je een leergemeenschap in een bedrijf kunt opzetten. Hij is begonnen met het schrijven van een onderzoekskader, en het ontwerpen van een conceptoplossing op basis van inzichten in de literatuur. Daarna is hij op zoek gegaan naar bedrijven die met dat probleem worstelen. Op grond van een diagnosestelling bepaalt hij of het bedrijf geschikt is om als casus te dienen. Als er sprake is van een match tussen zijn onderzoeksvraag en de situatie in het bedrijf, dan gaat hij de conceptoplossing daar implementeren en zijn handelen daar beschrijven. Wat hij daar leert, gebruikt hij om de conceptoplossing bij te stellen.

Vervolgens doet hij hetzelfde bij andere bedrijven. Zo help je bedrijven, en doe je tegelijk veel ervaring op door de advisering van verschillende bedrijven. Je kunt met name in verschillende situaties zien wanneer de door jou bedachte concepten wel werken en wanneer niet, en waarom niet. Zo ontstaat mid-range theorie”.

Kwaliteitszorg
Per 2009 moet iedere hogeschool een kwaliteitszorgsysteem hebben. Andriessen is kritisch over de benaderingen die hij ziet ontstaan. “Ik zie drie benaderingen ontstaan, één gericht op het meten van kwaliteit, één gericht op het creëren van de juiste randvoorwaarden binnen het onderzoekssysteem, en één op het onderzoek zelf.

“Deze benadering is ontstaan in de industrie, en heeft daar veel met controle te maken: hoe zorgen we dat alle bouten in de boutenfabriek aan het einde van het fabricageproces aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen? Doen ze dat niet, aan welke knoppen moeten we draaien om te zorgen dat dat wel gebeurt?

Deze werkwijze werkt niet in een organisatie die kennis ontwikkelt. Natuurlijk kun je ook daar proberen kwaliteit te meten. Maar dat heeft vaak wel een aantal perverse effecten. Stel dat je gaat meten op het aantal gepubliceerde artikelen. Dan zullen lectoren promovendi stimuleren om hun proefschrift te publiceren in de vorm van een bundel van artikelen. Mijn ervaring is echter dat de kwaliteit van een als boek geschreven proefschrift hoger is dan die van een bundel artikelen.

Een ander voorbeeld van een indicator is de mate waarin je geld binnenhaalt uit de derde geldstroom. Een lector gaat zich dan storten op het lezingencircuit en lucratieve consultancy opdrachten. De kwaliteit van het onderzoek zou dan wel omlaag gaan, want voor het ontwikkelen van nieuwe kennis blijft dan weinig tijd over. Een derde voorbeeld voor een indicator is de tevredenheid van klanten. Als je dat voor mijn lectoraat uit zou zoeken, dan zou je ontdekken dat niet al onze klanten tevreden zijn. Soms nemen we voortijdig afscheid van een bedrijf omdat er geen match is tussen het bedrijfsprobleem en onze onderzoeksvraag. Andere keren komen we met een halve oplossing aan. Dat helpt natuurlijk niet om de tevredenheid van bedrijven te verhogen, maar in het kader van ons onderzoek is dat soms gewoon nodig.

Randvoorwaarden binnen het onderzoekssysteem
Een tweede benadering is die van het systeemdenken. Die gaat ervan uit dat vanzelf goede kwaliteit wordt geproduceerd als je maar zorgt voor goede randvoorwaarden. Lastig is daarbij dat we nauwelijks weten wat goede randvoorwaarden zijn voor goed onderzoek. Veel hogescholen vallen dan terug op het model van het Instituut voor Nederlandse Kwaliteit. Maar ook dat model komt uit het industriële tijdperk, en is vooral gericht op beheersen en controleren. Voor kenniswerkers geldt echter: zodra je ze wilt controleren, gaat de kwaliteit omlaag. Wat zijn dan wel goede randvoorwaarden voor kenniswerk? Daar weten we nog heel weinig van. Een regel lijkt inmiddels wel duidelijk en die wordt mooi samengevat in de titel van het nieuwste boek van Matthieu Weggeman: Leidinggeven aan professionals. Niet doen!

Zelf ben ik van deze laatste benadering in toenemende mate gecharmeerd geraakt. Ik pas deze dan ook ook steeds vaker toe. Daarbij zijn er tijdens het onderzoek drie inhoudelijke mechanismen om de kwaliteit te borgen:

1.      Gebruik maken van bestaande kennis.
2.      Valideren bij de klant of je nog steeds op het goede spoor zit.
3.       Reviewen. Aan peers leg je je werk gedurende het onderzoek een aantal keer voor. Daarbij geef je ze een aantal criteria mee op basis waarvan ze het onderzoek beoordelen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK