Staatsfondsen passen niet in een open markteconomie

Nieuws | de redactie
16 april 2008 | Waarom stoot de Nederlandse staat bedrijven af en geeft hij buitenlandse overheden alle mogelijkheden om wél een grote rol te gaan spelen in onze economie? CDA-Kamerleden Jan ten Hoopen en Pieter Omtzigt willen betere bescherming van vitale sectoren als energie.



Niet voor niets heeft Den Haag zijn rol als aandeelhouder consequent verkleind. Staatsfondsen zijn geen anonieme investeerders en juist omdat zij politieke doelen kunnen nastreven, moeten ze snel openheid geven.

Staatsfondsen passen eigenlijk niet in onze economie; de Nederlandse overheid bezit zo weinig mogelijk aandelen en dan is het onlogisch om andere overheden bezittingen te laten nemen in strategische sectoren van Nederland.

In Nederland hebben we bewust gekozen voor een markteconomie, waarbij de productiemiddelen arbeid en kapitaal in particuliere handen zijn en niet het bezit van de overheid. Slechts in uitzonderingsgevallen neemt de overheid een rol op zich als aandeelhouder. Die rol is de afgelopen twintig jaar consequent verkleind: de overheid heeft aandelen in grote bedrijven als TNT, TPG, DSM en de Postbank verkocht.

De belangrijkste reden is dat de overheid slechter dan de private dienstverleningssector een efficiënte allocatie van productiemiddelen weet te realiseren. De overheid als aandeelhouder staat daarbij namelijk een stuk minder bloot aan de tucht van de markt. Alleen wanneer andere belangen meespelen, denk aan de nationale veiligheid bij de defensie-industrie of nucleaire sector of aan het transportmonopolie bij een luchthaven als Schiphol, heeft de staat een extra rol als aandeelhouder.

Elders in de wereld kiezen overheden er bewust voor om wel een fors aandelenkapitaal op te bouwen. De sovereign wealth funds van rijke oliestaatjes en van Rusland en China zijn nu al twee keer zo groot als alle hedgefondsen samen en zijn daarmee belangrijke spelers op de wereldkapitaalmarkt.

Terecht komt de regering met een belangrijke nota, waarin zij uiteenzet hoe zij tegen deze nieuwe ontwikkeling aankijkt. De korte samenvatting luidt dat deze fondsen geen bedreiging vormen voor de Nederlandse economie en dat slechts kleine aanpassingen in het beleid nodig zijn. De fondsen hebben namelijk niet aangetoond dat zij politieke doelen nastreven.

Dat laatste is niet verwonderlijk: het grootste fonds, dat van de Verenigde Arabische Emiraten met 875 miljard dollar, heeft in zijn hele bestaan nog nooit één verslag gepubliceerd en scoort een veelzeggende nul komma nul op de transparantiescore. Ze vertellen hun plannen niet, maar ze hebben in deze tijd van snel kapitaal, wel zo’n lange horizon, dat je niet wilt dat ze eerst hun agenda zelf bewijzen.

Deze fondsen worden nu eenmaal gestuurd door de machthebbers van landen waar democratie en rechtstaat vaak ontbreken. En deze machthebbers vinden het dus nodig om grote buitenlandse reserves aan te leggen en investeringen te doen in buitenlandse strategische sectoren, zoals energie en de Rotterdamse haven, waar ze grote belangen hebben.

Waren zij een democratie dan zouden deze landen meer geld in hun eigen land willen investeren en de opbrengsten laten uitgeven door de bevolking. In dictatoriale en feodale regimes bepaalt de machthebber van het moment het recht en het beleid. Een regimewisseling betekent daar meestal ook een wisseling van de politieke intenties van investeringen. Daarmee zit in zulke fondsen altijd een element van labiliteit ingebakken.

De Nederlandse regering noemt zelfs het ordeningsvraagstuk niet: waarom stoot de Nederlandse staat bedrijven af en geeft hij buitenlandse overheden alle mogelijkheden om wél een grote rol te gaan spelen in onze economie? De voorspellingen van zakenbanken wijzen immers op een vervijfvoudiging van deze fondsen in de komende tien jaar. Gelukkig is commissaris Peter Mandelson in Brussel iets wakkerder: hij wil openheid eisen van de fondsen.

Verbieden is niet aan de orde, al was het alleen maar omdat investeringen via ketens kunnen plaatsvinden en Nederland geen aandelen op naam kent. Nederland en de Europese Unie zouden meer openheid kunnen afdwingen, bijvoorbeeld in de belastingverdragen met de belangrijkste investeerders.

Deze afspraken kunnen het best op Europees niveau gecoördineerd worden omdat Europa een vrije kapitaalmarkt kent en om protectionisme te voorkomen. Verder kan via Europa ook dwingende regelgeving worden opgelegd, bijvoorbeeld om strategische sectoren als energie te beschermen tegen plotselinge ongewenste overnames.

En met zulke afgedwongen openheid uit Europa zijn misschien niet alleen de Nederlandse burgers gebaat – maar juist ook de burgers in de investerende landen: dan weten zij precies wat aan hun staat toebehoort en dus eigenlijk aan henzelf. Met politieke druk komt het geld op termijn toch in particuliere handen van de mensen daar zelf, bijvoorbeeld door er private pensioenfondsen van te maken, op afstand van de overheid.

Jan ten Hoopen en Pieter Omtzigt zijn lid van de Tweede Kamer voor het CDA.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK