De hogeschool zou toch University of Applied Sciences worden?

Nieuws | de redactie
18 juni 2008 | Dymph van den Boom is rector van de UvA en trekt bij de HvA tegelijk het lectorenbeleid. Aan ScienceGuide vertelt ze hoe de wo-traditie van R&D-borging en valorisatie veel kan opleveren voor hbo-onderzoek. "We zijn voortdurend bezig de evaluaties breder te maken. Daar kunnen we het nodige uit vertalen naar het praktijkgerichte onderzoek in het hbo." Ook laat ze zien waar de pareltjes daarin zitten en kraakt een kritische noot voor de HBO-raad op dit terrein.


U komt uit het universitair onderzoek en werd bij uw benoeming geconfronteerd met een nieuwe verantwoordelijkheid: die voor de lectoraten bij de HvA. Was dat een extra corvee of zag u daar muziek in? 

Ik vind het juist leuk om als rector ook lid van het college van bestuur van de HvA te zijn. Daar komt nog bij dat ikzelf een hbo-opleiding heb gedaan! Het is vooral leuk om betrokken te zijn bij de start van de onderzoeksdiscussie in het hbo. Daar bij te zijn als rector is goed voor beide, voor de universiteit en voor de hogeschool.

De verbinding van die discussie en van de verdere ontwikkeling van de lectoraten met de universiteit is een goede. Het hbo kan baat hebben bij de kwaliteitszorg van het onderzoek die de universiteiten hebben ontwikkeld. En het vormt ook een nuttige bijdrage aan de discussies die binnen het wo gevoerd worden over valorisatie van onderzoek en de betekenis daarvan voor de samenleving.

De borging van het werk van de lectoren en van de kwaliteit van de lectoraten levert een soms moeizame discussie op. Op het congres aan de HU daarover zag je middelpuntvliedende krachten opdoemen. Is dat bij de UvA-HvA ook merkbaar?  

Wat ik zie is dat de rol van de lector aan het veranderen is. Ze begonnen veelal in hun eentje, als een beetje eilandjes binnen de organisatie. Bovendien is te merken dat de opleidingsdomeinen in het hbo op dit terrein erg verschillen van elkaar. De lectoren in de gezondheidszorg bij ons werken bijvoorbeeld intensief samen met het AMC, de onderzoekers, artsen, hoogleraren daar. Ze zitten ook fysiek bij elkaar. Op andere terreinen is dit veel minder ontwikkeld.

Daarnaast zijn veel van de docenten in het hbo goede vakmensen in hun onderwijstaak, maar veelal niet getraind in het doen van onderzoek. Kenniskringen kun je dus wel bemensen met docenten, maar daarmee is nog niet gezegd dat de lector een onderzoekseenheid heeft waarin bijvoorbeeld de programmering en borging van het uit te voeren onderzoek een vast onderdeel van de werkwijze vormt.

Maar dat zijn wel vereisten wil het praktijkgerichte onderzoek in het hbo meer substantie krijgen dan het uitvoeren van contractactiviteiten voor mkb’ers en dergelijke. Dat is ook de lijn in de evaluaties vanuit onder meer SKO. 

Daarom is het nuttig als bij de inrichting van de kenniskringen en de borging van de kwaliteit breder gekeken wordt. Je moet in elk geval hbo-docenten erbij halen die enige R&D-ervaring hebben en daartoe ook gemotiveerd zijn; mensen die een masteropleiding gevolgd hebben en natuurlijk de promovendi onder de docenten. Met hen in een kenniskring heeft de lector een goede startpositie om een onderzoekseenheid op te zetten.

Hier bij speelt een belangrijk punt. Veel lectoren doen hun best om flink wat subsidie en andere middelen uit opdrachten te verzamelen, zodat deze de bodem leggen voor het onderzoekswerk. Om zulk opdrachtonderzoek te doen, heb je de goede mensen nodig. Lectoren die van een universiteit stammen, hebben het daar makkelijker mee dan anderen. Ze kunnen sneller aio’s of post-docs werven, weten de goeden te vinden en kunnen met hen sneller een goede onderzoeksprogrammering neerzetten.

Waarom toch?

Maar voor je het weet is dan het enige echte ‘hbo’-element van zo’n lectoraat de formele aanstelling van de lector. Hoe wilt u die aio’s bijvoorbeeld zorg laten dragen voor de vertaling van de resultaten naar de body of knowledge en curricula van de relevante opleidingen? Dat zal hen maar weinig zeggen.

Je moet bij zo’n aanpak er zeker voor waken dat het lectorale onderzoek losgezongen raakt van de hbo-curricula waar het juist voedend voor moet zijn. Daarom moet een kenniskring – na die fase die de bodem legt – er ook docenten bij betrekken met minder onderzoekservaring. Dit type werk zou ook een structureel onderdeel van de loopbaan van docenten moeten kunnen worden en niet ‘extra uren inzet bovenop de onderwijstaak’ zoals het nu veelal is.

Op deze wijze zijn de borging en haar middelpuntvliedende trend nog niet werkelijk opgelost.

Juist dat is een gebied waar we veel van elkaar kunnen leren. Ik wees al op de traditie van R&D-borging en de valorisatiediscussies bij de universiteiten. We zijn voortdurend bezig de evaluaties breder  te maken, bijvoorbeeld door de inzet van het ERIC-systeem. Daar kunnen we het nodige uit vertalen naar het praktijkgerichte onderzoek in het hbo. We kunnen veel meer kennis en ervaring uitwisselen tussen hogeschool en universiteit op een terrein als dit!

Ik begrijp dat de HBO-raad nu overweegt tonnen te gaan steken in de opzet van een systeem van kwaliteitszorg voor onderzoek. Dat zouden ze min of meer uit het niets gaan doen en verzinnen hoe zoiets zou moeten gaan werken. Waarom toch? Waarom gaan we niet veel meer samenwerken – zoals allerlei hogescholen nu ook al doen met universitaire partners – en samen leren van wat we op dit terrein al weten en in de praktijk toepassen?

We kunnen veel aan elkaar hebben in het opzetten van een en ander, met goede onderzoeksprogrammering waarin structurele borging is opgenomen. Zulke programmering is bovendien nodig om de invloed van te veel contractactiviteiten en van opdrachtgevers bij het ‘draaien van omzet’ te voorkomen. Als countervailing power helpt programmering bij het opbouwen van een echte R&D-praktijk in het hbo.

Diverser werk voor docent

Hbo-docenten kennen nu nog primair een onderwijsloopbaan met weinig diversiteit, op doorstroom na naar managementfuncties. Biedt deze benadering van de opzet van lectoraten hen niet een extra aan impulsen voor ‘levenlangleren’ en ontwikkeling van hun expertise?

Ik vind dat we hen meer de ruimte moeten geven om zelf extra’s toe te voegen in het praktijkgericht onderzoek. Dat is nu geen vast deel van de docententaak in het hbo zoals die door OCW bekostigd wordt. In het wo is dit anders, dat kent wel twee gelijkwaardige primaire processen, onderzoek en onderwijs. Dit werkt door in het verdeelmodel van de middelen bij de bekostiging van universiteiten. Het primaire proces in het hbo is onderwijs, maar het zou wel helpen als er voor praktijkgericht onderzoek -voor die docenten die deel uitmaken van een kenniskring van een lector – structureel geld ter beschikking zou komen.

Het nieuwe bekostigingsstelsel voor het hoger onderwijs zou dit ten principale kunnen oplossen. Maar in het akkoord daarvoor is dit punt niet meegenomen, toch? Een gemiste kans dus?

Dat dacht ik wel. We willen toch allemaal dat docenten meer variëteit in hun werk kennen, dat er meer mogelijkheden voor diversiteit in hun loopbaanontwikkeling komen? Dat zou je dan toch structureel moeten opnemen in de bekostiging van de docententaak? De hogescholen zouden toch Universities of Applied Sciences worden, dat is toch wat we willen?

Hoe vertaalt u deze visie naar uw eigen instelling?

We stellen eisen, dat weten de lectoren. Het moeten gepromoveerde onderzoekers zijn, met een zekere uitzonderingsmogelijkheid bij de sector techniek. We willen dat ze onderzoek kennen uit de werkelijkheid. Door waar mogelijk gecombineerde aanstellingen door te voeren, aan de universiteit en de hogeschool tegelijk, bereiken we een versnelling.

Snel na mijn aantreden hebben we een ‘raad van lectoren’ ingesteld en daarmee een begin kunnen maken met meer coördinatie van de onderzoeksactiviteiten en hun aanpak. Zo kunnen we veel meer best practices uitwisselen tussen de zeven hbo-domeinen en hun onderzoek.

Allerlei goede punten van aandacht komen nu aan de orde dankzij die raad: hoe bed je hbo-onderzoek in? Zijn er meer vormen denkbaar dan het model van de kenniskring, zoals een expertisecentrum dat we nu bij pedagogiek opzetten? Waar en hoe moet een lector publiceren, waar zijn vakpublicaties zinnig? Hoe ga je middelen uit de tweede geldstroom regelen, hoe werk je met ZonMW samen in het kader van het nieuwe akkoord daarover, bijvoorbeeld?

Geen universiteitje spelen

Waar zitten volgens u de pareltjes van deze aanpak?

We kijken allereerst naar de domeinen waar UvA en HvA elkaar overlappen, waar beide sterk zijn. Daar kun je een extra impuls aan geven door de samenwerking. Ik noemde pedagogiek al, waar we bijvoorbeeld het Kohnstamm-instituut kennen. Daar gaat een gecombineerde hoogleraar-lector aanstelling de samenhang verder versterken.

Iets dergelijks gaat ook bij communicatiewetenschap gebeuren, bijvoorbeeld door de onderzoeksprogrammering onderling af te stemmen rond de ontwikkeling van het contractonderzoek. Zulke afstemming moet zich vooral richten op het goed profileren en aanvullen van het eigen karakter van het hbo- en universitair onderzoek. Zoals dat in de gezondheidssector al prima blijkt te werken, bij het AMC en het evidence based werken in de paramedische opleidingen en het hbo-onderzoek op dat terrein.

Erg interessant vind ik ook wat er in het domein ‘maatschappij en recht’ gebeurt. Daar is het terrein van de toegepaste psychologie sterk in ontwikkeling. Nu is de wo-opleiding relatief experimenteel gericht, met een focus op fundamenteel onderzoek. Dan kan het heel goed werken om vanuit het hbo het meer praktijkgerichte onderzoek en de opleiding met ander profiel daarnaast te zetten. Ze hebben elkaar echt iets te bieden en versterken elkaar zo.

Het onderzoek in het hbo is ook niet bedoeld geweest om ‘universiteitje te spelen’, maar het eigen hoger onderwijsprofiel en de body of knowledge van de hbo-opleiding te versterken.

En ik wil dat dit zo blijft. Onze universitaire opleidingen zijn primair geënt op fundamenteel  onderzoek. De hbo-opleidingen – en het onderzoek daarbij – moeten zich daar dan niet ook op gaan richten, maar praktijkvragen oppakken en uitdiepen. Dit helpt trouwens ook de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. De honourstrajecten in het hbo werken goed in deze benadering. Hun studenten hebben niet alleen meer mogelijkheden in de doorstroom, bijvoorbeeld naar de masters van de verwante opleiding bij de universiteit. Het blijkt dat hun studierendement in zowel de hbo- opleiding als in de wo-master duidelijk beter is. Ik vind dit een goed voorbeeld van een win- winsituatie voor het hbo én wo.








«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK