Balkenende zelfkritisch over kennisbeleid

Nieuws | de redactie
28 mei 2008 | Premier Balkenende stelt uit de Lisbon Scorecard vast, dat Nederland een beetje 'de come back kid van Europa' is geworden in de jaren van zijn bewind. Maar hij hijst - zelfkritischer dan zelden tevoren- meteen de stormbal: "Onder het mooie kleed om onze schouders, gaan nog de nodige rafels en scheuren schuil.

Uit de lage groei in het eerste kwartaal van dit jaar, blijkt dat de Nederlandse economie niet onkwetsbaar is, en dat we zéér alert moeten blijven op de structurele versterking ervan. In een recente verkenning van het Innovatieplatform houden we onszelf een spiegel voor. En het beeld is niet altijd even flatterend.”

In een rede bij de presentatie van het Centre for European Refom gaf Balkende de volgende analyse:

Vandaag moet ik terugdenken aan de jaren 2002 en 2003. Weet u het nog? De International Herald Tribune schreef over Nederland het volgende.
“The Dutch economy – one of the few Continental success stories of the 1990’s – has now inherited the role as the sick man of Europe. An analyst at Morgan Stanley said: ‘it will continue to lag for some time’.”
The Wall Street Journal had het in die tijd over ‘the End of the Dutch Economic Miracle’. Het Duitse Handelsblatt was nog somberder: “Experten warnen: Niederländischer Wirtschaft droht der Abstieg.”

Het is nu vijf jaar later. En experts hebben opnieuw kritisch naar ons land gekeken. De experts van het Centre for European Reform dit keer. Hun conclusie luidt: Nederland is – samen met Oostenrijk en Estland – een ‘Europese held’. Ik citeer het rapport: ‘The Netherlands is in many respects the EU’s most succesful economy. Uniquely in the Union, it combines high levels of productivity with a high employment rate.’
Ik zou op grond van deze woorden bijna zeggen: Nederland is de economische come back kid van Europa.

Die revival in de afgelopen vijf jaar is een prestatie van ons land als geheel. Dit succes kent vele vaders en moeders. Werknemers die hard hebben gewerkt. Ondernemers die kansen hebben gegrepen. Researchers die hun kennis hebben gedeeld met bedrijven. Investeerders die risico durfden nemen. Lokale bestuurders die hun best hebben gedaan werklozen aan de slag te helpen. En kabinetten die deden wat nodig was. Het is mijn ambitie dat we een vaste plek houden tussen de landen met de sterkste economieën van de Unie. In uw ranglijst staan we net buiten de top drie, op nummer vier. Dank u wel daarvoor! Dat houdt ons wakker. We willen bij de beste drie horen.

Dames en heren, er zijn mensen die de economie beschouwen als een noodzakelijk kwaad. Als een bedreiging zelfs voor vrijheid en levensvreugde. Economie zou slechts gaan over geld verdienen. Zij maken een onderscheid tussen de economie en ‘het echte leven’. Dat is een miskenning van de essentiële betekenis die een sterke economie heeft voor een samenleving.
Alleen met een sterke economie hebben jonge mensen de kans om voor zichzelf een goede toekomst op te bouwen.
Alleen met een sterke economie kunnen we de beste voorzieningen voor zieken en ouderen creëren en in stand houden.
Alleen met een sterke economie blijven we stevig en zelfbewust overeind in de concurrentie met opkomende landen als China, India en Brazilië.

Uiteindelijk gaat het om de vraag in hoeverre we ons zeker kunnen voelen in een wereld waarin alles voortdurend in verandering is. Ik begrijp heel goed dat mensen zich zorgen maken als ze zien dat ontwikkelingen ver van huis – in de VS, in China of Rusland – hún land en hún leven raken. Ik begrijp heel goed het verlangen naar houvast en geborgenheid. Juist daarom is het werken aan een sterke economie die kansen biedt voor iedereen, een voortdurende opgave. Een taak waarbij onze aandacht nooit mag verslappen.

Een samenleving kan niet bloeien zonder dynamiek. Dynamiek betekent: banen, goede woningen, scholen en ziekenhuizen, ruimte voor creativiteit en kunst, aantrekkelijke steden, hoogwaardige voorzieningen, mogelijkheden voor investeringen in natuur. En zo kan ik doorgaan. Als de dynamiek uit een samenleving verdwijnt, sterft ook de hoop op een betere toekomst. Ik geniet ervan als ik jonge mensen spreek die enthousiast vertellen dat ze na hun opleiding snel een uitdagende baan hebben gevonden. Ik geniet ervan als ik hoor dat iemand van 52 jaar vol verwachting aan een nieuwe studie begint. Ik geniet ervan als een ondernemer me trots rondleidt door zijn nieuwe productiehal waarin met minder energie en afval, betere producten worden gemaakt.

Dát helpen mogelijk maken. Daar gaat het om in de politiek. Voor dynamiek is een veranderingsgezinde mentaliteit nodig. Een activerende sociale zekerheid, een goed werkende arbeidsmarkt en een aantrekkelijk klimaat voor ondernemers. Basisvoorwaarden die de nodige hervormingen vergen. Hervormen is niet gemakkelijk. Dat weten we in Nederland maar al te goed. Hervormingen kunnen pijnlijk zijn. Of ze kunnen bij mensen de vrees voor pijn opwekken, en dat voelt bijna net zo erg.

Toch zien we dat hervormingen die Nederland heeft doorgevoerd, succes hebben. Ook in het persoonlijk leven van mensen. Werklozen die dankzij de nieuwe wet Werk en Bijstand weer aan de slag zijn gekomen, hebben hun zelfrespect herwonnen en zijn blij dat ze weer actief kunnen zijn. Ouderen die vroeger voor hun zestigste jaar met vervroegd pensioen gingen, ontdekken dat het óók heel leuk kan zijn om wat langer door te werken.
Jongeren en ouderen durven sneller de stap naar een eigen bedrijf te zetten omdat ze zien dat de overheid het hen gemakkelijker maakt.

Dames en heren, Nederland is het op twee na welvarendste land in de Europese Unie. Onze werkloosheid is het laagst van alle EU- landen. Tegelijkertijd hebben we een van de meest open economieën. Dat bewijst dat openheid eerder een kans is dan een gevaar. Openheid is altijd een drijvende kracht achter onze welvaart geweest. Van onze export gaat meer dan drie kwart naar de andere EU-landen. Wij zijn bij uitstek gebaat bij een vrije en eerlijke Europese markt. Onze toekomst ligt in Europa. Ik ben het eens met José Manuel Barosso, die de Europese Unie ‘het juiste antwoord op de globalisering’ heeft genoemd.

Hoe concurrerender en sterker Europa is, hoe beter dat voor Nederland is. Vandaar dat we ons van het begin af aan sterk hebben gemaakt voor de Lissabon-agenda. De resultaten daarvan zijn een goed voorbeeld van Europese daadkracht. Veel Europese landen voeren noodzakelijke hervormingen door, méér dan vaak wordt gedacht. Het rapport van het Centre for European Reform geeft inspirerende voorbeelden van landen die flinke stappen vooruit hebben gezet. Bij de aanpak van administratieve lasten. Bij het hervormen van belastingen om werken te stimuleren. Bij het flexibeler maken van de arbeidsmarkt. Bij het aanjagen van innovatie.
Deze hervormingen hebben geleid tot een structurele verbetering van de Europese economie. En daar profiteren we allemaal van.

Toch is het van het grootste belang kritisch op onszelf te blijven. Want er is nog heel veel te doen, zoals het CER ook aangeeft. Europa mag geen moment achteroverleunen. Juist nu de economische vooruitzichten minder zijn en we de gevolgen van de kredietcrisis ondervinden, moeten we doorzetten met de Lissabon-agenda. En na 2010 zal het werk niet zijn gedaan! We zullen dan opnieuw een strategie nodig hebben voor economische groei. Er is geen einddatum voor de Lissabon-agenda. Belangrijke vraag is daarbij hoe we draagvlak houden voor een hoog hervormingstempo. Daarvoor is het nodig om de sociale agenda en de duurzaamheidsagenda meer te verknopen met  de Lissabon- strategie.

Dames en heren, is Nederland een ‘role model’ voor andere landen? Nee. Tenminste: beslist niet in alle opzichten.
Onder het mooie kleed dat het CER om onze schouders hangt, gaan nog de nodige rafels en scheuren schuil. Uit de lage groei in het eerste kwartaal van dit jaar, blijkt dat de Nederlandse economie niet onkwetsbaar is, en dat we zéér alert moeten blijven op de structurele versterking ervan. In een recente verkenning van het Nederlandse Innovatieplatform, waarvan ik voorzitter ben, houden we onszelf een spiegel voor. En het beeld is niet altijd even flatterend. Onze productiviteit ligt inderdaad hoog. Maar ze groeit langzamer dan in andere landen. Dit heeft veel te maken met onze vernieuwingsgezindheid. Of liever gezegd: het gebrek daaraan.
Een op de zes werknemers in Nederland is actief bezig met zijn of haar ontwikkeling. In Zweden is dat één op de drie. Van de Nederlandse bedrijven is een derde bezig met procesvernieuwing. In Duitsland is dat twee derde.
Innovatieve producten maken 7 procent uit van de omzet van Nederlandse bedrijven. In Finland is dat twee keer zoveel.

Nederlanders houden van degelijkheid. Ze zijn niet zo gemotiveerd om risico’s te nemen. Die voorzichtige houding heeft natuurlijk goede kanten. Zolang ze maar niet leidt tot krampachtig vasthouden aan de status quo. Een vernieuwingsgezinde mentaliteit is essentieel! Wij willen Nederland innovatiever helpen maken. Daartoe voeren we een ambitieuze agenda uit. De investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie zijn fors verhoogd, tot 2,2 miljard euro in 2011. Terwijl sommige andere landen erin slagen veel hoogopgeleide buitenlanders aan te trekken, kiezen relatief weinig kenniswerkers voor Nederland. Als u me een uitstapje buiten Europa permitteert: het percentage hoogopgeleide buitenlanders in Canada is vier keer zo hoog als in Nederland. Dan doen we toch iets niet goed.

We moeten niet afwachten, maar actief op zoek gaan naar de mensen die we nodig hebben, vooral in Azië. Talent spotten, interesse kweken voor Nederland en vervolgens niet rusten voordat geïnteresseerde mensen ook werkelijk in Nederland actief kunnen zijn. Procedures mogen daarbij geen obstakel zijn. Om dat te bereiken, willen we een speciaal programma starten. Ook wil Nederland meer buitenlandse kennisintensieve bedrijven aantrekken. En Nederlandse bedrijven moeten innovatiever worden. Het is leuk om te zien dat een Nederlands instrument als de innovatievoucher voor het MKB, ook andere landen inspireert. Zo kent Oostenrijk inmiddels de Innovationsscheck.

Dames en heren, naast innovatie is het ook dringend noodzakelijk dat we het arbeidsaanbod in Nederland vergroten. De vriendelijke woorden van het CER aan ons adres, waardeer ik erg. Maar ze stellen me niet gerust. Veel te veel mensen in Nederland werken niet, terwijl ze dat met een duwtje in de rug vaak wel zouden kunnen. Of ze werken maar een klein aantal uren. Daar verandering in brengen is een van onze vaste voornemens. Over acht jaar moet de arbeidsparticipatie in Nederland 80 procent zijn.

Dames en heren, vorige maand plaatste de Franse tak van uitzendorganisatie Manpower deze advertentie in Le Monde . ‘En France, trouver un emploi prend quatre fois plus de temps qu’aux Pays-Bas.’ – In Frankrijk kost het vier keer zoveel tijd om een baan te vinden dan in Nederland. – Het is natuurlijk een hele eer deze lof toegezwaaid te krijgen. En dat nog wel uit Frankrijk! Maar toch laat ik me daardoor niet in slaap wiegen.
Zelfvertrouwen? Ja! Zelfgenoegzaamheid? Nee!! Want Nederland heeft nog heel veel werk te doen.








«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK